id
string | text
string | score
float64 | text_len
int64 |
|---|---|---|---|
<urn:uuid:c22f68e1-790c-4f44-8d13-a24a5e923d28>
|
Vanuit eigen ervaring met behandeling meedenken over kwaliteit van zorg
Patiëntvertegenwoordigers Carolien Hovenier en Janna Roozendaal zijn intensief betrokken bij het verbeteren van de kwaliteit van zorg. Ze willen de inbreng van patiënten bij de behandeling versterken en hopen dat de tot nog toe relatief slechte uitkomsten verbeterd kunnen worden. Gynaecologisch-oncoloog dr. Anne van Altena juicht patiëntenparticipatie toe en draagt daar zelf ook actief aan bij.
Van Altena promoveerde in 2012 op onderzoek naar het verbeteren van de kwaliteit van zorg voor patiënten met ovariumcarcinoom. ‘Ik zag dat de uitkomst van de operatie beter was als een gynaecologisch-oncoloog mee opeerdeerde en inmiddels is het een kwaliteitseis dat er altijd een gynaecologisch-oncoloog bij de operatie aanwezig is’, vertelt Van Altena. Dat er nu steeds meer ruimte is voor de betrokkenheid van patiënten bij de behandeling, vindt ze een heel goede ontwikkeling waar ze graag zelf actief aan bijdraagt. Ook in het onderwijs aan toekomstig artsen is de inbreng van patiënten zeer zinvol. ‘Bij de presentaties van studenten aan het eind van het onderwijsblok Vrouwenkanker nodigen we nu ook patiënten uit.
‘Mijn boek bevat informatie die ik zelf in eerste instantie gemist heb, zoals laagdrempelige uitleg over het diagnostisch onderzoek’
| 0.914675
| 810
|
<urn:uuid:e7df7284-a3ec-4cf0-91f9-3725011568f8>
|
Arseen en anorganische arseenverbindingen (CAS nr. 7440-38-2) worden beschouwd als kankerverwekkend voor de mens (classificatie categorie IA) en hebben een non-stogastisch genotoxisch werkingssmechanisme.
Voor arseen en anorganische arseenverbindingen gelden op dit moment geen publieke (wettelijke) grenswaarden. Die zijn er wel voor:
| Stofnaam | CAS nr. | TGG 8 uur mg/m³ | TGG 15 min mg/m³ |
|-----------------------------------------------|-----------|-----------------|------------------|
| Arseenpentoxide (als As) | 1303-28-2 | 0,025 | 0,05 |
| Arseentrioxide (als As) | 1327-53-3 | 0,025 | 0,05 |
| Arseenzuur | 7778-38-4 | 0,025 | 0,05 |
| In water oplosbare zouten van arseenzuur | | 0,025 | 0,05 |
| (als As) | | | |
| In water onoplosbare zouten van arseenzuur | | 0,05 | 0,1 |
| (als As) | | | |
De subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek (GSW) start de haalbaarheidstoets voor de invoering van publieke grenswaarden voor arseen en anorganische arseenverbindingen.
De te toetsen grenswaarde voor arseen en anorganische arseenverbindingen is: 0,28 microgram /m³.
Deze waarde komt overeen met het niveau van het streefrisico (risicogetal van 1 op $10^6$ extra sterfgevallen per jaar), zoals door de Gezondheidsraad afgeleid in zijn rapport *Arsenic and inorganic arsenic compounds* (2012/01OSH) van 11 december 2012¹.
---
¹ De door de Gezondheidsraad berekende waarde, die samenhangt met een extra kans op overlijden aan kanker van 4 per 100.000 ($4 \times 10^{-5}$) bij 40 jaar beroepsmatige blootstelling is gelijk aan het door
De Gezondheidsraad schrijft in zijn advies dat longkanker het kritische effect is na inhalatoire blootstelling. Er is voldoende kwantitatieve informatie beschikbaar over blootstelling aan arseen (afkomstig van een drietal cohorten van werknemers in kopersmelterijen) om de blootstellings-respons relatie kwantitatief te evalueren. Naast de streefwaarde van 0,28 µg arseen /m³ als TGG-8uur heeft de Gezondheidsraad een TGG-8uur van 28 µg arseen /m³ als verbodswaarde afgeleid.
Op basis van de beschikbare informatie acht de Gezondheidsraad het niet nodig een STEL (short term exposure limit, TGG-15min waarde) of ceilingwaarde af te leiden; ook een huidnotatie acht hij niet nodig.
De subcommissie vraagt u uitdrukkelijk aan te geven, als de invoering van de voorgestelde waarde uit oogpunt van technische haalbaarheid de branche voor grote problemen stelt, welk blootstellingsniveau wel realiseerbaar is of zal zijn en op welke termijn. U dient uw standpunt te onderbouwen met meetresultaten of reële schattingen van blootstellingen.
Informatie over de haalbaarheid van de voorgestelde waarde ontvangt de subcommissie graag vóór 20 september 2013.
De subcommissie benadrukt dat zij het belangrijk vindt informatie te ontvangen over de technische haalbaarheid van de voorgenomen grenswaarde. Dit betreft zowel informatie over de hoogte van de nieuwe grenswaarde als over de gebruikelijke overgangstermijn van zes maanden voor de invoering van de nieuwe grenswaarde.
De subcommissie heeft twee documenten ontwikkeld voor de toetsing van de haalbaarheid van grenswaarden voor genotoxische carcinogene stoffen; het bedrijvenformulier en de rapportageopzet. Zij verzoekt u dringend deze documenten als uitgangspunt voor uw rapportage van de resultaten van de haalbaarheidstoets te gebruiken. Ook voor die situatie(s) dat slechts bij benadering iets te zeggen is over bijvoorbeeld het aantal blootgestelde werknemers.
Een kopie van beide stukken is bijgevoegd.
Voor een exemplaar van de digitale versie van deze brief en beide documenten, of voor vragen over de procedure, kunt u zich wenden tot: [email protected].
Met vriendelijke groet,
Mevrouw B.P.F.D. Hendrikx
secretaris
__________________________________________
de subcommissie GSW gehanteerde streefrisiconiveau van 1 extra kans op overlijden op 1.000.000 (10⁻⁶) per blootstellingsjaar bij 40 jaar beroepsmatige blootstelling.
| 0.972035
| 10,993
|
<urn:uuid:1396b3da-8751-4d39-954b-924d6bc1b105>
|
“Toepassing van de KANS richtlijn door de bedrijfsfysiotherapeut”
Even voorstellen:
Léon Gardien, RBF
Inhoud:
Doel
KANS richtlijn <-> werkhervatting
De aanpak
Casus
Betekenis fysiotherapeut
Cinderella hypothese
taakeisen
motorische sturing
houding beweging kracht
inwendige belasting
weefsel schade / stoornis
klachten
psychosociale factoren (stress)
schade mechanismen
neuromotorische ruistheorie
rol gamma-systeem
Belangrijke werkgerelateerde factoren
• Langer dan twee weken verzuim → naar bedrijfsarts
• Repeterende en fysiek zware werktaken
• Ongunstige werktijden
• Niet optimale ergonomie op de werkplek
• Psychische en sociale (werk) factoren (hoge werkeisen/ervaren stress)
• Ervaren steun
Evidence based werkaanpassingen:
• Pauzebeleid
• Adequate muis en toetsenbord
• Ergonomisch optimaliseren van de werkplek
• Identificatie van stress
• Ontspanningsoefeningen en dynamische oefeningen
• Aanpassing werkeisen en mentale belasting
• Ondersteuning van de leidinggevende
Werkplekonderzoek individueel
Overleg met medewerker en leidinggevende
Inzicht in problematiek
Knelpunteninventarisatie
Plan van aanpak
Intake en bewegingsonderzoek
Vaststellen voorwaarden voor herstel
Werkplekonderzoek:
• Taak/handeling analyse en HARM
• 6 W model
Knelpunten in beeld
Oplossingen / plan van aanpak
* Organisatie / taakinhoud:
- Taakroulatie
- Taakverrijking
- Vlinderen
* Ergonomie / techniek:
- Werkplek-aanpassingen
* Gedrag:
- Werkwijze/werkhouding en werktechniek
Beeldschermergonomie
Het is inmiddels bekend dat men door het werken met beeldschermen gezondheidsklachten kan ondervinden. Het meest bekend is RSI oftewel de muisarm. Tegenwoordig wordt dit aangeduid met de verzamelnaam KANIS (Klachten Arm, Nek, Schouders). In de praktijk zien wij dat medewerkers met rugklachten ook problemen ondervinden met zitten. Een goed verstelbare stoel kan hier uitkomst bieden. Daarnaast kunnen er hoofdpijn en oogvermoeidheid ontstaan. Bij het voorkomen van klachten kunnen een aantal ergonomische producten uitkomst bieden. Bekend is inmiddels dat het continu werken in dezelfde houding tot klachten kan leiden. Naast een werkplek die een medewerker goed kan instellen blijven daardoor ook afwisseling van houding en het reduceren van langdurige stress belangrijke middelen om klachten te voorkomen of te verminderen.
Hulpmiddelen
Hulpmiddelen
Hulpmiddelen
Uw ergonomische mobiele werkplek
ergoQ
Laptopstation
Gardien
bedrijfsfysiotherapie
Betekenis voor de behandelend fysiotherapeut?
Succes met de behandeling en preventie van KANS!
| 0.986605
| 139
|
5dc33d86-6e77-4e7e-b04f-e1f5683f5dc0
|
Geestelijke gezondheid voor alle ouderen
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR PSYCHIATRIE
AFDELING OUDERENPSYCHIATRIE
OUDEREN
MISSIE
“De afdeling ouderen van de NVvP heeft tot doel om uitstekende behandeling en begeleiding van ouderen met een psychiatrische stoornis in Nederland te realiseren. Om die ambitie te bereiken en vast te houden, dragen wij als beroepsvereniging waar mogelijk bij aan het beleid en de organisatie van de ouderenpsychiatrie, de ontwikkeling van het vakgebied, de professionalisering van andere disciplines binnen de (psychiatrische) ouderenzorg, en de opleiding van ouderenpsychiaters.”
Afdeling ouderenpsychiatrie - Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
Inleiding
De afdeling ouderenpsychiatrie is als onderdeel van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) het orgaan waarin alle psychiaters landelijk verenigd zijn.
Nederland kent een goed ontwikkelde, specialistische ouderenpsychiatrie. Het aantal ouderen en hun levensverwachting neemt nog steeds toe, wat de ouderenpsychiatrie nog belangrijker, maar ook complexer zal maken. Om de kwaliteit van de psychiatrische zorg voor ouderen te waarborgen en verder te verbeteren, heeft de afdeling haar visie en doelstellingen voor de komende vijf jaar vastgesteld, en beschreven in dit document.
OUDEREN
INHOUD
Om onze missie te realiseren concentreren we ons de komende vijf jaar op een vijftal kern thema’s. Deze betreffen in de eerste plaats de oudere patiënt met een kwetsbaarheid om psychisch te ontregelen zelf en hoe we deze in onze Nederlandse samenleving willen helpen met goede psychiatrische diagnostiek, behandeling en begeleiding. Daarnaast betreft het een aantal thema’s die de ontwikkeling van onze discipline betreffen.
- De Patiënten 7
- De Maatschappij 10
- De Professionele ontwikkeling 13
- De Wetenschap 15
- Het Kwaliteitsbeleid 17
Hoofddoelstellingen voor de komende vijf jaar:
- In alle regio’s is specialistische ouderenpsychiatrie voorhanden, zowel ambulant als klinisch.
- Er is een landelijk netwerk van expertisecentra voor ouderen en intensieve samenwerking met alle relevante ketenpartners.
- Ouderenpsychiatrie blijft een aparte aantekening binnen de psychiatrie.
- Arts assistenten werkzaam buiten de psychiatrie worden geschoold in de ouderenpsychiatrie.
- Voor 2023 zijn er hoogleraren ouderenpsychiatrie verbonden aan alle Universitair Medische Centra.
- In het streven naar kwalitatief hoogstaande ouderenpsychiatrie in Nederland initieert de afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP het opstellen van relevante zorgstandaarden en participeert zij in beleidsontwikkelingen.
De Patiënten
Een goede geestelijke gezondheid is vereist om zelfstandig te functioneren en regie te voeren over het eigen leven. Aantasting van de geestelijke gezondheid van ouderen vermindert de kwaliteit van leven, vaak in grotere mate dan bij verlies van lichamelijke gezondheid. Bovendien worden lichamelijke ziekten vaak gecompliceerd door psychiatrische comorbiditeit, wat herstel negatief beïnvloedt. Goede zorg voor de oudere patiënt met een psychiatrische stoornis is derhalve essentieel in alle echelons van de gezondheidszorg. De complexiteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen vereist een hoge mate van specialisatie en daarmee regie vanuit de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg.
Het is van groot belang dat de ouderenpsychiater ingezet wordt bij de ketenpartners om als consulent mee te kijken en te triageren naar specifieke psychiatrische hulp. Dit kan zijn voor ouderen die verblijven in het algemeen ziekenhuis, in een klinisch geriatrische setting of in de Verpleeg- en Verzorgingshuizen (V&V). De ouderenpsychiater is expert op het gebied van psychiatrische stoornissen, maar kijkt daarnaast ook naar lichamelijk en cognitief functioneren, wat bij ouderen niet los van elkaar gezien kan worden.
Zij kunnen dat gaan doen door een drempelloze keten in hun regio te organiseren waarin patiënten met alle mogelijke problemen in gedrag en/of emotionele en andere psychische ontregelingen terecht kunnen. De ouderenpsychiater dient hiervoor een expliciete rol in te nemen in de zorg voor ouderen in het algemeen ziekenhuis en specifiek op een geriatrische afdeling, en in V&V. Dit betekent concrete afspraken m.b.t. consultatie, medebehandeling en waar nodig overname van de behandeling wanneer emotionele- of gedragsproblemen leidend zijn in de zorgvraag van patiënten. Dit alles volgens de principes ‘beter worden doe je in je eigen omgeving’, aandacht voor dingen die nog wel kunnen/eigen regie en zelfredzaamheid, maar ook ondersteuning, hulp en bescherming indien nodig.
De geestelijke gezondheidszorg staat onder grote druk; er moeten bedden afgebouwd worden, hulp moet meer ‘aan huis’ georganiseerd worden en het moet sneller en efficiënter. In sommige GGZ-organisaties leidt dit tot discussie over het wel of niet apart organiseren van een specifiek zorgaanbod voor ouderen. Afschaffen van dit specifieke aanbod leidt tot minder deskundigheid, stagneren van adequate zorg en gebrekkige samenwerking in de ketenzorg. Het organiseren van de ouderenpsychiatrie als specifieke entiteit binnen een grotere GGZ-organisatie, faciliteert een goede integratie met (somatische) ketenzorg. Een andere maatschappelijke trend die is ingezet, betreft het afschaffen van de verzorgingshuizen waardoor ouderen langer thuis verblijven en de hulp aldaar moet worden georganiseerd. Door problemen zoals lichamelijke en cognitieve achteruitgang, visusproblemen, en eenzaamheid, moet de zorg in de wijk beter georganiseerd worden om dit op te vangen.
De afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP zet in op specifieke specialistische ouderenpsychiatrie binnen GGZ-organisaties. De afdeling ouderenpsychiatrie wil dat ouderenpsychiaters in Nederland vanuit deze specifieke afdelingen een regierol innemen in de ketenzorg voor ouderen met psychiatrische problemen. Conform de nieuwe zorgstandaard hebben alle ouderen in Nederland dan toegang tot state-of-the-art medicamenteuze, psychotherapeutische en psychosociale interventies.
**Statements:**
- In alle regio’s is specialistische ouderenpsychiatrie voorhanden, zowel ambulant als klinisch.
- De gespecialiseerde afdelingen ouderenpsychiatrie zijn laagdrempelig bereikbaar voor de POH-GGZ, de basis-GGZ en de patiënt zelf.
- Afdelingen ouderenpsychiatrie moeten een stevige samenwerking met een nabijgelegen algemeen ziekenhuis hebben.
- In alle algemene ziekenhuizen is een ouderenpsychiater ter consultatie beschikbaar, zeker voor afdelingen klinische geriatrie.
In alle regio’s zijn ketenafspraken omtrent de zorg voor ouderen met problemen met geestelijke gezondheid.
De ouderenpsychiater heeft een consultatieve en triagerende rol bij de indicatiestelling voor psychiatrische zorg in de keten. Concreet betekent dit dat alle huisartsen, maar ook de V&V een ouderenpsychiater kunnen consulteren.
De afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP zet zich actief in om het stigma van psychiatrie bij ouderen te verminderen.
De Maatschappij
In de psychiatrie kan de grens tussen ‘ziekte’ en ‘normaal’ onscherp zijn. Psychiatrische stoornissen hebben een veelheid aan oorzaken, waarvan een deel zijn gelegen in het maatschappelijke domein. De sociale inbedding en ondersteuning, familierelaties, woonomstandigheden, financiële situatie, hobby’s en sport dragen bij aan het psychisch welzijn. Er kunnen belangrijke risicofactoren (uitlokkend en/of onderhoudend) in deze maatschappelijke factoren gelegen zijn. Deze factoren moeten meegenomen worden in de diagnostiek en behandeling. De samenwerking in de keten behelst voor de ouderenpsychiater niet alleen de medische ketenpartners, maar expliciet ook de welzijnssector. Betrokkenheid en aandacht voor familie en overige systeempartners is essentieel. Elke regionaal team moet hierin voorzien (zie zorgstandaard).
Het aantal ouderen in onze maatschappij neemt toe. Er komen meer ouderen met cognitieve problemen, steeds meer ouderen blijven thuis, chronisch psychiatrische patiënten worden ouder, en er komen meer ‘nieuwe’ ouderen die alcohol of andere middelen gebruiken. Hierdoor neemt het aantal crisissituaties rondom ouderen toe. De ouderenpsychiater zal zich in de komende periode nadrukkelijker beschikbaar moeten maken voor deze groep. Dit kan o.a. door in een crisissituatie de oudere patiënt direct naar de goede zorg toe te leiden.
Het door ontwikkelen van de specifieke regionale zorg voor ouderen met psychiatrische problematiek en het verankeren in de maatschappij (vermaatschappelijken) is een speerpunt voor de komende jaren. De afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP streeft een landelijk dekkend netwerk van regionale expertisecentra na. De afdeling is beschikbaar als gesprekspartner voor landelijke en regionale overheden en zal belangrijke thema’s agenderen. Zij behartigt de belangen van ouderen met psychiatrische problemen en wil deze op een positieve manier in het nieuws brengen. Het is van belang te investeren in woordvoerders op de verschillende thema’s. Deze trekken bij voorkeur samen op met de collega’s die vanuit de keten bij dezelfde problematiek betrokken zijn.
De afdeling ouderenpsychiatrie ziet het als haar plicht en roeping te investeren in de Europese ontwikkeling van de ouderenpsychiatrie. Er zijn contacten gelegd met verschillende zusterorganisaties in verschillende Europese landen en in de komende vijf jaar wordt onderzocht of een gezamenlijk programma van eisen voor de opleiding voor (Europese) ouderenpsychiaters kan worden opgesteld.
**Statements:**
- De afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP profileert zich als de gesprekspartner op het gebied van beleidsontwikkelingen rondom geestelijke gezondheidszorg voor ouderen.
- De afdeling ouderenpsychiatrie stimuleert het vormen van lokale netwerken waarmee het nut en de noodzaak van goede geestelijke gezondheidszorg voor ouderen in alle regio’s duidelijk wordt.
- In de komende jaren moet nieuw behandelaanbod gerealiseerd worden voor ouderen met (alcohol-)verslavingsproblematiek, met aan autisme verwante stoornissen en voor ouderen met persoonlijkheidsstoornissen. Speciale aandacht is vereist voor de inzet van meer psychotherapeutische hulp specifiek voor ouderen.
- De afdeling ouderenpsychiatrie voert, via het Verenigingsbestuur, een actief mediabeleid rondom de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen.
- Er is een landelijk netwerk van expertisecentra voor ouderen; vanuit dit netwerk zijn woordvoerders regionaal beschikbaar op relevante thema’s.
- De afdeling ouderenpsychiatrie werkt samen met de andere relevante beroepsverenigingen rondom de gezamenlijke thema’s.
De afdeling ouderenpsychiatrie investeert in Europese samenwerking op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen, de specialistische opleiding en wetenschappelijk onderzoek.
De Professionele ontwikkeling
De ouderenpsychiatrie heeft een sterke ontwikkeling doorgemaakt in de afgelopen vijf jaar. Hier heeft de tweejarige opleiding in het aandachtsgebied ouderenpsychiatrie, alsmede een groeiende wetenschappelijke interesse vanuit de universiteiten aan bijgedragen. Consolidatie is essentieel, naast doorontwikkeling voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen met ernstige psychiatrische stoornissen, verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek.
De ontwikkelingen in de maatschappij vereisen dat we in de komende jaren blijven inzetten op kwalitatief hoogwaardige ouderenpsychiaters. Voor de psychiaters die de interne NVvP aantekening ‘ouderenpsychiater’ willen verwerven wordt het huidige curriculum doorontwikkeld in lijn met de veranderende opleidingseisen. In de komende vijf jaar worden de toetsingscriteria voor deze aantekening verder uitgewerkt en komt er een verplichte eindtoets voor alle ouderenpsychiaters in spé.
Daarnaast is het van belang dat alle psychiaters – ook zij die zich niet verder specialiseren tot ouderenpsychiater – een substantiële kennismaking met de doelgroep ouderen in de algemene opleiding krijgen. Wij streven naar een vaste stage ‘ouderen’ in het algemene deel van de opleiding tot psychiater.
Voor de ouderenpsychiaters die al een aantekening hebben, bieden wij specifieke nascholing aan. Hierin zal een professionaliseringsslag gemaakt worden, zodat ook de herregistratie voor de aantekening beter onderbouwd kan worden.
In de (nabije) toekomst gaat de algemene gezondheidszorg nog meer over ouderen. Dat betekent dat veel studenten geneeskunde, coassistenten en basisartsen met ouderen komen te werken. Het is van groot belang dat ze goed worden opgeleid voor dit werk. Daarom is hoogwaardig onderwijs in de ouderenpsychiatrie op elke medische faculteit onmisbaar. Er zijn op dit moment 4 hoogleraren ouderenpsychiatrie in Nederland. De afdeling
ouderenpsychiatrie van de NVvP vindt dat er over 5 jaar aan elke faculteit Geneeskunde in Nederland een hoogleraar ouderenpsychiatrie zou moeten zijn.
Statements:
- Voor alle aios psychiatrie is een specifieke stage ‘ouderen’ in de opleiding tot psychiater verplicht.
- De ‘specialisatie’ tot ouderenpsychiater blijft herkenbaar vormgegeven in een specifieke aantekening ouderenpsychiater. Er worden kwalitatief goede aios aangetrokken voor het aandachtsgebied ouderenpsychiatrie.
- In de opleiding tot algemeen arts en ook in de specialistische zusteropleidingen (specialist ouderengeneeskunde, huisarts en klinisch geriater) is het onderwijs in de ouderenpsychiatrie goed geborgd.
- Er bestaat een goedlopende en kwalitatief hoogstaande nascholingscyclus voor ouderenpsychiaters.
De Wetenschap
Het wetenschappelijke onderzoek, dat binnen de ouderenpsychiatrie wordt verricht, staat internationaal hoog aangeschreven. Dit onderzoek is sterk gefocust op de meest voorkomende psychiatrische stoornissen bij ouderen, te weten affectieve stoornissen, waaronder stemmings-, angst- en somatische symptoom stoornissen en de neurocognitieve stoornissen. Dit onderzoek wordt gedreven vanuit de vier Universitair Medische Centra waar een hoogleraar ouderenpsychiatrie is aangesteld (Amsterdam (VU), Groningen, Leiden en Maastricht).
Ondanks deze positieve ontwikkelingen acht de afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP uitbreiding van het aantal leerstoelen ouderenpsychiatrie wenselijk. Hier is actief beleid voor nodig, zeker gezien het feit dat de huidige leerstoelen niet vanzelfsprekend worden gecontinueerd bij emeritaat van de zittende hoogleraar. Daarentegen vereist de toename van multidisciplinaire onderzoeksprojecten binnen de ouderenzorg een toename van het aantal senioronderzoekers in de ouderenpsychiatrie om het mentale welbevinden van ouderen voldoende voor het voetlicht te brengen. Tevens kan groei van het aantal onderzoekers binnen de ouderenpsychiatrie bijdragen aan verbreding van het onderzoek in de ouderenpsychiatrie. Hierbij wordt specifiek gedacht aan de oudere patiënt met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) en de oudere patiënt met verslavingsproblematiek. Beide patiëntcategorieën zullen naar verwachting fors toenemen in de komende jaren. Dergelijke onderzoeksprojecten worden vaak in nauwe samenwerking met de ouderencircuits van GGZ-organisaties uitgevoerd. Het ophellen van specifieke ouderencircuits binnen GGZ-organisaties om financieel-economische motieven is derhalve zorgwekkend, daar dit leeftijdsspecifiek onderzoek belemmert.
De afdeling ouderenpsychiatrie acht het cruciaal dat onderzoek primair gericht is op de specifieke aspecten van de oudere patiënt en daarmee een bijdrage levert aan het beter begrijpen en afstemmen van behandeling en zorg. Hiertoe dient meer aandacht te komen voor de impact van geriatrische aspecten op het ontstaan, diagnostiek, beloop en
behandeling van psychiatrische stoornissen bij ouderen. Expliciet wordt gedacht aan multimorbiditeit en fysieke kwetsbaarheid (frailty), beperkte neurocognitieve stoornissen, polyfarmacie, en vermindering van de zintuiglijke functies. Tot slot wordt in een tijdsgewricht van bezuinigingen en fusietendensen onderzoek naar organisatie van zorg, specifiek de meerwaarde van de ouderenpsychiatrie t.o.v. een leeftijdsonafhankelijke zorgpaden en -ketens, gestimuleerd.
**Statements:**
- Consolidering van het huidige niveau van onderzoek op het terrein van de affectieve stoornissen en gedragsproblemen bij beperkte en uitgebreide neurocognitieve stoornissen. Dit vereist goede opvolging wanneer de huidige hoogleraren met emeritaat gaan in de komende jaren.
- De wetenschappelijk interesse dient op stoornisniveau verbreed te worden naar de ernstige psychiatrische stoornissen en verslavingsproblematiek bij ouderen.
- De relevantie van de ouderenpsychiatrie als eigenstandige discipline dient specifiek aandacht te krijgen binnen het wetenschappelijk onderzoek. Geriatrische aspecten dienen expliciet meegenomen te worden in psychiatrisch onderzoek bij ouderen. Tevens dient meer zorgonderzoek verricht te worden.
- Voor 2023 zijn er hoogleraren ouderenpsychiatrie verbonden aan alle Universitair Medische Centra.
Het Kwaliteitsbeleid
De commissie Kwaliteitszorg van de NVvP heeft als motto voor de komende jaren: “Actieve reflectie: de psychiater stuurt op kwaliteit”. In het kwaliteitsplan worden twee breed geformuleerde doelen gesteld:
1. Elke psychiater bewaakt en bevordert de kwaliteit van de diagnostiek en behandeling door actieve reflectie en evaluatie.
2. Elke psychiater neemt zijn rol bij het toepassen en de innovatie van kwaliteitsinstrumenten binnen de diagnostiek en behandeling van patiënten met een psychiatrische aandoening.
Om de kwaliteit van diagnostiek en behandeling te bevorderen, moeten ouderenpsychiaters zichtbaar maken hoe dit eruit ziet voor ouderen met psychiatrische problematiek. Deze kwaliteit is terug te vinden in het specifieke opleidingsaanbod van aios in het aandachtsgebied ouderen en dat voor geregistreerde ouderenpsychiaters.
Voor de aios vindt de toetsing van de opleiding in het aandachtsgebied plaats via de Commissie Registratie Interne Aantekening (CRIA) van de NVvP. Voor de herregistratie van de aantekening ouderenpsychiatrie zullen specifieke criteria worden ontwikkeld waaraan de ouderenpsychiater wordt getoetst.
In de komende jaren wordt de generieke module ouderenpsychiatrie richtinggevend voor de kwaliteit. Belangrijk onderdeel van de kwaliteitsmeting is dat het in samenspraak met de doelgroep gedaan wordt. Patiënt Reported Outcome Measures (PROM) worden onderzocht en waar mogelijk geïmplementeerd in de komende jaren. PROM biedt goede mogelijkheden voor de kwaliteitsvisitatie en herregistratie. Naast de patiënt zelf zijn de naastbetrokkenen, meestal partner of kinderen, hierbij van belang.
Statements:
- De afdeling ouderenpsychiatrie van de NVvP zorgt voor continue kwaliteit op het gebied van opleiding en onderwijs van zittende en nieuwe collega’s.
- De afdeling ouderenpsychiatrie is betrokken bij het opstellen van zorgstandaarden voor algemene psychiatrische problemen en initieert deze op het gebied van doelgroep specifieke problemen.
- De afdeling ouderenpsychiatrie levert een deskundige t.b.v. de kwaliteitsregistratie van de interne aantekening (CRIA).
- De afdeling ouderenpsychiatrie is leidend in een kwalitatief hoogstaande ouderenpsychiatrie in Nederland.
PSYCHIATRIE
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse overheid, via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
| 0.953541
| 9,802
|
<urn:uuid:baac07cc-0873-4ab9-9cab-83e513dcb2d8>
|
Ontwikkeling kwaliteitsstandaard wondbehandeling noodzakelijk, maar wie gaat het doen?
Op 1 juli jongstleden heeft het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) de minister van VWS Edith Schippers het rapport “Analyse Complexe Wondzorg” toegezonden. Het rapport vormt volgens de samenstellers een tussenstap in het proces dat CVZ met de verschillende partijen is ingegaan om de kwaliteit van de wondbehandeling in Nederland te verbeteren. Het rapport is voor een belangrijk deel gebaseerd op het eerder verschenen rapport “Verkenning Wondbehandeling in Nederland” dat onderzoekers van het UMC Radboud te Nijmegen hebben gemaakt in opdracht van het CVZ. Het NTVW heeft al eerder uitvoerig stilgestaan bij dit rapport en heeft daar ook een aantal zeer kritische kanttekeningen bij gemaakt. Hoog tijd dus om te kijken naar de conclusies van het CVZ rapport.
Het CVZ legt de minister uit dat de geldende wet- en regelgeving op het gebied van verbandmiddelen niet aansluit op de huidige praktijk van de wondbehandeling en dat er sprake is van een gebrek aan professionele standaarden voor het gebruik van materialen. Ook is er veel onduidelijkheid over wie voor wat verantwoordelijk is binnen de wondzorg. Er blijken vooral veel knelpunten in het verwisselproces te zijn vooral binnen de eerste lijn en tussen de eerste lijn en de tweede lijn. Over het gebruik van producten wordt verder gezegd dat er geen wetenschappelijke onderbouwing is op grond waarvan een keuze wordt gemaakt voor de toepassing van een bepaald type product. Door gebrek aan evidence kan niet worden gesteld dat het ene product beter is dan het andere. Dat wil volgens het CVZ overigens niet zeggen dat geen enkel verband werkt.
Wie ontwikkelt de standaard?
In de rapportage aan de minister wordt verder uitgebreid stilgestaan bij een kwaliteitstandaard voor de wondbehandeling. Het CVZ stelt dat alle betrokkenen vinden dat er een dergelijke standaard moet komen en dat het logisch is dat al bestaande richtlijnen op het gebied van
het veneuze ulcus, het arteriële ulcus, het diabetische ulcus en decubitus hierin worden opgenomen. Het CVZ vindt dat in de kwaliteitstandaard ook moet worden afgesproken welke (soorten) producten bij voorkeur gebruikt moeten worden, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de kosten.
De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van deze standaard ligt volgens het CVZ bij de professionals, de cliënten en de zorgverzekeraars. Ja, u leest het goed: bij de ontwikkeling van een kwaliteitsstandaard
Gaan zorgverzekeraars en cliënten de inhoud van het werk van de professional bepalen?
wondbehandeling moeten ook cliënten en zorgverzekeraars een belangrijke rol spelen! En, wordt er dan aan toegevoegd, “een dergelijke standaard kan een goede basis vormen voor verzekerders om te beoordelen welke producten voor de behandeling van complexe wonden voor vergoeding in aanmerking moeten komen.” Het komt er dus op neer dat volgens het CVZ de zorgverzekeraars de kwaliteitstandaard opstellen en op basis daarvan bepalen welke producten wel en welke niet gebruikt kunnen worden. Dit is toch wel erg het verhaal van de slager die zijn eigen vlees keurt. Maar los daarvan: hoe kan het CVZ de positie van de professionals bij dit proces zo onder het tapijt schuiven. Het kan toch niet zo zijn dat zorgverzekeraars en cliënten de inhoud van het werk van de professionals gaan bepalen.
Als vaktijdschrift wil het NTW daar stelling te tegen nemen. Het is teleurstellend en ook onbegrijpelijk dat volgens het CVZ deze drie partijen verantwoordelijkheid zijn voor het ontwikkelen van een kwaliteitstandaard voor wondbehandeling. De verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van zo’n standaard hoort te liggen bij wondprofessionals. Het is duidelijk dat dat op een heldere en transparante manier moet gebeuren. Maar het is even duidelijk dat zorgverzekeraars en cliënten in een totaal andere fase van het proces hun verantwoordelijkheid en hun functie kunnen en moeten vervullen bij het streven naar meer kwaliteit.
Functiegericht
Tot slot nog dit. Het CVZ constateert dat de huidige wet- en regelgeving op het gebied van verbandmiddelen niet aansluit op het zorgproces rond wondbehandeling. Na een afweging van verschillende scenario’s is het CVZ tot de conclusie gekomen dat handhaving van de te verzekeren prestatie “verbandmiddelen” binnen de extramurale hulpmiddelenzorg het beste is.
Modernisering van deze te verzekeren prestatie kan plaatsvinden door “verbandmiddelen” functiegericht te omschrijven. Dat is ook bij andere hulpmiddelen immers zo gebeurd. In de systematiek van de functiegerichte omschrijving wordt de beoordeling van producten meer aan partijen overgelaten. Daarom is de komst van een kwaliteitstandaard ook zo belangrijk. Het is volgens het CVZ aan de zorgverzekeraars om met inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving te bepalen of bepaalde wondzorgproducten aan de wettelijke eisen voldoen of niet.
Wordt ongetwijfeld vervolgd.
| 0.753479
| 1,399
|
<urn:uuid:27d970a7-8077-4a2b-8b34-292be13b2efd>
|
De belangrijkste darmziekte bij vleeskuikens is coccidiose. Deze infectieuze aandoening wordt veroorzaakt door de parasiet Eimeria, die op vrijwel alle bedrijven voorkomt. Hoe krijg je coccidiose onder controle op een bedrijf? Hoe zit het met resistentie? En kun je er ook tegen vaccineren? Met goed coccidiosemanagement kun je schade door de infectie zoveel mogelijk beperken.
Met goed coccidiosemanagement weet je wat je kunt verwachten. Maar wat is dan goed coccidiosemanagement? Een aantal gegevens zijn van belang:
- het type vleeskuiken
- de coccidiosesoorten die in de stal aanwezig zijn
- de ernst van de schade op het bedrijf
- de werkzaamheid van de ingezette middelen
- de langetermijnvisie
**Coccidiose-qPCR**
Er zijn zeven verschillende coccidiose-soorten. Om een beeld te krijgen van de besmetting kan er gemonitord worden door driemaal per week mestmonsters te nemen. De mestmonsters kunnen op twee manieren worden onderzocht: door het tellen van oöcysten of via de coccidiose-qPCR. Beide methoden zijn kwantitatief en brengen het moment dat de infectie door het koppel ging in beeld. Het voordeel van de qPCR ten opzichte van een oöcystentelling is dat deze beter in staat is om te bepalen om welke soorten het gaat. Het inzetten van de qPCR is een investering, maar de verkregen informatie betaalt zich terug doordat er een gerichte behandeling kan worden ingezet.
**Oorzaak bepalen**
De diagnose coccidiose is bij klinische ziekte zoals diarree of verhoogde uitval vaak eenvoudig door middel van sectie te stellen. Om betrokkenheid van *E. mitis* of *E. praecox* vast te stellen is echter aanvullend onderzoek nodig. De qPCR kan dan een hulpmiddel zijn om de diagnose te stellen. Denk daarnaast ook eens aan het voorkomen van bijvoorbeeld *E. brunetti* of *E. necatrix* bij trager groeiende of biologische vleeskuikens.
---
**Wat is coccidiose?**
Coccidiose wordt veroorzaakt door de parasiet Eimeria, die algemeen aanwezig is op elk bedrijf. Eimeria overleeft in de omgeving in de vorm van oöcysten (oerkiemcellen), die na weken (in mest) of maanden (in aarde) nog steeds infectieus zijn.
Alhoewel er dikwijls over coccidiose gesproken wordt, is deze term eigenlijk een verzamelnaam van vijf verschillende ziektebeelden, die elk door een andere Eimeria-soort (*Eimeria acervulina*, *E. brunetti*, *E. maxima*, *E. necatrix* en *E. tenella*) worden veroorzaakt. Daarnaast zijn er nog twee Eimeria-soorten (*E. mitis* en *E. praecox*) die in de regel niet als ziekte herkend worden maar wel schade bij kippen kunnen veroorzaken. Vrijwel alle koppels maken een vorm van coccidiose door. De meeste kippen komen op jonge leeftijd met verschillende coccidiosesoorten in aanraking en zijn daarna voor deze soort de rest van hun leven beschermd. Echter, indien een (opfok)bedrijf vrij is van een bepaalde Eimeria-soort is het mogelijk dat de kippen na overplaatsen op het productiebedrijf alsnog een coccidiose-infectie met deze soort doormaken. Ook bij een sterke vermindering van de weerstand kan coccidiose weer de kop op steken.
Coccidiose veroorzaakt niet alleen darmschade, waardoor groei en voederconversie achterblijven, maar de infectie maakt ook de weg vrij voor bacteriële darminfecties als dysbacteriose en in ernstige gevallen necrotiserende enteritis.
Coccidiosemonitoring rond opschonen, een voorbeeld
Figuur 1: Ronde voorafgaand aan opschonen. Er is sprake van een hoge uitscheiding van *E. acervulina* en een lage uitscheiding van *E. maxima* en *E. tenella*.
Figuur 2: Opschonen. Er is sprake van een late en zeer hoge uitscheiding van *E. acervulina* en een hoge uitscheiding van *E. maxima* tijdens toedienen van het middel. *E. tenella* wordt niet gemeten. De behandeling is te vroeg gestopt of er is tijdens de ronde resistantie opgetreden tegen *E. acervulina* waardoor een late infectie plaatsvond. *E. tenella* werd wel lang genoeg weggedrukt. Het gekozen middel lijkt in dit geval weinig effectief tegen *E. maxima*.
Lastiger in kaart te brengen is het belang van coccidiose bij groeiachterstand, het belangrijkste symptoom van coccidiose. De economische schade kun je in beeld brengen door het moment van de infectie naast de groeicurve te leggen. Verandert de groei per dier per dag rond het moment dat coccidiose door de stal gaat, dan kan coccidiose mogelijk de oorzaak zijn. Daarnaast kan er verborgen schade zijn doordat bij de ‘normale’ uitval kuikens zitten die sterven aan *E. tenella* of *E. maxima*. Zonder onderzoek van de uitval blijft deze schade uit beeld.
Strategie bepalen
Door een combinatie van monitoren van de aanwezige soorten en hoeveelheden oöcysten gedurende de ronde en het stellen van een diagnose bij problemen kan een langetermijnstrategie voor het bedrijf worden bepaald. Is alleen *E. acervulina* aanwezig? Dan kun je voor een conservatieve strategie kiezen die wel coccidiose doorlaat, maar de ernst van de infectie dempt. Hierdoor maken de kuikens een relatief vroege, milde infectie door, waarna ze immuun zijn voor coccidiose en ze de verloren groei in kunnen halen.
Bij aanwezigheid van *E. maxima* en *E. tenella* wordt het coccidiosemanagement uitdagender. Een programma dat voor de ene soort geschikt is kan de andere soort juist helpen. Vaak wordt er gekozen voor een anticoccidioseprogramma waarbij in het begin van de ronde sterke middelen worden ingezet en later geen, of mindere middelen. Bij dit soort programma’s zie je vaak dat het moment van de coccidiose-infectie en de hoogte van de uitscheiding van ronde op ronde sterk kan verschillen. Door af en toe een rondje ‘op te schonen’ worden de infecties als het ware gereset.
Vaccineren
Je kunt ervoor kiezen om, in plaats van anticoccidiosemiddelen, enkele ronden een coccidiosevaccin in te zetten. Het idee hierachter is dat de coccidiosepopulatie in de stal weer gevoeliger wordt voor de anticoccidiosemiddelen. Ga je daarna weer terug naar een anticoccidiosemiddel, dan zijn de infecties vaak milder.
Is coccidiose echt een probleem op het bedrijf omdat de aanwezige stammen resistent zijn tegen de gebruikte anticoccidiosemiddelen, dan kan het interessant zijn om helemaal over te gaan op vacciFiguur 3: Ronde na opschonen. Er is sprake van een hoge piek van *E. acervulina* en een lage uitscheiding van *E. maxima*. *E. tenella* wordt niet aangetoond. Het opschonen voor *E. acervulina* is dus niet gelukt, maar voor *E. tenella* wel. Het huidige programma is effectiever tegen *E. maxima* dan het opschoonprogramma.
De extra kosten van het vaccin wegen dan op tegen de verminderde schade. Ook bij trager groeiende vleeskuikens kan het gebruik van vaccins interessant zijn.
Het is belangrijk om de stal goed voor te bereiden als wordt overgegaan op vaccinatie. Zijn er veel parasieten in de stal, dan concurreren deze met het vaccin. Bij een zware infectiedruk ontstaan er dan vroege en zware infecties door een combinatie van veld- en vaccinstammen. Als de stal goed schoon is heeft het vaccin de tijd om te circuleren en bouwen de kuikens weerstand op voordat een veldinfectie ontstaat. Na elke ronde vaccineren krijgt het vaccin meer en meer voordeel, omdat de druk van veldstammen af zal nemen. Ook bij de overgang naar vaccinatie is het dus belangrijk de voorgaande ronde ‘op te schonen’. Daarnaast kan goed schoonmaken en desinfectie met ammoniak de besmettingsgraad naar beneden brengen.
**Opschonen en monitoren**
Opschonen wil zeggen dat de coccidiose-infecties, en dus de besmetting van de omgeving, zoveel mogelijk wordt onderdrukt. Hiervoor worden vaak de zogenaamde ‘chemische middelen’ of een behandeling gebruikt. De keuze van het middel kan afhankelijk zijn van de aanwezige soorten en infectiedruk. Het is daarom verstandig om de ronde vóór opschonen al te monitoren om de juiste keuze te maken. Daarnaast kan de keuze voor het middel afhankelijk zijn van de infectiedruk. Bij een hoge infectiedruk (late, zware infectie de voorgaande ronde) zullen kuikens een vroege infectie doormaken die onderdrukt kan worden door een behandeling of afdodend anticoccidiosemiddel. Bij een lage infectiedruk (vroege, milde infectie, de voorgaande ronde ondersteund met schoonmaken) kan het beter zijn om een statisch middel te kiezen. Statische middelen drukken de infectie naar een later tijdstip in de ronde, als het middel lang genoeg wordt toegediend valt dit tijdstip na de slachtdatum. Het is daarom verstandig om de ronde vóór opschonen al te monitoren om de juiste keuze te maken.
Het monitoren van de opschoonronde zelf is natuurlijk van belang om te weten of je het juiste resultaat hebt bereikt. Zeker bij middelen die infecties opschuiven naar het eind van de ronde wil het nog wel eens voorkomen dat infecties en uitscheiding pas in de laatste week ontstaan. Hierdoor wordt, vooral als wordt overgegaan op vaccinatie, juist het tegenovergestelde effect bereikt. In plaats van een lage stalbesmetting raakt de stal juist zwaar besmet. Er kan dan voor worden gekozen om extra te ontsmetten of het opschonen te herhalen.
**Inzicht in gevoeligheid**
Tijdens het opschonen kan het monitoringsresultaat ook inzicht geven in de gevoeligheid van de aanwezige coccidiosesoorten voor de gebruikte middelen. Bij de meeste chemische middelen verwacht je namelijk geen of nauwelijks uitscheiding van oöcysten. Worden er wel oöcysten gevonden dan is er mogelijk sprake van verminderde gevoeligheid of resistentie tegen het ingezette middel. Door het monitoringsresultaat goed vast te leggen blijft deze informatie beschikbaar en kan een volgende keer voor een ander middel gekozen worden.
Zie figuren voor een voorbeeld van coccidiosemonitoring rond opschonen.
**Concluderend**
Monitoring van coccidiose door middel van mestonderzoek is geen vervanging van onderzoek door sectie. Door middel van sectie kan een diagnose worden gesteld. Monitoring is een manier om het verloop van een coccidiosebesmetting in de stal in beeld te brengen. Aan de hand daarvan kunnen passende maatregelen worden genomen en kan het effect van de maatregelen worden gecontroleerd. Met de coccidiose-qPCR kan onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende Eimeria-soorten, waardoor een aanpak op maat kan worden opgesteld. Daarmee is de qPCR een waardevolle toevoeging op een goed coccidiosemanagement. Hiervoor heeft GD een aantal coccidiose-abonnementen in huis.
| 0.969955
| 1,976
|
bb26f524-77d5-4766-98ca-a2eb8847b297
|
Taal in beweging
1. Inleiding
Vlaamse twaalf- tot achttienjarigen zitten gemiddeld acht uur per dag. De verklaring voor dat lange stilzitten? Deels het schoolleven. In het secundair onderwijs brengen leerlingen maar liefst 51% van hun tijd door op een stoel. Geen wonder dus dat het Vlaams Instituut Gezond Leven blijvend oproept om minder lang stil te zitten en meer te bewegen.
In 2019 gaven enkele lectoren van de Hogeschool West-Vlaanderen (Howest) gehoor aan die oproep met het onderzoeksproject ‘Vital Schools’, waarbij nagegaan werd hoe beweging meer gestimuleerd kon worden binnen de klascontext. Zowel studenten als collega’s van de Educatieve Bachelor ‘Secundair Onderwijs’ lieten er zich door inspireren om meer beweging in de (taal)les te implementeren.
2. Voordelen
“Bewegen is bevorderlijk voor lichaam en geest, welke leeftijd je ook hebt”, zo meldt het Vlaams Instituut Gezond Leven (2023). Als concrete richtlijn wordt hierbij gevraagd om het zitten om de 30 minuten even te doortrekken. Voldoende bewegen levert kinderen en jongeren (van 6 tot en met 17 jaar) heel wat op: het houdt hun gewicht beter onder controle, het versterkt hart, longen, spieren en botten, en het verbetert de bloeddruk en -waarden.
De voordelen uiten zich niet alleen op lichamelijk vlak. Kinderen en jongeren die niet blijven stilstaan, krijgen dit er nog bij: ‘een betere nachtrust’, ‘sterker ontwikkelde hersenen’, ‘betere sociale vaardigheden’, ‘knappere schoolresultaten’ en ‘minder kansen op depressie’, want ze voelen zich beter in hun vel. En de nadelen? Onbestaande, aldus onderzoeker Dave Brunet (in: Vanneste 2023): “[o]pheden is er geen enkel onderzoek dat aantoont dat bewegend leren nadelig zou zijn voor het leerproces van de leerlingen”.
3. Bewegend leren in de lerarenopleiding
3.1. ‘Vital Schools’
Onder meer gedreven door de bovengenoemde voordelen, zetten Dave Brunet (lector Lichamelijke Opvoeding en Bewegingsrecreatie, secundair onderwijs) en Gert Muylle (lector Lichamelijke Opvoeding, kleuter- en lager onderwijs) het praktijkgerichte wetenschappelijk onderzoek ‘Vital Schools’ op. In cocratie met twaalf pilootscholen ontwikkelden ze diverse praktijkvoorbeelden voor het basis- en voortgezet onderwijs. Deze werden gedeeld met het werkveld via hun gelijknamige website.
3.2. Bachelorproeven, bewegingstussendoortjes en inspiratiesessies
De verhoogde aandacht voor beweging inspireerde zowel studenten als lectoren binnen de opleiding. In 2020 maakte student, Mathisie Despierre, voor zijn bachelorproef de account ‘@vital.teacher’ aan op het socialemediaplatform TikTok. Om het sedentair gedrag van jongeren op school te helpen doorbreken, creëerde hij 75 minivideo’s. Elke clip bevatte een haalbare bewegingsoefening die individueel of per twee uitgevoerd kan worden achter een bank. Zo kunnen leerkrachten tussendoor een korte bewegingspauze inlassen. Intussen hebben diverse lectoren uit opleiding de ‘bewegingstussendoortjes’ ingebed in hun lessen. Aan de studenten wordt ook gevraagd om tijdens een stageperiode geregeld een dergelijk moment te voorzien.
In 2023 onderzocht studente, Britt Vanneste, dan weer hoe ze bewegend leren kon integreren in de lessen Frans van de eerste graad. Ze stelde vast dat leerkrachten nood hadden aan concrete, uitgewerkte ideeën. Daarom ontwikkelde ze lesfiches en bijbehorend materiaal om op een speelse en interactieve manier te werken aan ‘woordenschat’, ‘grammatica’ en ‘vaardigheden’.
Ook de taallectoren lieten zich niet onbetuigd. De collega’s ‘Nederlands’, ‘Engels’ en ‘Frans’ organiseren nu jaarlijks een inspiratiesessie, zowel voor de derdejaarsstudenten als voor geïnteresseerden uit het werkveld. Door laagdrempelige werk-, groeperings- en spelvormen aan te bieden, hopen ze leerkrachten (in spe) aan te sporen om hun leerlingen meer te laten bewegen.
Hierna worden enkele ideeën uit de sessie voorgesteld. Hiervoor putte het team uit eigen ideeën, uit didactische publicaties als *Doe maar taal. 1001 dynamische lesideeën voor alle taalniveaus* (Verhoeven 2019) en baseerde het zich op bestaande gezelschapsspellen.
4. Aan de slag in de taalles: quizvormen
a. **Kies de juiste kant**
De leerlingen staan recht en kijken naar de presentatie, met daarop telkens een vraag en twee mogelijke antwoorden, elk aan een kant van het bord. De leerkracht leest de vraag voor en de leerlingen gaan in de klas aan de kant van het juiste antwoord staan. De leerkracht duidt nadien leerlingen aan die hun keuze dienen te motiveren.
b. **Beweeg zoals je antwoord**
De leerlingen staan recht en kijken naar de presentatie. Ze lezen de vraag en de twee mogelijke antwoorden. Elk antwoord correspondeert met een specifieke beweging. De leerlingen selecteren hun antwoord en voeren de bijbehorende beweging uit.
c. **Vind je partner**
De leerkracht maakt een set kaartjes, telkens met paren die bij elkaar horen: ‘een woord en zijn betekenis’, ‘een woord en de woordoort waartoe het behoort’, ‘een vorm van figuurlijk taalgebruik en de betekenis’, ‘een stijlfiguur en een voorbeeld’, enz. Iedere leerling krijgt een kaartje en gaat op zoek naar de juiste partner.
d. **Loopquiz**
De leerlingen zijn verdeeld in groepjes. Elk groepje staat op dezelfde afstand. De leerkracht heeft evenveel stapels met dezelfde vragen als er groepen zijn. Een leerling van elke groep komt naar voren en krijgt een vraag. Ze lopen ermee naar hun groep, ze discussiëren en noteren het antwoord. Ze rennen terug naar de leerkracht en leggen hem het antwoord voor. Als het correct is, dan krijgen ze een nieuwe fiche van hun stapel. Is het fout, dan keert de loper terug naar het groepje om het antwoord te verbeteren. Het groepje dat als eerste alle vragen correct heeft beantwoord, heeft gewonnen.
e. **Woordenmepper**
De leerkracht verdeelt de klas in teams en projecteert verschillende termen op het bord. Het bord wordt even bestudeerd. Per team staat er nadien een vertegenwoordiger paraat. De vertegenwoordigers krijgen een vliegenmepper en draaien zich met de rug naar het bord. De leerkracht geeft vervolgens de omschrijving van één van de woorden. Daarna draaien de vertegenwoordigers zich om en proberen ze om het snelst het correcte woord te raken. Het snelste team krijgt een punt, waarna dit herhaald wordt, met nieuwe ‘meppers’.
f. **Varia**
Verder kan de leerkracht leerlingen met een bingokaart laten circuleren, waarbij ze diverse medeleerlingen dienen aan te spreken. Ook *Time’s Up!*, waarbij leerlingen
individueel of in groep bepaalde concepten dienen uit te beelden, valt eenvoudig in te zetten.
5. Aan de slag in de taalles: vaardigheden
a. Balletjesdebat
Zorg voor een balletje. De leerkracht poneert een stelling. Leerlingen die willen reageren gaan rechtstaan, en de leerkracht gooit het balletje naar de leerling die mag antwoorden. Die leerling mag reageren en gooit het balletje daarna naar iemand anders die op zijn beurt mag antwoorden. Het kan natuurlijk ook tegelijkertijd in kleinere groepen.
b. Rendictee
De leerlingen werken in groepjes. De leerkracht hangt het dictee (bv. ‘een gedicht’ of enkele zinnen met een behandelde spellingkwestie) op het bord. De leerlingen die schrijven, zetten zich op één rij achteraan in de klas, ver van het bord. De collega’s van de schrijvers lopen om beurten vanwaar de schrijvers zitten naar het bord, memoriseren een stukje tekst, lopen terug en dicteren wat ze onthouden hebben. Na verloop van tijd kunnen de rollen wisselen. Het team met het kleinste aantal fouten wint.
c. Muurlezen
De leerkracht hangt verschillende artikels op aan de muren. De leerlingen dienen doorheen de ruimte te bewegen om de passende teksten te selecteren en te lezen, om zo hun vragenblad of digitale quiz te beantwoorden.
d. Vragenwandeling
Geef de leerlingen een leestekst. Verspreid verschillende vragen over de leestekst in de klas, aan de muren, op de grond, op tafels en stoelen. Nadat leerlingen de tekst gelezen hebben, zoeken ze en beantwoorden ze de vragen die in de klas verspreid liggen. Ze noteren het antwoord onder de vraag. Als er al een antwoord staat en ze niet akkoord gaan, vullen ze verder aan. Een klassikale nabespreking volgt.
e. Varia
Daarnaast wordt vaak gewerkt met een binnen- en buitencirkel, waarbij de leerlingen bijvoorbeeld vragen beantwoorden of met elkaar een boek bespreken en op gezette tijdstippen doorschuiven. Om te werken aan bijvoorbeeld ‘lichaamshouding’, ‘de woordsoorten substantief en adj ectief’, ‘de persoonsbeschrijving’ of de term ‘personages’, kan je leerlingen met ‘wandel als’ op diverse manieren laten wandelen doorheen de klas (wandelen als een clown, een koning, een kok, enz.).
6. Aan de slag in de taalles: specifieke ideeën
a. *Mevrouw Zelda*
De leerkracht voorziet kaartjes met diverse voorspellingen, en kiest ‘een waarzegger’, ‘een klant’ en ‘drie helpers’. De waarzegger zal in de toekomende tijd voorspellen hoe de toekomst van de klant eruitziet. De helpers nemen plaats achter de klant en ze kijken de waarzegger aan. Ze trekken telkens een van de kaartjes en beelden de voorspelling zo goed mogelijk uit. Aan de waarzegger om er zoveel mogelijk goed te raden binnen de afgesproken tijd.
b. *Robot*
De leerkracht voorziet kaartjes, met daarop een specifieke uitdaging (bijvoorbeeld: een vierkant met daarin een cirkel tekenen aan het bord). Een leerling (de robot) wordt geblinddoekt. Zijn helper dient stapsgewijs correcte instructies te verzinnen, zodat de robot vanaf zijn plaats doorheen een klas vol obstakels de missie tot een goed einde kan brengen.
c. *Piekezot*
De leerkracht maakt een uitgebreide set kaarten, bijvoorbeeld over ‘figuurlijk taalgebruik’. Een eerste kaart bevat de eerste helft van een uitdrukking, een tweede de tweede helft en een derde de betekenis. De klasgroep wordt verdeeld in groepen en elke groep staat achter een hoepel. In iedere hoepel liggen dooreengeschudde kaartjes met de helften van de uitdrukkingen. De leerlingen dienen de juiste combinaties te vinden. Hebben ze die gevonden, dan zoeken ze de betekenis. De verklaringen liggen over het hele lokaal verspreid. Vinden de leerlingen geen combinaties meer in de eigen hoepel, dan lopen ze naar de volgende hoepel, waar ze één kaart nemen en proberen om een nieuwe combinatie te vormen in de eigen hoepel.
d. *Varia*
Aan de hand van kleine interventies kunnen bestaande spellen eveneens beweegvriendelijk gemaakt worden. Denk hierbij aan ‘Storiez’ (waarbij leerlingen kaart na kaart samen een verhaal creëren), ‘Brainstorm’ (waarbij kaarten creatief met elkaar gelinkt worden, om zo bijvoorbeeld rond samenstellingen te werken) of ‘Dilemma op dinsdag’ (waarbij leerlingen voor een grappig dilemma staan en elkaar bijvoorbeeld dienen te overtuigen van hun keuze).
7. Aandachtspunten en tips
Op basis van de ervaringen die het werkveld met hen deelde, geven Brunet, Muylle en Vanneste nog de volgende tips mee (Vital Schools z.d.; Vanneste 2023):
• Maak duidelijke afspraken. Wat kan (niet)?
• Geef een heldere instructie. Zorg ervoor dat leerlingen weten wat ze moeten doen, hoe ze het moeten uitvoeren en wat er nadien van hen verwacht wordt.
• Begin met eenvoudige voorbeelden van bewegend leren en bouw dit gaandeweg op, om zo tot complexere voorbeelden te komen.
• Zet eerst de basisregels uiteen en introduceer pas na verloop van tijd een variatie.
• Zet het materiaal op voorhand klaar om tijd te besparen of doe dit samen met de leerlingen. Laat hen helpen bij het opruimen.
• Lamineer zelfgemaakt materiaal, zodat het de volgende keer gewoon opnieuw gebruikt kan worden.
• Zorg dat leerlingen een verbetersleutel kunnen raadplegen (door bijvoorbeeld op de achterkant van kaartjes de correctie te noteren) of houd een nabespreking.
• Zorg ervoor dat zoveel mogelijk leerlingen tegelijkertijd bewegen.
• Vergroot de ‘kennis’, ‘bereidwilligheid’ en ‘motivatie’ van de leerlingen door in te zetten op hun kennis over sedentair gedrag en bewegen. Dat kan onder meer door de leerlingen een laagdrempelige en ludieke beweegtest voor te schotelen (zie bijvoorbeeld: https://mijn.gezondleven.be/bewegingstest), door een projectdag te organiseren en door verder in te zetten op een overkoepelend beweegbeleid.
Referenties
Despierre, M. (2020). ‘Kunnen we met de hulp van een app het sedentair gedrag van leerlingen in een klascontext doorbreken en hen bewust maken van de beweegnorm?’. Hogeschool West-Vlaanderen. Online raadpleegbaar op: https://scriptiebank.be/scriptie/2020/kunnen-we-met-de-hulp-van-een-app-het-sedentair-gedrag-van-leerlingen-een-klascontext. [Bachelorproef].
Minnema, L. (2018). Woordenstroom. Bussum: Coutinho.
Vanneste, B. (2023). ‘Bewegend leren tijdens de les Frans. Hoe kunnen we bewegend leren integreren tijdens de les Frans in de 1e graad secundair onderwijs?’. Hogeschool West-Vlaanderen. [Bachelorproef].
Vanneste, B. (2023). ‘Bewegend leren tijdens de les Frans. Voorbeeldfiches + tips’. Online raadpleegbaar op: https://www.canva.com/design/DAFgiCp0-tY/x3cQM088CA5yUsowpbT7MQ/edit.
Verhoeven, K. (2019). Doe maar taal. 1001 dynamische lesideeën voor alle taalniveaus. Leuven: Acco.
Vital.Schools [@vital.teacher] (z.d.). ‘Vital.teacher’. Online raadpleegbaar op: https://[email protected].
Vital Schools (z.d.). ‘Actief leren’. Online raadpleegbaar op: https://www.vitalschools.be/nl/actief-leren/.
Vital Schools (z.d.). ‘Bewegingstussendoortjes’. Online raadpleegbaar op: https://www.vitalschools.be/nl/bewegingstussendoortjes/.
Vital Schools (z.d.). ‘Educatie en leerlingenparticipatie’. Online raadpleegbaar op: https://www.vitalschools.be/nl/educatie-en-leerlingenparticipatie/.
Vital Schools (z.d.). ‘Lees meer over onze onderzoeken’. Online raadpleegbaar op: https://www.vitalschools.be/nl/lees-over-onze-onderzoeken/.
Vlaams Instituut Gezond Leven (2019). ‘Resultaten nieuwe gezondheidsenquête 2018’. Online raadpleegbaar op: https://www.gezondleven.be/nieuws/resultaten-nieuwe-gezondheidsenqu%C3%AAte-2018.
Vlaams Instituut Gezond leven (z.d.). ‘Bewegingstest: hoeveel zit en beweeg jij? Mijn gezond leven’. Online raadpleegbaar op: https://mijn.gezondleven.be/bewegings-test.
Vlaams Instituut Gezond Leven (z.d.). ‘Hoe lang zit de Vlaming dagelijks stil?’. Online raadpleegbaar op: https://www.gezondleven.be/themas/beweging-sedentair-gedrag/cijfers-beweging/hoe-lang-zit-de-vlaming-dagelijks-stil.
Vlaams Instituut Gezond Leven (z.d.). ‘Waarom is bewegen gezond en lang stilzitten niet?’. Online raadpleegbaar op: https://www.gezondleven.be/themas/beweging-sedentair-gedrag/bewegingsdriehoek/waarom-is-bewegen-gezond. werken.
| 0.873427
| 235
|
<urn:uuid:885054ed-f251-43f1-bcce-e32a49cbed60>
|
FLASH GLUCOSE MONITORING SYSTEEM
Beslisboom om te bepalen of er wel of niet aanspraak is op FGM óf op RT-CGM\(^4\)
Is sprake van één van de volgende indicaties (voor RT-CGM of FGM)?
- Kinderen <18 jaar met diabetes type 1
- Volwassenen met slecht ingestelde diabetes type 1 (ondanks standaard controle blijvend hoog HbA1c (> 8% of > 64 mmol/mol))
- Zwangere vrouwen met bestaande diabetes (type 1 en 2)
- Vrouwen met een zwangerschapswens bij een preconceptionele diabetes (type 1 en 2)
- Patiënten met diabetes type 1, die kampen met ernstige hypoglykemieën en/of ongevoelig zijn om hypoglykemieën waar te nemen (hypo-unawareness)
---
**ja**
Is sprake van patiënten met diabetes type 1, die kampen met ernstige hypoglykemieën en/of ongevoelig zijn om hypoglykemieën waar te nemen (hypo-unawareness)?
**nee**
Er is geen aanspraak op FGM of rt-CGM
---
**ja**
Er is mogelijk aanspraak op RT-CGM.\(^1\) Er is geen aanspraak op FGM.
**nee**
Is sprake van intensieve insuline therapie middels MDI óf insulinepomp?
**nee**
Er is geen aanspraak op FGM of RT-CGM
---
**ja**
Er dient een keuze gemaakt te worden tussen FGM (ga naar deel B) en RT-CGM. Deze dient het best passend te zijn op de individuele zorgvraag van de patiënt.
---
\(^4\) Dit is ter beoordeling aan het diabetesbehandelteam.
| 0.995189
| 9,802
|
<urn:uuid:b5a31bb1-0efb-4616-b1ed-11fa6f9ed1eb>
|
"Ik wist ineens niet meer hoe ik koffie moest zetten", vertelt Kristien. Ze is 57 en heeft jongdementie. In ons land zijn er naar schatting tussen de 3.000 en 12.000 mensen jonger dan 65 met dementie. Voor hen en hun familieleden was er afgelopen weekend een ontmoetingsdag in Mechelen.
• Een honderdtal patiënten, familieleden, hulpverleners en mantelzorgers was zaterdag aanwezig op de Ontmoetingsdag Jongdementie van de Vlaamse Alzheimer Liga in samenwerking met Dementienetwerk Provincie Antwerpen en het Expertisecentrum Dementie Memo. "Het is belangrijk dat deze mensen weten dat ze er niet alleen voor staan", zegt Hilde Lamers van de Alzheimer Liga. De ruwe schatting over het aantal jongdementen is een extrapolatie van buitenlandse cijfers. Jongdementie wordt soms ook pas in een later stadium vastgesteld. "Bij mensen tussen 45 en 65, en soms jonger, die de eerste gedragsveranderingen vertonen, wordt vaak eerst aan iets anders gedacht, zoals een burn-out of stress."
Kristien (57) lijdt aan de hersenaandoening MSA (Meervoudig Systeem Atrofie). België telt zo slechts 300 patiënten, van wie er maar vier procent met dementie te maken krijgen. Kristien is één van deze ongelukkigen. "Eén jaar geleden kreeg ik te horen dat ik aan een ernstig cognitief deficit lijdt", vertelt ze. "De term dementie staat niet meer in het officiële handboek. Artsen praten er ook moeilijk over. Maar voor mij was het meteen duidelijk."
Kristien probeerde te vechten tegen de ziekte. "Ik ben nog jong, dus intensieve cognitieve therapie leek een goede oplossing. Tijdens de sessies moest ik computerspelletjes spelen, maar ik kon het tempo niet meer aan. Hoe meer ik mijn best deed, hoe vermoeider ik werd." Ook haar langtermijngeheugen begon achteruit te gaan. "Ik had moeite met de juiste woorden te vinden, mensen te herkennen en mijn dag te organiseren. Dag en nacht wisselde ik om: het gebeurde dat ik om 20 uur naar bed ging, een uurtje later weer wakker werd en klaar was voor een nieuwe dag. Pas als het dan donker werd, besefte ik dat er iets mis was. Ook doordewezen kennis ging verloren: ik wist niet meer hoe ik koffie moest zetten, dus bracht ik het koffiezapparaat maar naar het containerpark."
Vanwege haar onvermogen om haar leven te organiseren, zocht Kristien hulp. "In mei ben ik naar het CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk) gestapt. Daar hebben we een zorgteam van twaalf personen samengesteld, waar ook mijn kinderen in zitten", zegt ze. "De rollen draaien om, ik moet toestaan dat mijn kinderen voor mij zorgen. Dat wil ik eigenlijk niet, daar zijn ze nog te jong voor. Mijn dochter heeft net een eigen gezin gesticht."
Het verhaal van Kristien klinkt bekend in de oren voor Jeske D'haene (32). Zij verloor haar moeder drie jaar geleden op 67-jarige leeftijd. "Op haar 59ste vertoonde ze de eerste tekenen. Rond haar 64ste kreeg ze eindelijk een diagnose van dementie. Het begon toen ze met mijn vader op vakantie was in Zuid-Amerika. Ze had plots geen besef meer van tijd en ruimte. Ze wist niet waar ze was. Terug thuis begon ze de meest vreemde ingrediënten aan gerechten toe te voegen. En ze maakte bij alles bakbananen klaar."
Opluchting
Voor Jeske en haar moeder was de diagnose een opluchting. "Het was een bevestiging van wat we al wisten. Eindelijk werden we serieus genomen", zegt ze. "Voor mijn moeder was dat enorm belangrijk. Het stond eindelijk vast dat ze niet gek was."
Jeske en haar drie zussen namen de zorg voor hun moeder op zich, maar dat werd gaandeweg te zwaar. "We hebben mijn moeder toen laten opnemen in zorgcentrum De Wingerd. Eindelijk viel de angstom haar eigen leven te moeten organiseren weg. Maar vanaf toen is het ook snel gegaan. Een jaar later was ze er niet meer... Het deed pijn, maar je moet geleidelijk aan loslaten."
NICHOLAS GEERAERTS
De 57-jarige Kristien lijdt aan jongdementie. Links: Jeske verloor haar moeder aan de ziekte. FOTO'S GIL PLAQUET
| 0.920314
| 1,399
|
<urn:uuid:65ff8c47-94a5-4963-a603-fd472823bab2>
|
Format kwaliteitsstatuut GGZ – vrijgevestigde
inclusief checklist
Dit format is een uitwerking van het model kwaliteitsstatuut GGZ om de zorgaanbieder te ondersteunen in het vormgeven van een eigen kwaliteitsstatuut. De checklist met toetsingscriteria is boven elke vraag weergegeven. Als door de zorgaanbieder wordt voldaan aan de gestelde toetsingscriteria, zal diens kwaliteitsstatuut goedgekeurd worden. Bij elke vraag in het format dient een antwoord ingevuld of aangevinkt te worden.
Let op: na het invullen van dit format kunt u het format uploaden op de website www.GGZkwaliteitsstatuut.nl, zonder upload zal uw format niet meegenomen worden in de toetsing.
I. Algemene informatie
1. Gegevens ggz-aanbieder
Naam praktijk: Bureau Focus
Naam regiebehandelaar: M. M. Vellener
Straat en huisnummer praktijkadres: Mr. D.U. Stikkerstraat 10
Postcode en plaats praktijkadres: 6842 CW Arnhem
Telefoonnummer: 06-41511131
E-mailadres: [email protected]
KvK nummer: 63905213
Website: www.bureaufocus.nl
BIG-registraties: 89912417025, 19912417016
Overige kwalificaties
Basisopleiding: Psychologie
AGB-code praktijk: 94-062345
AGB-code persoonlijk: 94-014011
2. Werkzaam in:
- de generalistische basis-GGZ
en/of
- de gespecialiseerde-GGZ
3. Aandachtsgebieden
Patiënten kunnen met de volgende problematiek in mijn praktijk terecht (zoals aandachtsgebieden, type klachten, behandelvorm):
Alle As 1 en As 2 stoornissen. Behandeling middels CGT, EMDR, ACT, Schematherapie, DGT en mindfulness. Doelgroep (jong) volwassenen.
4. Samenstelling van de praktijk
Aan mijn praktijk zijn de volgende zorg verlenende medewerkers verbonden (namen en BIG-registraties van regiebehandelaren):
T.C.A. de Kok, GZ-psycholoog, BIG: 19912417016
5. Professioneel netwerk (doel van deze vraag is transparant maken hoe je samenwerkt):
5a. Ik maak gebruik van een professioneel netwerk waaronder (aanvinken):
- [x] Huisartsenpraktijk(en)
- [x] Collegapsychologen en -psychotherapeuten
- [ ] Verpleegkundig specialisten
- [x] GGZ-instellingen
- [ ] Zorggroep(en)
- [ ] Anders:
5b. Ik werk in mijn professioneel netwerk het meest, frequent, samen met (naam/namen en indien van toepassing BIG-registratie(s)):
Praktijk is net gestart. Er is een beginnende relatie met een aantal POH GGZ-ers.
5c. Ik maak in de volgende situaties gebruik van dat professionele netwerk, tenzij de patiënt daarvoor geen toestemming geeft. Toelichting: Hier wordt gedacht aan, op- en afschaling, diagnose, consultatie, medicatie:
Overleg met huisartsen en POH-ers over medicatie, diagnose en behandelmogelijkheden.
5d. Patiënten kunnen gedurende avond/nacht/weekend/crises terecht bij (mijnself, huisartsenpraktijk/post, spoedeisende eerste hulp, ggz-crisisdienst): (doel van deze vraag is het transparant maken hoe de praktijk het geregeld heeft).
Let op
Overdag en avond bij onszelf via mail en telefoon. In de nacht de Huisartsenpraktijk/post. Bij crisis en spoedeisende vragen wordt ook verwezen naar de Huisartsenpraktijk/post.
5e. Heeft u specifieke afspraken met een ggz-crisisdienst, HAP of SEH?
- [ ] Ja, welke:
- [x] Nee, omdat: We hebben weinig te maken met crisissituaties. Indien er een crisis optreedt, dan wordt de cliënt verwijzen naar de Huisartsenpraktijk/post.
6. Contracten met zorgverzekeraars en de vergoeding van verzekerde zorg:
Heeft u een contract met de zorgverzekeraar, zo ja welke?
- [ ] Ja, ik heb een contract met de volgende zorgverzekeraars:
- [ ] Geeft u aan waar de lijst met gecontracteerde verzekeraars vindbaar zijn:
- [ ] Link(s) naar lijst met gecontracteerde verzekeraars:
- [ ] Ik upload mijn lijst met gecontracteerde verzekeraars op www.GGZkwaliteitsstatuut.nl
- [x] Nee, ik heb geen contracten met zorgverzekeraars
7. Behandeltarieven
7a. ☑ Ik heb de tarieven die ik hanteer gepubliceerd op mijn website of in mijn praktijk.
7b. ☑ Ik heb het tarief overig (zorg)product\(^1\) voor niet-verzekerde zorg het OZP-tarief gepubliceerd op mijn website of in mijn praktijk.
7c. ☑ Ik heb het tarief voor zelfbetalers gepubliceerd op mijn website of in mijn praktijk.
7d. ☐ Ik hanteer voorwaarden en een tarief voor no-show: gepubliceerd op mijn website of in mijn praktijk \textit{let op}:
☐ Ik hanteer geen voorwaarden en tarief voor no-show
De behandeltarieven, OZP-tarief en eventueel no-show voorwaarden en no-show tarief zijn hier te vinden:
☐ Link naar website met de behandeltarieven, OZP-tarief, en eventueel no-show voorwaarden en no-show tarief:
\url{www.bureaufocus.nl/praktisch}
☐ Ik upload het document/de documenten met de behandeltarieven, no-show voorwaarden en no-show tarief op www.GGZkwaliteitsstatuut.nl
8. Kwaliteitswaarborg
Ik voldoe aan de volgende kwaliteitseisen, voortvloeiend uit mijn beroepsregistratie, specialisme of branche/beroepsvereniging (aanvinken wat van toepassing is):
- [✓] Intervisie
- [ ] Visitatie
- [✓] Bij- en nascholing
- [✓] Registratie-eisen van specifieke behandelvaardigheden
- [✓] De beroepscode van mijn beroepsvereniging
- [ ] Anders, namelijk
Link naar website over bewijsvoering van de basiskwaliteitseisen van mijn beroepsgroep:
- [ ] Link naar website: www.bureaufocus.nl/wie-wij-zijn
- [ ] Ik upload het document met bewijsvoering van de basiskwaliteitseisen van mijn beroepsgroep op www.GGZkwaliteitsstatuut.nl
9. Klachten- en geschillenregeling
9a. Mijn patiënten kunnen met klachten over mij of mijn behandeling terecht bij mij of bij (naam en contactgegevens klachtenfunctionaris):
Wij zijn aangesloten bij de LVVP en NVGzP en hebben hier een klachtenregeling.
De klachtenregeling is hier te vinden:
- [ ] Link naar website: www.bureaufocus.nl/praktisch
- [ ] Ik upload het document met de klachtenregeling op www.GGZkwaliteitsstatuut.nl
9b. Mijn patiënten kunnen met geschillen over mij of mijn behandeling terecht bij:
Naam geschilleninstantie vermelden waarbij u bent aangesloten:
NVGzP en LVVP
De geschillenregeling is hier te vinden:
- Link naar website: www.bureaufocus.nl/praktisch
- Ik upload het document met de geschillenregeling op www.GGZkwaliteitsstatuut.nl
10. Regeling bij vakantie en calamiteiten
10a. Patiënten kunnen tijdens mijn afwezigheid gedurende vakantie en ziekte terecht bij:
Naam vervangend behandelaar:
Mandy Vellener en Tineke de Kok vervangen elkaar bij afwezigheid.
Contactgegevens vervangend behandelaar:
M. Vellener: 06-41511131
T. de Kok: 06-51798309
10b. Ik heb overdracht geregeld en vastgelegd in geval mijn praktijk plotseling sluit wegens overlijden of andere calamiteiten:
- Ja
- Nee
II. Het behandelproces - het traject dat de patiënt in mijn praktijk doorloopt
11. Wachttijd voor intake en behandeling
Patiënten vinden informatie over wachttijden voor intake en behandeling via deze link of document (en kunnen deze telefonisch opvragen). De informatie is gerangschikt naar generalistische basis-ggz en/of gespecialiseerde ggz, en -in geval van een contract- per zorgverzekeraar, en -indien van toepassing- per diagnose.
- Link naar wachttijden voor intake en behandeling:
www.bureaufocus.nl/behandeling
- Upload van uw document met wachttijden voor intake en behandeling
op www.GGZkwaliteitsstatuut.nl
12. Aanmelding en intake
12a. De aanmeldprocedure is in mijn praktijk als volgt geregeld (zoals: wie ontvangt de telefonische aanmelding, wie doet de intake, hoe verloopt de communicatie met de patiënt):
Aanmelden kan zowel telefonisch, via de email of de website bij M. Vellener en T. de Kok. Binnen 24 uur wordt er een afspraak gepland om de intakeprocedure te starten bij een van de behandelaren. Wij bieden de client een kennismakingsgesprek om te kijken of er een klik en of de client aan het juiste adres. Zonodig denken wij mee voor doorverwijzing. Wij hebben geen behandelwachttijd.
12b. Ik verwijst de patiënt terug naar de verwijzer –indien mogelijk met een passend advies- indien mijn praktijk geen passend aanbod heeft op de zorgvraag van de patiënt (zoals een ander werkteermin of een behandelaar met een andere specifieke deskundigheid):
- Ja
- Nee
13. Diagnostiek
13a. De diagnose voor de behandeling wordt in mijn praktijk gesteld door:
Naam: Basis GGz: T. de Kok en M. Vellener, SGGZ: M. Vellener
| Generalistische basis GGZ | Gespecialiseerde GGZ |
|---------------------------|-----------------------|
| Kwalificatie Omschrijving | Kwalificatie Omschrijving |
| 9401 | 0329 |
| 9402 | 9402 |
| 9405 | 9405 |
| 9406 | 9418 |
| 9418 | |
13b. Zijn er andere betrokkenen bij het diagnostisch proces, zo ja in welke rol?
Nee
14. Behandeling
14a. Het behandelplan wordt in mijn praktijk in samenspraak met de patiënt opgesteld door:
Naam: T. de Kok of M. Vellener
| Generalistische basis GGZ | Gespecialiseerde GGZ |
|---------------------------|-----------------------|
| Kwalificatie Omschrijving | Kwalificatie Omschrijving |
| 9401 | 0329 |
| 9402 | 9402 |
| 9405 | 9405 |
| 9406 | 9418 |
| 9418 | |
14b. Het aanspreekpunt voor de patiënt tijdens de behandeling is:
Naam: Behandelaar: T. de Kok of M. Vellener
| Generalistische basis GGZ | Gespecialiseerde GGZ |
|---------------------------|-----------------------|
| Kwalificatie Omschrijving | Kwalificatie Omschrijving |
| 9401 | 0329 |
| 9402 | 9402 |
| 9405 | 9405 |
| 9406 | 9418 |
| 9418 | |
14c. De patiënt/cliënt is geïnformeerd over degene die het aanspreekpunt is tijdens de behandeling (naam en functie van de betreffende persoon zijn bekend bij de patiënt/cliënt):
- [ ] Ja
- [ ] Nee
14d. Bij langer durende behandeling (> 12 weken) stuur ik een afschrift van het behandelplan als brief naar de huisarts (of andere verwijzer), tenzij de patiënt daarvoor geen toestemming geeft:
- [ ] Ja
- [ ] Nee
14e. Ik draag zorg voor goede communicatie met de patiënt en –indien van toepassing en met toestemming van de patiënt- diens naasten, over het beloep van de behandeling. Ik doe dat als volgt:
Zonodig stel ik dingen op schrift voor de client, indien hij/zij dat wil en in overeenkomst is met mijn beroepsrichtlijnen. Naasten nodig ik zonodig uit, na toestemming, samen of zonder client.
14f. De voortgang van de behandeling wordt in mijn praktijk als volgt gemonitord (zoals voortgangsbespreking behandelplan, evaluatie, vragenlijsten, ROM):
Wij doen ROM metingen middels CRS ROM. We bespreken het behandelplan en bespreken regelmatig (minstens na 3-5 gesprekken in de basis GGZ en na een half jaar in de SGGZ) doelen en voortgang van de behandeling. Aan het eind van het behandeltraject vragen wij de client naast een mondelinge evaluatie een evaluatief formulier per email in te vullen.
Uitleg toetsing vraag 14g: bij vraag 14g wordt geen toets gehanteerd, omdat het hebben van een overeenkomst met SGB pas vanaf 1 oktober 2016 verplicht is.
14g. Ik heb een kopie van de overeenkomst met de Stichting Vrijgevestigden ROMmen (SVR) voor aanlevering van ROM-gegevens aan de Stichting Benchmark GGZ (SBG).
- [ ] Link naar overeenkomst met de Stichting Vrijgevestigden ROMmen (SVR) voor aanlevering van ROM-gegevens aan de Stichting Benchmark GGZ (SBG).
- [ ] Ik upload een kopie van de overeenkomst Stichting Vrijgevestigden ROMmen (SVR) voor aanlevering van ROM-gegevens aan de Stichting Benchmark GGZ (SBG) op www.GGZkwaliteitsstatuut.nl
14h. Ik evalueer periodiek en tijdig met de patiënt (en eventueel zijn naasten) de voortgang, doelmatigheid en effectiviteit van de behandeling. Als standaardperiode hanteer ik hiervoor:
in de basis GGZ na 3 tot 5 gesprekken en in de SGGZ minimaal eens per half jaar.
14i. Ik meet de tevredenheid van mijn patiënten op de volgende manier (wanneer, hoe):
Aan het eind van het behandeltraject vragen wij de client naast een mondelinge evaluatie een evaluatief formulier per email in te vullen.
15. Afsluiting/nazorg
15a. Ik bespreek met de patiënt (en eventueel zijn naasten) de resultaten van de behandeling en de mogelijke vervolgstappen:
- [x] Ja
- [ ] Nee
15b. De verwijzer wordt hiervan in kennis gesteld middels een afrondingsbrief, tenzij de patiënt hiertegen bezwaar maakt:
- Ja
- Nee
15c. Als een vervolgbehandeling nodig is, geef ik hierover gericht advies aan de verwijzer. Ik informeer de vervolgbehandelaar waar nodig over het verloop van de behandeling en de behaalde resultaten voorzien van het vervolgadvies, tenzij de patiënt hier bezwaar tegen maakt:
- Ja
- Nee
III. Omgang met patiëntgegevens
16a. Ik vraag om toestemming van de patiënt bij de behandeling betrokken professionals:
- Ja
- Nee
16b. In situaties waarin het beroepsgeheim mogelijk doorbroken wordt, gebruik ik de daartoe geldende richtlijnen van de beroepsgroep, waaronder de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (bij conflict van plichten, vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld), het stappenplan materiële controle en ik vraag het controleplan op bij de zorgverzekeraar (bij materiële controle):
- Ja
- Nee
16c. Ik gebruik de privacyverklaring als de patiënt zijn diagnose niet kenbaar wil maken aan zijn zorgverzekeraar/DIS:
- Ja
- Nee
IV. Ondertekening
Naam: M. Vellener
Plaats: Arnhem
Datum: 05-09-2016
Ik verklaar dat ik me houd aan de wettelijke kaders van mijn beroepsuitoefening, handel conform het model kwaliteitsstatuut en dat ik dit kwaliteitsstatuut naar waarheid heb ingevuld.
Let op: sla nu dit pdf document op en upload het bestand op www.GGZkwaliteitsstatuut.nl
| 0.91709
| 89
|
<urn:uuid:20462764-8fbc-488e-8d8e-151d355fea8b>
|
Verzameling bestaande tests en vragenlijsten over belangrijke levensdomeinen
Ingevuld door:
- Persoon met hersenletsel
- Naaste
- Betrokken zorgverlener
MDS-NAH
Digitale MDS-NAH
PDF-export voor in EPD
Excel-file met ruwe scores
Mijn breinverhaal
| 0.942806
| 235
|
<urn:uuid:531ac819-cca5-44ff-832e-b9cd33303d72>
|
Lasers in de tandheelkunde 2
Cariësdiagnostiek met lasers
Samenvatting
Licht van een specifieke golflengte, zoals laserlicht, kan in tandweefsels en in stoffen in cariëslaesies fluorescentielicht opwekken. Op dit principe berust de werking van twee diagnostische methoden, DIAGNOdent® en ‘Quantitative Laser (Light-induced) Fluorescence’ (QLF). Alleen de DIAGNOdent® is commercieel verkrijgbaar. Het principe van de DIAGNOdent® is gebaseerd op fluorescentie van bacteriële producten (porfirinen) opgewekt door rood laserlicht. De mate van fluorescentie staat in relatie tot de omvang van de cariëslaesie. Gepubliceerde onderzoeken tonen dat de DIAGNOdent® vooral geschikt is om kleine, bacteriënbevattende cariëslaesies op te sporen. Deze laesies kunnen met het apparaat in de tijd worden gevolgd. De werking van QLF berust erop dat de natuurlijke fluorescentie van de tand bij belichting met blauwviolet (laser)licht bij glazuurdemineralisatie afneemt. De afname van de intensiteit van het fluorescentielicht is gerelateerd aan het mineralaverlies in de cariëslaesie. Met behulp van QLF kan het mineralaverlies in carieus glazuur kwantitatief worden bepaald en in de tijd worden vervolgd. Evenals de DIAGNOdent® is de methode geschikt om het effect van preventieve behandelingen in de tijd te volgen.
VERDONSCHOT EH, VEEN MH VAN DER. Lasers in de tandheelkunde 2. Cariësdiagnostiek met lasers. Ned Tijdschr Tandheelkd 2002: 109: 122-126.
Inleiding
Laserlicht is een bundel monochromatisch licht (licht van één kleur) (zie afb. 1 bij Ten Bosch, 2002). In glazuur of dentine kan het licht worden verstrooid of geabsorbeerd. De producten van bacteriële afbraak die zich in een cariëslaesie bevinden en ook de tandweefsels zelf, blijken in staat te zijn om licht van een specifieke golflengte om te zetten in licht met een grotere golflengte (fluorescentie) (Ten Bosch, 2002). Het verstrooide licht is dan deels van een andere kleur. Van deze eigenschap maken twee cariësdiagnostische methoden gebruik.
Als gedemineraliseerd (carieus) glazuur of dentine wordt belicht met rood laserlicht treedt fluorescentie van rode en infrarode straling op. Deze fluorescentie wordt veroorzaakt door bacteriële producten (porfirinen) in de cariëslaesie. Deze fluorescentie kan gebruikt worden voor de detectie van cariëslaesies. De DIAGNOdent® maakt van dit principe gebruik.
Bij belichting van tandweefsel met blauwviolet licht wordt dit licht door de tandweefsels zelf omgezet in groen licht. Als glazuur of dentine gedemineraliseerd is, neemt de verstrooiing van het licht toe. Daardoor neemt de kans op absorptie af en daardoor de kans op fluorescentie eveneens. Een witte, initiële cariëslaesie wordt dan zichtbaar als een donkere vlek (afb. 1). Van dit principe wordt gebruikgemaakt door Quantitative Laser (Light-induced) Fluorescence (QLF). Wanneer er in fissuren veel porfirinen, plaque of laesies aanwezig zijn, is ook rood licht te zien.
De DIAGNOdent®
Het werkingsprincipe van de DIAGNOdent® (KaVo, Bibraich, Duitsland) berust op de fluorescentie van porfirinen, die door rood laserlicht met een golflengte van 655 nm wordt opgewekt. Porfirinen zijn organische stoffen afkomstig van bacteriën. Naarmate een cariëslaesie groter is zullen zich ook meer bacteriën in de laesie ophouden die dus meer porfirinen produceren. Dus mag worden verwacht dat hoe meer fluorescentie er is, des te groter of dieper de cariëslaesie is. Uiteraard moet de fissuur zorgvuldig worden ontdaan van plaque omdat ook hierin bacteriën en porfirinen voorkomen. Het rode laserlicht wordt vanuit het centrum van de sondepunt aangevoerd en op de occlusale fissuur gericht. Een deel van de fluorescentiestraling die in de cariëslaesie wordt opgewekt, wordt via de buitenste fibers van de sondepunt naar het toestel teruggevoerd (afb. 2).
Voor gebruik in de praktijk moet de DIAGNOdent® betrouwbaar en valide zijn. De DIAGNOdent® blijkt een betrouwbare apparatuur omdat het zeer consistent meet, hetgeen blijkt uit de zeer goede reproduceerbaarheid (Lussi et al, 1999; Shi et al, 2000; Shi et al...
De DIAGNOdent® is valide als het omvang of diepte van een cariëslaesie correct aanduidt. De validiteit kan worden uitgedrukt in sensitiviteit en specificiteit. De sensitiviteit benadrukt het correct detecteren van cariëslaesies, de specificiteit legt het accent op het correct detecteren van niet-cariëuze vlakken.
Omdat de DIAGNOdent® meetwaarden oplevert in het bereik van 0 tot 100 moet door de tandarts worden bepaald welke meetwaarden indicatief zijn voor niet-cariëuze vlakken, voor vlakken met glazuurcariës en voor vlakken met dentinecariës. De fabrikant van de DIAGNOdent® beveelt aan de meetwaarden naar de klinische situatie te interpreteren zoals aangegeven in tabel 1 (Attrill en Ashley, 2001). De resultaten van gepubliceerd onderzoek naar de validiteit van de DIAGNOdent® bij de detectie van glazuurcariësies (tab. 2) en dentinecariës (tab. 3) tonen een divers beeld. Hiervoor kunnen enkele verklaringen worden gegeven. Allereerst kunnen wellicht de vloeistoffen waarin de geëxtraheerde elementen worden bewaard, de metingen van de DIAGNOdent® beïnvloeden. Aan deze bewaarvloeistoffen worden namelijk desinfectantia toegevoegd om bacterie- en schimmelgroei tegen te gaan, die mogelijk chemische veranderingen aan de porfirinen bewerkstelligen.
Een tweede bron van variatie kan de reiniging van de gebitselementen zijn. Shi et al (2000), bijvoorbeeld behandelden de geëxtraheerde gebitselementen met een 10% natriumhypochlorietoplossing gedurende 20 minuten alvorens de DIAGNOdent®-metingen uit te voeren. Deze handelswijze, bedoeld om alle aanwezige bacteriële producten en pigmenten uit de fissuren te verwijderen, stuwt niet alleen op praktische bezwaren, maar zal ook bijdragen aan de diversiteit van de gerapporteerde sensitiviteit en specificiteit omdat de procedure afwijkt van de reinigingsmethoden die worden toegepast door andere onderzoekers.
Een derde bron van variatie kan de gebruikte grensscore zijn. Alleen bij in vitro-onderzoek kan de werkelijke diepte van een laesie achteraf worden vastgesteld, waarna naar aanleiding van de uitkomsten een grensscore kan worden bepaald. Tabellen 2 en 3 laten zien dat niet alle onderzoekers dat op dezelfde wijze doen en ook dat de aanbeveling van de fabrikant nog weer anders is (tab. 1). Ten slotte is het lang niet zeker dat een grensscore die in vitro de beste is, ook de beste is voor diagnostiek bij een patiënt. In het algemeen is het immers zo dat een meting niet alleen afhankt van het instrument, maar ook van de situatie en vaak ook enigszins van de handelingen van de gebruiker.
**Tabel 1. Interpretatie van DIAGNOdent®-metingen zoals aangegeven door de fabrikant.**
| DIAGNOdent®-meting | Interpretatie |
|--------------------|---------------|
| 0 - 9 | Gaaf/initiële glazuurcariëslaesie |
| 10-17 | Glazuurcariëslaesie |
| 18-99 | Dentinecariëslaesie |
**Afbeelding 2. Principe van de werking van de DIAGNOdent®. Het rade laserlicht, komend van de centrale fiber in de sondepunt van de DIAGNOdent® (rode pijl), dringt door tot in de cariëslaesie. Hier wordt een deel van het rode licht door porfirinen omgezet in licht van een andere golflengte (fluorescentie). Het gefluoresceerde licht (blauwe pijl) wordt door fibers, gelegen in de periferie van de sondepunt, opgevangen en naar de DIAGNOdent® getransporteerd. De intensiteit van het gefluoresceerde licht is een indicatie voor de omvang van de cariëslaesie.**
**Tabel 2. Sensitiviteit en specificiteit van DIAGNOdent®-metingen bij de detectie van glazuurcariëslaesies in blijvende gebitselementen.**
| Auteurs | Model | Methode | Grensscore | Oppervlak | Sensitiviteit | Specificiteit |
|------------------|-----------|---------------|------------|-----------|---------------|---------------|
| Shi et al, 2000 | In vitro | DIAGNOdent® | 7,1 | Droog | 0,46 | 0,95 |
| | | DIAGNOdent® | 6,1 | Nat | 0,42 | 0,95 |
| | | DIAGNOdent® | 6,8 | Droog | 0,46 | 0,95 |
| | | DIAGNOdent® | 6,4 | Nat | 0,42 | 0,95 |
| Lussi et al, 1999| In vitro | DIAGNOdent® | 4-5 | Nat | 0,87 | 0,78 |
| | | DIAGNOdent® | 4-5 | Droog | 0,87 | 0,64 |
| | | DIAGNOdent® | 10-11 | Nat | 0,76 | 0,87 |
| | | DIAGNOdent® | 10-11 | Droog | 0,84 | 0,79 |
| Pereira et al, 2001 | In vitro | Visueel | - | Droog | 0,17 | 0,97 |
| | | Visueel | - | Droog | 0,07 | 0,99 |
| | | DIAGNOdent® | 10-11 | Droog | 0,20 | 0,98 |
| | | DIAGNOdent® | 10-11 | Droog | 0,17 | 0,98 |
| Lussi et al, 2001 | In vivo | Visueel | 0,5-1,0 | Droog | 0,61 | - |
| | | DIAGNOdent® | 13-14 | Droog | 0,96 | - |
Uit de tabellen 2 en 3 blijkt dat een dun laagje vocht op het occlusale oppervlak van de elementen geen noemenswaardige invloed heeft op de diagnostische prestaties van de DIAGNOdent®. Slechts één onderzoek werd uitgevoerd bij patiënten (Lussi et al, 2001). In dit onderzoek ontbrak de waarde voor de sensitiviteit voor visuele inspectie. Dit maakt het onmogelijk om de DIAGNOdent® te vergelijken met visuele inspectie. De resultaten van de in vitro-onderzoeken van Pereira et al (2001) voor glazuurcariës en van Naphhausen et al (2002) voor dentinecariës toonden dat er geen statistisch significant verschil bestaat tussen beide methoden. Bij toepassing van de DIAGNOdent® op ongecaviteerde melkelementen bleek eveneens geen statistisch significant verschil met visuele inspectie (Attrill en Ashley, 2001).
Hoewel de DIAGNOdent® hiervoor niet op de markt
Afb. 3. Longitudinale beelden ('monitoring') van een blijvende eerste molaar na orthodontische behandeling. Het element werd maandelijks gedurende negen maanden met behulp van QLF gemeten. De inzetten tonen de geïsoleerde laesie. De grafiek laat de verandering in fluorescentie (SQ) geïntegreerd over het laesieoppervlak zien. SQ kan een gevolg zijn van terugkeer van de natuurlijke fluorescentie dan wel van een afname van de laesiegrootte, of van beide. De terugkeer van de fluorescentie is een aanwijzing voor de opname van mineralen in de laesie. (Met dank aan S. Al-Khateeb).
is gebracht, kan deze ook gebruikt worden voor het kwantificeren van cariëslaesies op gladde vlakken (Shi et al, 2001). De meetwaarden van de DIAGNOdent® blijken voor deze vlakken redelijk te correleren met het mineraalverlies in de laesie ($r = 0,67$). QLF correleert iets beter met mineraalverlies ($r = 0,76$).
Op basis van gepubliceerde onderzoeken kan geconcludeerd worden dat de DIAGNOdent® een valide instrument is voor het opsporen van kleine cariëslaesies in occlusale vlakken. Vooralsnog staat niet vast dat dit apparaat betere resultaten oplevert dan visuele inspectie. In combinatie met de goede reproduceerbaarheid van DIAGNOdent®-metingen is het apparaat echter geschikt om veranderingen in een cariëslaesie te volgen en te bepalen of en wanneer interventie noodzakelijk is. Eén in de tijd gestaag toenemende DIAGNOdent®-meting kan namelijk duiden op cariësprogressie, hetgeen een indicatie is voor het nemen van cariëspreventieve maatregelen.
**Quantitative Laser/Light-induced Fluorescence**
‘Quantitative Laser Fluorescence’ is ontwikkeld om initiele cariëslaesies in de tijd te kunnen vervolgen en is momenteel nog uitsluitend op de markt als onderzoeksinstrument. De methode is gebaseerd op de veranderingen in de natuurlijke fluorescentie van glazuur en dentine door cariës. Doordat het glazuur mineraal verliest, ontstaat een verlies aan fluorescentie. Bij remineralisatie van het glazuur neemt de fluorescentie weer toe. Aanvankelijk werd laserlicht toegepast bij deze diagnostische methode, maar dit werd later vervangen door zichtbaar ‘monochromatisch’ licht (licht van ongeveer 404 nm). Momenteel wordt de methode aangeduid met ‘Quantitative Light-induced Fluorescence’ (QLF).
Evenals de DIAGNOdent® is QLF een subjectieve methode in die zin dat er geen richtlijnen worden gegeven vanaf welk fluorescentieverlies preventieve dan wel restauratieve maatregelen worden geadviseerd. De validiteit van de methode wordt veelal uitgedrukt in de correlatie met het mineraalverlies. De correlatiecoëfficiënt voor de relatie tussen fluorescentieverlies en mineraalverlies is gemiddeld 0,75 (Ten Bosch, 2000). Gegevens over de sensitiviteit en de specificiteit worden in de literatuur gegeven wanneer kwantificering van laesies te moeilijk wordt geacht, zoals bij de diagnostiek van occlusale cariëslaesies. Een overzicht van gerapporteerde sensitiviteit en specificiteit is opgenomen in tabel 4. Occlusale vlakken zijn door hun morfologie weliswaar lastiger te diagnosticeren, maar de progressie en de regressie van dergelijke laesies in de tijd blijken goed te volgen (Ferreira Zandoná et al, 2000).
Klinische onderzoeken waarbij actieve cariëslaesies op gladde vlakken – zoals de laesies die ontstaan naast orthodontische brackets – met QLF werden gevolgd, tonen duidelijk een verhoogde fluorescentie na het nemen van preventieve maatregelen (Al-Khateeb et al, 1998; Tranaeus et al, 2001a). Dit duidt op remineralisatie (afb. 3).
De toepassing van QLF wordt belemmerd door de aanwezigheid van plaque, tandsteen of voedselresten. Hierdoor kan een gaaf vlak abusievelijk worden aangemerkt als carieus. Indien rode fluorescentie wordt waargenomen, is het belangrijk om vast te stellen of deze wordt veroorzaakt door tandsteen of plaque of dat het een door bacteriën veroorzaakte cariëslaesie betreft. Een goede reiniging van het oppervlak voorafgaande aan de diagnostische meting is dan ook essentieel (Tranaeus et al, 2001b). Er zijn indicaties dat de methode gebruikt kan worden om onderscheid te maken tussen progressieve en gestabiliseerde laesies (Van der Veen et al, 2000), maar dit moet in de klinische praktijk nog worden bewezen.
Voor gebruik in de tandartspraktijk moet de methode als een hulpmiddel bij visuele inspectie worden gezien. Daarnaast kan de methode gebruikt worden voor het vervolgen van cariëslaesies in de tijd (‘monitoren’) ter evaluatie van het effect van een preventieve behandeling. QLF kan ook worden ingezet ter beoordeling van nieuwe en bestaande restauraties en fissuurverzegelingen en ter bepaling van de aanwezige hoeveelheid oude en nieuwe plaque (Tranaeus et al, 2001b). Het zal echter nog enkele jaren duren voordat de methode voor de algemene tandartspraktijk beschikbaar komt.
---
**Tabel 4. Sensitiviteit en specificiteit van QLF-metingen en visuele inspectie bij de detectie van cariëslaesies.**
*Bij beide methoden besliste de waarnemer subjectief over aan- of afwezigheid van een laesie.*
| Auteurs | Model | Vlakken | Laesie-definitie | Methode | Sensitiviteit | Specificiteit |
|--------------------------|-----------|------------------|------------------|-----------|---------------|---------------|
| Ten Cate et al, 2000 | *In vivo* | Buccaal/linguaal*| Aan- of afwezig | QLF | 0,79 | 0,75 |
| Ando et al, 2000 | *In vitro*| Occlusaal | Diepte < 0,2 mm | QLF | 0,77 | 0,71 |
| | | | | Visueel (Ekstrand) | 0,93 | 0,70 |
| | | | | Dentine aangetast | 0,87 | 0,66 |
| Ferreira Zandoná et al, 1998 | *In vitro*| Occlusaal | Aan- of afwezig | QLF | 0,92 | 0,56 |
| | | | | Visueel (kleur) | 0,90 | 0,55 |
| | | | | QLF | 0,51 | 0,77 |
| | | | | Visueel (kleur) | 0,49 | 0,69 |
* Deze metingen werden verricht aan melkelementen (cuspidaten, eerste en tweede molaren). De klinische meting werd uitgevoerd vóór het wisselen. Na exfoliatie werd de feitelijke progressie vastgesteld.
Conclusies
De DIAGNOdent® is commercieel beschikbaar en is vooral geschikt om kleine, bacteriënbevattende occlusale cariëslesies op te sporen en in de tijd te volgen ('monitoring'). Dit kan worden toegepast bij het evalueren van een preventieve behandeling (voedingsadvies, fluoride- en chloorhexidineapplicatie). De DIAGNOdent® is wel minder geschikt voor het diagnosticeren van cariëslesies in het dentine. Het apparaat onderscheidt zich in dit opzicht niet van visuele inspectie.
QLF is nog niet commercieel beschikbaar. Met behulp van dit apparaat kan het mineraalverlies in een cariëslesie kwantitatief worden bepaald. QLF is klinisch toepasbaar op gladde (buccale en linguale) vlakken en is vooral geschikt om cariëslesies in de tijd te volgen. Bij toepassing op occlusale vlakken is de methode vergelijkbaar met visuele inspectie.
Literatuur
• Al-Khateeb S, Forsberg CM, Josselin de Jong E de, Angmar-Månsson B. A longitudinal laser fluorescence study of white spot lesions in orthodontic patients. Am J Orthod Dentofacial Orthop 1998; 113: 595-602.
• Ando M, Eggertsson H, Isaacs R, Analoui M, Stookey GK. Comparative studies of several methods for the early detection of fissure lesions. In: Stookey GK (ed). Proceedings of the 4th Annual Indiana Conference. Early detection of dental caries II. Indianapolis: Indiana University School of Dentistry, 2000: 279-299.
• Attrill DC, Ashley PE. Occlusal caries detection in primary teeth: a comparison of DIAGNOdent with conventional methods. Br Dent J 2001; 190: 440-443.
• Bosch JJ ten. Summary of research on quantitative light-induced fluorescence. In: Stookey GK (ed). Proceedings of the 4th Annual Indiana Conference. Early detection of dental caries II. Indianapolis: Indiana University School of Dentistry, 2000: 261-277.
• Bosch JJ ten. Lasers in de tandheelkunde 1. Wat is er bijzonder aan lasers? Ned Tijdschr Tandheelkd 2002; 109: 83-87.
• Cate JM ten, Lagerweij MD, Weefel JS, et al. *In vitro* validation studies of quantitative light-induced fluorescence. In: Stookey GK (ed). Proceedings of the 4th Annual Indiana Conference. Early detection of dental caries II. Indianapolis: Indiana University School of Dentistry 2000: 237-250.
• Ferreira Zandonà AG, Analoui M, Beiswanger BB, et al. An *in vitro* comparison between laser fluorescence and visual examination for detection of demineralization in occlusal pits and fissures. Caries Res 1998; 32: 210-218.
• Ferreira Zandonà AG, Isaacs RL, Veen MH van der, Stookey GK. Indiana pilot clinical study of quantitative light fluorescence. In: Stookey GK (ed). Proceedings of the 4th Annual Indiana Conference. Early detection of dental caries II. Indianapolis: Indiana University School of Dentistry, 2000: 219-230.
• Lussi A, Imwinkelried S, Pitts NB, Longbottom C, Reich E. Performance and reproducibility of a laser fluorescence system for detection of occlusal caries *in vitro*. Caries Res 1999; 33: 261-266.
• Lussi A, Meigert B, Longbottom C, Reich E, Franciscut P. Clinical performance of a laser fluorescence device for detection of occlusal caries lesions. Eur J Oral Sci 2001; 109: 14-19.
• Naphaïusen MTP, Riemersma M, Verdonckhof EH. Diagnostiek van occlusale cariëslesies met behulp van laserfluorescentietesting. Ned Tijdschr Tandheelkd 2002; 109: 3-7.
• Pereira AC, Verdonckhof EH, Huysmans MCDJM. Caries detection methods: can they aid decision making for invasive sealant treatment? Caries Res 2001; 35: 83-89.
• Shi XQ, Welander U, Angmar-Månsson B. Occlusal caries detection with KaVo DIAGNOdent and radiography: an *in vitro* comparison. Caries Res 2000; 34: 151-158.
• Shi XQ, Tranæus S, Angmar-Månsson B. Comparison of QLF and DIAGNOdent for quantification of smooth surface caries. Caries Res 2001; 35: 21-26.
• Tranæus S, Al-Khateeb S, Björkman S, Twetman S, Angmar-Månsson B. Application of quantitative light-induced fluorescence to monitor incipient lesions in caries-active children. A comparative study of remineralisation by fluoride varnish and professional cleaning. Eur J Oral Sci 2001a; 109: 71-75.
• Tranæus S, Heinrich-Weltzien R, Kühnisch, Stösser L, Angmar-Månsson B. Potential applications and limitations of quantitative light-induced fluorescence in dentistry. Med Laser Appl 2001b; 16: 195-204.
• Veen MH van der, Josselin de Jong E de, Al-Khateeb S. Caries activity detection by dehydration with quantitative light-induced fluorescence. In: Stokey GK (ed.). Proceedings of the 4th Annual Indiana Conference. Early detection of dental caries II. Indianapolis: Indiana University School of Dentistry, 2000: 251-259.
Summary
Key words:
- Lasers
- Diagnosis
- Caries
Lasers in dentistry 2. Diagnosis of dental caries with lasers
When enamel, dentine and substances in caries lesions are exposed to (laser) light of a specific colour, fluorescence may be induced. This principle is at the basis of two caries diagnostic methods, DIAGNOdent® and Quantitative Laser (Light-induced) Fluorescence (QLF). Only the DIAGNOdent® is commercially available. Bacterial porphyrines evoke fluorescence when illuminated with red light and the intensity of the emitted light is related to the size of the caries lesion. Published research indicates that the DIAGNOdent® is particularly suitable for detecting small bacteria containing caries lesions, and to monitor such lesions. QLF is based on the fluorescence decrease in demineralised enamel upon exposure to blue-violet (laser) light. The intensity of the emitted light is related to the amount of mineral loss in the caries lesion. Using QLF the mineral loss in caries lesions can be measured quantitatively. Like the DIAGNOdent®, QLF is particularly suitable to monitor caries lesions.
| 0.934845
| 144
|
<urn:uuid:e6e7fa83-71fe-4834-88d7-89dede7400a7>
|
BEVOLKINGSONDERZOEK BAARMOEDERHALSKANKER IN 4 STAPPEN
1. UITNODIGEN
In 2019 nodigt de screeningsorganisatie vrouwen uit van de geboortejaren 1959, 1964, 1969, 1974, 1979, 1984 en 1989. Zij ontvangen hun uitnodiging in of rond hun geboortedaag. De gegevens van de uit te nodigen vrouwen komen uit de Basisregistratie personen (BRP).
De uitnodiging bestaat uit:
• Een uitnodigingsbrief met daarop twee barcodestickers. De stickers zijn nodig om het laboratoriumformulier en het laboratoriumpotje te koppelen aan de vrouw;
• Een folder over het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker.
Als de vrouw niet reageert op de eerste uitnodiging ontvangt zij van ons na ongeveer 16 weken een herinnering.
Laboratoriumformulieren voor het bevolkingsonderzoek zijn gepersonaliseerd. Deze kunnen alleen door de aanvrager gebruikt worden. In het Huisartsenportaal vraagt u eenvoudig nieuwe laboratoriumformulieren aan. Gekopieerde formulieren worden niet herkend door de scanner in het laboratorium. Er is een apart laboratoriumformulier voor indicatieve uitstrijkjes. Dit kunt u niet gebruiken voor het bevolkingsonderzoek.
2. SCREENEN
De vrouw maakt zelf een afspraak. De huisarts of doktersassistent maakt het uitstrijkje. De vrouw neemt de uitnodigingsbrief mee naar uw praktijk. De stickers met barcode die op deze brief zitten, plakt u op het uitstrijkpotje en op het laboratoriumformulier. Plak één barcodesticker horizontaal over het etiket op het uitstrijkpotje en plak één barcodesticker horizontaal rechtsboven op het laboratoriumformulier. De barcode is een unieke code, gekoppeld aan de gegevens van de vrouw.
Het uitstrijkje wordt alleen getest op hrHPV. Bij de uitslag hrHPV-positief wordt hetzelfde uitstrijkje ook direct onderzocht op cytologie. Alleen bij cytologische afwijkingen kijkt het screeningslaboratorium naar de ingevulde vragen op het laboratoriumformulier. Het advies is om bij vrouwen met klachten of afwijkingen van het aspect cervix een uitstrijkje op indicatie te maken.
Let op: Gebruik het groene uitstrijkborsteltje voor het bevolkingsonderzoek.
Na het maken van het uitstrijkje gaat u 10x stampen in het potje, zodat de borstelhaartjes uit elkaar komen te staan. En daarna krachtig ronddraaien. Gooi het borsteltje weg en laat dit niet achter in het potje.
Niet of later meedoen?
Deelname aan het bevolkingsonderzoek is vrijwillig. Vrouwen kunnen zich eenmalig of definitief afmelden. Bij eenmalige afmelding ontvangt de vrouw automatisch na 5 jaar een nieuwe uitnodiging.
Zwangerschap
Vrouwen die zwanger zijn of net bevallen, kunnen niet meedoen aan het bevolkingsonderzoek. Een vrouw kan 6 maanden na de bevalling weer meedoen.
Uitstrijkje bij gynaecoloog niet gratis
Alleen als het uitstrijkje door een huisarts of doktersassistent wordt gedaan, is het bevolkingsonderzoek gratis voor de vrouw. Een uitstrijkje door de gynaecoloog is altijd een medische indicatie. De kosten van het uitstrijkje worden dan niet vanuit het bevolkingsonderzoek vergoed.
Zelfafnameset
Vrouwen die het vervelend vinden om een uitstrijkje te laten maken, kunnen ook een zelfafnameset aanvragen. Met de zelfafnameset neemt de vrouw zelf materiaal af uit haar vagina. Het materiaal van de zelfafnameset is geschikt voor te testen op de aanwezigheid van hr-HPV. Werd hr-HPV gevonden, dan wordt de vrouw uitgenodigd alsnog een uitstrijkje te laten maken bij de huisartsenpraktijk. Op het uitgestreken materiaal wordt vervolgens een cytologische beoordeling uitgevoerd. Dit uitstrijkje valt onder het bevolkingsonderzoek en is gratis voor de vrouw.
Let op: Om privacyredenen ontvangt u als huisarts geen uitslag over de zelfafnameset. Dit omdat u niet de aanvrager van het onderzoek bent.
3 UITSLAG
Het uitstrijkje wordt beoordeeld in het screeningslaboratorium. Dit kan een ander laboratorium zijn dan waar u de uitstrijkjes op indicatie naartoe stuurt. Het screeningslaboratorium stuurt de uitslag naar uw Zorgmail-adres. Bij vragen over de uitslag kunt u contact opnemen met het screeningslaboratorium. De vrouw ontvangt de uitslag van het onderzoek per brief van Bevolkingsonderzoek Zuid.
Geen hrHPV
Bij een uitslag hr-HPV-negatief ontvangt de vrouw over 5 of 10 jaar (afhankelijk van haar leeftijd) weer een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek.
Wel hrHPV
Bij een uitslag hr-HPV-positief wordt aansluitend op hetzelfde uitstrijkje een cytologische beoordeling uitgevoerd. De uitslag kan zijn:
• hrHPV en geen afwijkende cellen
Controle-uitstrijkje bij de huisarts na 6 maanden. De vrouw ontvangt weer een uitnodigingsbrief met twee barcodestickers van de screeningsorganisatie. Alleen met deze uitnodiging kan het controle-uitstrijkje worden gemaakt. De stickers plakt u op het uitstrijkpotje en op het bevolkingsonderzoek laboratoriumformulier. Er wordt alleen een cytologische beoordeling gedaan. Dit uitstrijkje maakt deel uit van het bevolkingsonderzoek en is gratis voor de vrouw.
Let op: Bij gebruik van een indicatief laboratoriumformulier worden de kosten betaald vanuit de zorgverzekering. Afhankelijk van het eigen risico moet de vrouw de kosten of een deel ervan zelf betalen.
• hrHPV en licht afwijkende cellen
Uitslag PAP2-PAP3a1 > doorverwijzing naar de gynaecoloog.
• hrHPV en afwijkende cellen
Uitslag PAP3a2 of hoger > doorverwijzing naar de gynaecoloog. (De vrouw ontvangt de uitslag 5 werkdagen later dan u)
• Onbeoordeelbaar
Herhaaluitstrijkje na zes weken maakt deel uit van het bevolkingsonderzoek. Het is belangrijk dat er tussen het eerste en tweede uitstrijkje minimaal 6 weken zit.
4 VERVOG
Verwijzing naar de gynaecoloog
Is de vrouw hr-HPV-positief en zijn er afwijkende cellen gevonden, dan wordt zij – onafhankelijk van de ernst van de afwijking – altijd doorverwezen voor een vervolgonderzoek bij de gynaecoloog. Stuur hierbij de volledige uitslag inclusief KOPAC-classificatie mee bij de verwijzing. Dit vervolgonderzoek maakt geen deel uit van het bevolkingsonderzoek. De kosten hiervan worden betaald vanuit de zorgverzekering. Afhankelijk van het eigen risico moet de vrouw de kosten of een deel ervan zelf betalen. Het is belangrijk dat u de vrouw hierover informeert.
Contact
Bevolkingsonderzoek Zuid
Larixplein 5, 5616 VB Eindhoven
www.bevolkingsonderzoekzuid.nl
[email protected]
december 2018
| 0.967687
| 297
|
<urn:uuid:1d35d5f7-df73-420f-9393-f06c3f94e4a4>
|
## Vervallen en nieuwe toelatingen bestrijdingsmiddelen
Wijzigingen die van belang zijn voor o.m. de beroepsmatige ongediertebestrijding t.a.v. eigen werkzaamheden of de te verstrekken adviezen aan derden
### Vervallen toelatingen
| Merknaam | Toel.nr. | Werkzame stof(fen) | Vervaldatum |
|-----------------------------------------------|-----------|------------------------------------------------------------------------------------|-------------|
| AA Rattex Lokaas | 3319 N | warfarin | 30-09-94 |
| Basilit CCA-B | 9566 N | arseenpentoxide chroomtrioxide koper(1)oxide | 01-06-94 |
| Beaphar Dex Mierendood | 10086 N | permethrin | 01-10-94 |
| Beaphar Dex Mierendood Vloeibaar | 10380 N | permethrin | 01-10-94 |
| B.O.B. - 4 S | 10106 N | deltamethrin | 30-09-94 |
| B.O.B. - 4 Spray S | 10092 N | deltamethrin | 30-09-94 |
| Carbolineum | 8904 N | steenkoolteerolie-destillaat | 24-05-94 |
| Cunasept 2% Cu | 6624 N | kopernaftenaat | 30-09-94 |
| Denka Mierengietmiddel | 8874 N | deltamethrin | 27-04-94 |
| Fluks | 6889 N | dichloorvos | 30-09-94 |
| Fungus Killer III | 8217 N | 4-chloor-3-methylfenol natriumhydroxide | 07-06-94 |
| Luxan Vliegenstrip | 9480 N | permethrin | 01-10-94 |
| Methylbromide | 8983 N | methylbromide | 01-10-94 |
| Protex BKC | 8867 N | alkyldimethylbenzyl–ammoniumchloride | 02-04-94 |
| Pynamin Forte Mat-120 | 8940 N | d-allethrin | 23-07-94 |
| Raid Cockroach Killer | 8948 N | permethrin tetramethrin | 27-08-94 |
| Rentokil Methylbromide | 6191 N | methylbromide | 27-04-94 |
| Riwa WM | 8934 N | aluminium-fosfide | 19-07-94 |
| Rust-Oleum Deklaag | 9206 N | folpet | 15-06-94 |
| Rust-Oleum Witte Muur-Sealer | 9204 N | folpet | 15-06-94 |
| Sadolin Blaueschutz, Serie 985-8160 | 10309 N | dichlofluanide | 09-09-94 |
| Sadolin Extra Serie 981-65xx | 10336 N | carbendazim | 29-09-94 |
| Sadolin Sadokill | 9903 N | permethrin | 29-09-94 |
| Tanalith CCA Oxide Type B Pasta | 8847 N | arseenpentoxide chroomtrioxide koperoxide | 02-04-94 |
| 0.789932
| 89
|
<urn:uuid:545629bd-7c7a-4a60-bfde-f63d9475abf8>
|
Rapportage Interne audit (IGZ indicatoren)
Tijdens de interne audit inhoud (IGZ indicatoren) op robijn is gekeken wat gaat goed en wat kan beter? Medewerkers zijn actief bezig met het verbeteren van zorg en dienstverlening, op diverse gebieden.
Score voldoet/voldoet grotendeels
Op de gebieden deskundigheid en inzet van medewerkers, medicatieveiligheid, BOPZ, leren en verbeteren en sturen op kwaliteit en veiligheid heeft afdeling Robijn de score voldoet en/of voldoet grotendeels behaald. Complimenten!
Score voldoet grotendeels niet
Het volgende thema verdient extra aandacht:
- Clientendossier
- De cliënt/1 e contactpersoon is betrokken bij de periodieke evaluatie en bijstelling van het zorgplan.
Score voldoet niet
De score voldoet niet, is niet behaald. Complimenten hiervoor!
2.1A
2.1B
2.1C
2.2
2.2A
2.2B
2.4
2.4A
2.4B
2.5
2.5A
2.5B
2.5C
2.6
2.6A
2.6B
2.6C
3.1A
3.2
3.2A
3.3
3.3A
3.3B
3.4
3.4A
3.5
3.5A
3.6
3.6C
3.7
3.7A
3.8
3.8A
3.9
0-5%
4.3
4.6
4.7
4.8
4.9
A
B
5.2
5.2A
5.2C
5.3
5.4
5.4A
5.5
5.5A
5.6
5.7
5.8
5.8A
5.8B
1.3
1.3A
1.2
1.2A
1.2b
1.2C
| 0.885969
| 305
|
<urn:uuid:beb30b36-a5c2-4628-b9dd-4149b93300a5>
|
Nanotechnologie in strijd tegen mycotoxinen
Algemeen
[Carolien Makkink]
Uitgaande van het vermogen van klei om toxinen te binden, heeft Olmix een proces ontworpen om kleimateriaal te manipuleren. Deze aanpassing kan een bijdrage leveren in de strijd tegen mycotoxinen.
Nanotechnologie wordt wel beschouwd als de nieuwste industriële revolutie. Het gaat hierbij om piepkleine structuren (0,1 tot 100 nanometer; een nanometer is 109 meter, oftewel een miljoenste millimeter) met specifieke eigenschappen. Nanotechnologie wordt al toegepast in cosmetica, waterfiltratie, inkt, vlekbestendige kleding, tennisrackets, et cetera. In de natuur komen veel nanostructuren voor. Spinnenwebben, lotusbladeren en klei zijn slechts enkele voorbeelden. Nanomateriaal heeft een grote mechanische weerstand, maar ook een hoge temperatuurstabiliteit, een sterke chemische reactiviteit en zeer goede elektrische geleidingseigenschappen. Olmix, opgericht in 1995, heeft op basis van nanotechnologie een product ontwikkeld voor toepassing in diervoeders.
Verbeterde klei
Olmix richt zich op de ontwikkeling van natuurlijke producten, meestal op basis van kleimineralen, voor de veehouderij (voeding en hygiëne). Uitgaande van het natuurlijke vermogen van klei om endoen mycotoxinen te binden en vast te houden, hebben de onderzoekers bij Olmix een proces ontworpen om de structuur van kleimateriaal te manipuleren. Klei is opgebouwd in laagjes, net als mica. Macromoleculen ('ulvanen') die geëxtraheerd werden uit zeewier, worden in de ruimte tussen de kleilaagjes gebracht. Deze ulvanen modificeren de structuur van de klei, waardoor een nieuw 'hybride' composietmateriaal ontstaat. Hierdoor neemt de ruimte tussen de kleilaagjes toe en wordt de absorptiecapaciteit van de klei (Montmorillonite) tien keer zo groot (figuur 1). Het product heet Amadéite en is wereldwijd gepatenteerd.
Toepassingen
Vanuit Amadéite heeft Olmix in Frankrijk een mycotoxinebinder ontwikkeld, genaamd MT.X+. In dit product is Amadéite gecombineerd met andere actieve ingrediënten, zoals diatomeeënaarde, Montmorillonite en gistcelwanden. De werkzaamheid van Amadéite is bewezen in onderzoek bij TNO Kwaliteit van Leven met behulp van de verteringssimulatie. Hiermee is vastgesteld dat de absorptie van deoxynivalenol uit varkensvoer met 40 procent afneemt, als het voer 0,1 procent Amadéite bevat. De absorptie van fumonisinen wordt met meer dan 50 procent geremd. Hiermee is de werkzaamheid van MT.X+ als breed spectrum mycotoxinebinder vastgesteld. De bevindingen van TNO worden bevestigd door de Universiteit Utrecht, die MT.X+ onderwierp aan standaard bindingsproeven. MT.X+ bindt specifiek aan myco- en endotoxinen, en laat nutriënten, zoals vitaminen, glucose en eiwitten, ongemoeid, zo bleek uit het onderzoek van TNO. De absorptie van vitamine B1 verbeterde met 30 procent als 0,1 procent Amadéite was toegevoegd aan het voer. MT.X+ is ook getest op praktijkbedrijven. In Vietnam is onderzoek gedaan met gelten die gedurende tien maanden met mycotoxine besmet voer kregen (125 ppb T-2 toxine, 125 ppb zearalenon, 510 ppb fumonisine B, 50 ppb deoxynivalenol). Toevoeging van 0,5 kg MT.X+ verbeterde de reproductieresultaten.
Drachtpercentage, toomgrootte en het geboortegewicht van biggen namen toe.
Ook namen de zeugen tijdens de lactatie meer voer op. Bij melkvee zijn er aanwijzingen dat MT.X+ gezondheidsproblemen als gevolg van mycotoxinenbesmettingen kan verlichten.
Multi-target
Wereldwijd is 30 procent van de graanoogst besmet met één of meer mycotoxinen. Een besmetting is meestal niet beperkt tot één toxine; juist de combinatie van meerdere mycotoxinen in één grondstof levert gezondheidsrisico's. Daarom is het van belang om multi-target mycotoxinebinders ter beschikking te hebben. Toepassing van MT.X+ in diervoeders leidt tot efficiënt afvangen van endotoxinen en mycotoxinen in het maagdarmkanaal en daarmee tot bescherming en stabilisatie van de darmwand. Professor FinkGremmels van de Faculteit Diergeneeskunde, een autoriteit op het gebied van mycotoxinen, merkt op dat er behoefte is aan gestandaardiseerd onderzoek om de werking van verschillende mycotoxinebinders te onderbouwen. De Universiteit van Utrecht werkt, evenals andere instituten, momenteel aan gestandaardiseerde in vivo proeven, waarmee de waarde van mycotoxinebinders voor de praktijk kan worden vastgesteld. In dergelijk onderzoek worden de bindingseigenschappen gemeten, gekoppeld aan gezondheidsindicatoren bij varkens en pluimvee.-
De gelaagde structuur van Amadéite, met 'pilaartjes' van zeewier-ulvanen die de tussenruimtes vergroten.
| 0.807991
| 659
|
<urn:uuid:117b0ad2-bab7-48e2-bd57-b935215dd4b3>
|
Versie datum: 20230105
Versie: 6
26965
Diepgevroren gerezen bladerdeeg, klaar om te rijzen.
Ingrediëntenlijst
bloem (TARWE); water; plantaardige oliën en vetten (palm; koolzaad); gist; glucose‐fructosestroop; suiker; zout; TARWEgluten; meelverbeteraar (ascorbinezuur); enzymes.
Kan sporen bevatten van: melk, eieren, soja, sesamzaden, hazelnoten, amandelen, pecannoten.
Algemene informatie
Product afmetingen
Goederencode
1901200000
FKB Code
K7
Veganistisch
ja
Vegetarisch
ja
Additieven
E300 ‐ ascorbinezuur
Microbiologische informatie
Staph.aureus < 100/g
Schimmels < 1000/g
E.Coli < 10/g
Enterobacteriaceae < 10000/g
Bacillus cereus < 100/g
Salmonella 0/25g
Nutritionele informatie
* 1 portie = 100 g
Allergenen informatie
Weekdieren en producten op basis daarvan
Nee
Kan sporen bevatten van: melk, eieren, soja, sesamzaden, hazelnoten, amandelen, pecannoten. (*) Voor nootsoorten en glutenbevattende graansoorten, zie ingrediëntenlijst.
@ all rights reserved
Vandemoortele Products
Gewicht
Duurzaamheid
RSPO palm
Plak gerezen bladerdeeg 4mm
Product informatie
Artikelnummer
Verkoopsomschrijving
1050 g
Segregated
| Parameter | Per 100 g | RI (1) | per portie* | RI (2) |
|---|---|---|---|---|
| energie | 1565 kJ | | 1565 kJ | 19 |
| energie | 375 kcal | | 375 kcal | 19 |
| vetten | 23 g | | 23 g | 33 |
| verzadigde vetzuren | 11 g | | 11 g | 55 |
| koolhydraten | 34 g | | 34 g | 13 |
| suikers | 2,9 g | | 2,9 g | 3 |
| vezels | 1,8 g | | 1,8 g | |
| eiwitten | 7,2 g | | 7,2 g | 14 |
| zout | 0,85 g | | 0,85 g | 14 |
Versie datum: 20230105
Versie: 6
Certificaten
BRC
IFS
Toelating 3110/00/0006
GGO Beleid
De groep Vandemoortele houdt zich aan de europese verordening EC/2003/1829 en EC/2003/1830 betreffende GGO's
Contaminanten
De groep Vandemoortele houdt zich aan de europese wetgeving betreffende contaminanten, geldig op moment van uitgifte van dit document.
Disclaimer
De data zijn correct, volgens de gegevens waarover wij beschikken op moment van uitgifte van dit document.
Alle vermelde waarden in dit document zijn gemiddelde waarden, gebaseerd op berekeningen.
De fotos zijn enkel indicatief en lichte afwijkingen tov de realiteit zijn mogelijk.
De gebruiksaanwijzing is enkel ter informatie weergegeven. Vandemoortele kan niet aansprakelijk gesteld worden voor een verkeerde gebruiksaanwijzing gezien dit buiten ons controlegebied valt.
Afkortingen
(1) Dagelijkse referentie‐innames Vitamines
(2) Referentie‐inname van een gemiddelde volwassene (8400 kJ/2000 kcal)
Verpakkingsinformatie
Verpakking details
Binnen verpakking
folie (plastic LDPE 04)
blad (Papier PAP22)
Buiten verpakking
tray (golfkarton PAP20)
Label (Papier PAP22)
Stuks
Stuks / tray 18
doos
EAN
5413476929624
netto gewicht
18,9 kg
lengte x breedte x
hoogte (m)
0,602 x 0,4 x 0,13
Verkoopseenheid
EAN
5413476929624
netto gewicht
1,05 kg
Palletisatie
Palletisatie
(PALLET EURO WOOD 1200X800X145MM)
Aantal tray / laag 4
Aantal laag / pallet 8
Aantal tray / pallet 32
Totaal netto gewicht pallet
Totaal bruto gewicht pallet lengte x breedte x hoogte (m)
Opslagcondities
Houdbaarheid na productie
Bewaartemperatuur
Gebruiksaanwijzing
Ontdooien: 10 min op kamertemperatuur. Rijstijd: 75‐105 min op 32°C. Oven voorverwarmen tot 220°C. Bakken 210 +/‐10°C. De baktijd hangt af van de vorm en grootte van het product, deze gebruiksaanwijzing is louter indicatief, baktijd en ‐temperatuur kunnen verschillen naargelang het type apparatuur. ONTDOOIDE PRODUCTEN NOOIT HERINVRIEZEN.
Algemene informatie
605 kg
657 kg
1,200 x 0,800 x 1,185
Behandelingsinformatie
6 Maanden max. ‐18°C
| 0.757883
| 272
|
<urn:uuid:7fd90c09-ab83-4142-a610-833aeb64ca3e>
|
Handleiding PE-ONLINE
Informatie voor openbaar en ziekenhuisapothekers
Algemene informatie
Activeren account en Inloggen
U krijgt toegang tot PE-online door uw account te activeren via de volgende stappen:
1. Ga naar knmp.nl/activeringspagina klik onder aan de pagina op de link "Ga naar de activeringspagina in PE-online"
2. U komt nu op een scherm waar u diverse gegevens moet invullen: BIG-nummer, KNMPnummer (DEB******) en e-mailadres.
3. Nadat alle gegevens goed zijn ingevuld, worden gebruikersnaam en wachtwoord toegestuurd naar het door u opgegeven e-mailadres. (Dit e-mailadres wordt ALLEEN gebruikt voor meldingen van PE-online en is NIET gekoppeld aan de (leden)administratie van KNMP/NVZA.)
U kunt inloggen als professional met uw gebruikersnaam en wachtwoord.
Meldingen
Van alle mutaties (zoals o.a. het bijschrijven van punten voor gevolgde cursussen) wordt in principe een melding gegeven op het opgegeven e-mailadres. De frequentie van de meldingen en het emailadres kunnen worden aangepast onder het kopje "Mijn gegevens".
Persoonlijke gegevens
Uw persoonlijke gegevens vermeldt in PE-online zijn even als uw e-mailadres niet gekoppeld aan de (leden)administratie van KNMP/NVZA. Wijziging van NAW-gegevens binnen PE-online worden in verband met privacy redenen daarom ook niet doorgegeven aan de (leden)administratie van KNMP/NVZA. U dient zelf de wijziging aan betreffende (leden)administratie door te geven.
Uw dossier: overzicht
Via "Mijn dossier" kunt u uw nascholingsoverzicht bekijken. Door op de knop "Periode inzien" te klikken krijgt u een telling te zien (per categorie/verplichte competenties en in totaal) van de door u behaalde accreditatiepunten in betreffende periode. ("Details status-berekening") Klikt u via "Mijn dossier" op "Overzicht/Toevoegen", dan ziet u alle in PE-online opgenomen nascholing in uw dossier, onafhankelijk van de periode.
BIG-nummer
Het invoeren van presentie gebeurt op basis van het BIG-nummer. Het is van essentieel belang dat uw BIG-nummer bekend is bij alle organisaties waar u cursussen volgt en bij de KNMP. Indien uw BIGnummer niet bekend is bij een cursusorganisatie kunnen er geen punten worden toegekend.
Invoeren presentie
De presentie voor zowel de openbaar als de ziekenhuisapotheker wordt door de cursusorganisatie in PE-online verwerkt.
Ontbrekende punten
Indien er onverhoopt punten ontbreken van cursussen die u heeft gevolgd, dient u rechtstreeks contact op te nemen met de cursusorganisatie.
Individuele accreditatie-aanvragen
U kunt uw verzoeken voor accreditatie van bijvoorbeeld voordrachten of onderzoekspublicaties, indienen via PE-online. U gebruikt hiervoor de knop "Toevoegen activiteit" onder het tabblad "Overzicht/toevoegen" in uw dossier of u kunt gebruik maken van de knop "+ toevoegen" onder het betreffende onderwerp in "Details status-berekening"
Buitenlandse congressen
De KNMP/NVZA hebben bekende buitenlandse congressen die gedurende een aantal jaren zijn geaccrediteerd opgenomen in de (scholings)agenda. Voor deze congressen behoeft geen accreditatie te worden aangevraagd. De (ziekenhuis)apotheker kan hieruit een selectie maken. Indien het congres niet in de scholingsagenda staat vermeld, kunt u contact opnemen met de Secretaris van de Commissie van Deskundigen Openbare Farmacie, e-mail: [email protected] of ziekenhuisfarmacie, e-mail: [email protected]
FTO
De KNMP en NHG hebben in het kader van de herziening van de herregistratie besloten om de kwaliteitseisen die gelden voor het FTO voor artsen en openbaar apothekers gelijk te trekken. Het FTO behoeft voor apothekers niet apart geaccrediteerd te worden. De Commissie van Deskundigen van de KNMP neemt de accreditatie van de artsen over. De artsen vragen op de gebruikelijke wijze accreditatie aan bij de Perifeer Accreditatie Medewerker (PAM). Zodra de accreditatie door de PAM is verleend, geldt deze accreditatie ook voor apothekers. De bestanden van GAIA (artsen) en PEonline (apothekers) worden voor wat betreft het FTO gekoppeld.
Het is voor openbaar apothekers niet meer mogelijk om zelf accreditatie aan te vragen voor het FTO.
(Her)registratie aanvragen
U kunt uw dossier via PE-online aanmelden voor (her)registratie bij de Specialisten Registratie Commissie kamer openbare of ziekenhuisfarmacie. Klik in "Mijn dossier" op de knop "Dossier aanmelden". Vul vervolgens de gevraagde gegevens in, upload de gevraagde verklaring(en) en klik op "OK".
Voor vragen en opmerkingen
Voor vragen en opmerkingen over uw persoonlijk dossier in PE-online kunt u terecht bij de helpdesk PE-online van de KNMP. U kunt hen bereiken per e-mail: [email protected] o.v.v. uw KNMPnummer en/of BIG-nummer.
Zie voor de overige contactgegevens ook www.knmp.nl.
| 0.887668
| 1,399
|
<urn:uuid:69d567af-085c-4d5f-b0c1-058f3feac4b9>
|
Chambre acupuncture 2012/AVIS-K2
Kamer acupunctuur 2012/ADVIES-K2
03/07/2012
Avis de la Chambre d'Acupuncture relatif à la définition de l'acupuncture en application de la Loi du 29 avril 1999 relative aux pratiques non conventionnelles dans les domaines de l'art médical, de l'art pharmaceutique, de la kinésithérapie, de l'art infirmier et des professions paramédicales
Advies van de Kamer Acupunctuur betreffende de definitie van acupunctuur conform aan de wet van 29 april 1999 betreffende de nietconventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen
Direction générale Soins de Santé primaires & Gestion de Crise
Professions de Santé
Chambres d'Acupuncture Place Victor Horta 40, bte 10 – 1060 Bruxelles www.health.fgov.be
Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg & Crisisbeheer
Gezondheidszorgberoepen Kamer Acupunctuur
Victor Hortaplein 40, bus 10 - 1060 Brussel www.health.fgov.be
| Avis de la chambre d’acupuncture relatif à la définition de l’acupuncture en application de la Loi du 29 avril 1999 relative aux pratiques non conventionnelles dans les domaines de l’art médical, de l’art pharmaceutique, de la kinésithérapie, de l’art infirmier et des professions paramédicales | |
|---|---|
| Chambre acupuncture/2012/AVIS- K2 | 03/07/2012 |
Origine
Aanleiding
Considérant que la loi du 29 avril 1999 relative aux pratiques non conventionnelles dans les domaines de l'art médical, de l'art pharmaceutique, de la kinésithérapie, de l'art infirmier et des professions paramédicales prévoit en son art 3 que la commission paritaire doit proposer au Ministre, dans les 6 mois de son installation, un avis concernant les conditions générales applicables à l'exercice de toutes les pratiques non conventionnelles et en outre, une définition de la pratique visée ;
Considérant les procès-verbaux reprenant les discussions et les avis minoritaires qui ont eu lieu lors des réunions de la chambre d'Acupuncture ;
Considérant que lors de sa séance du 15 mai 2012, les membres de la chambre sont arrivés au consensus qu'il était nécessaire que les différentes associations s'entendent sur une même définition de l'acupuncture ;
Considérant qu'après les discussions, la définition de la pratique de l'acupuncture rendue dans cet avis limite l'acupuncture à la technique des aiguilles, mais que d'autres techniques sont par ailleurs à débattre comme par exemple : les moxas et l'acupression;
Considérant que la proposition a été votée en séance du 3 juillet 2012 ;
Overwegende dat de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen in zijn artikel 3 voorziet dat een paritaire commissie binnen de 6 maanden na zijn aanstelling aan de Minister een advies inzake de algemene voorwaarden, die toepasbaar zijn op de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken en bovendien een definitie van de geviseerde praktijk, moet voorleggen;
Overwegende de notulen van de discussies en de minderheidsstandpunten tijdens de vergaderingen van de kamer voor Acupunctuur.
Overwegende dat de leden van de kamer tijdens de zitting van 15 mei 2012 tot een consensus zijn gekomen over het feit dat de verenigingen het met elkaar eens moeten zijn over éénzelfde definitie van acupunctuur;
Overwegende dat na bespreking, de definitie van de acupunctuurpraktijk zoals ze in dit advies wordt geformuleerd, de acupunctuur beperkt tot de naaldentechniek, maar dat er nog andere technieken moeten worden besproken, zoals bij voorbeeld moksa en acupressuur;
Overwegende dat het voorstel gestemd werd op de zitting van 3 juli 2012;
| Avis de la chambre d’acupuncture relatif à la définition de l’acupuncture en application de la Loi du 29 avril 1999 relative aux pratiques non conventionnelles dans les domaines de l’art médical, de l’art pharmaceutique, de la kinésithérapie, de l’art infirmier et des professions paramédicales | |
|---|---|
| Chambre acupuncture/2012/AVIS- K2 | 03/07/2012 |
Avis
Advies
La Chambre d'acupuncture, après les votes suivant :
8 voix positives
1 voix négative
0 voix contre rend pour avis à Mme la Ministre la définition de l'acupuncture telle que :
Overwegende dat dit voorstel aangenomen werd met:
8 positieve stemmen
1 negatieve stem
0 tegenstemmen
De Kamer Acupunctuur adviseert Mevr. de Minister de definitie van acupunctuur als :
L'ACUPUNCTURE est une technique complémentaire aux soins de santé, qui trouve entre autre son origine historiquement dans la médecine traditionnelle chinoise et dont le but est d'obtenir un effet thérapeutique en stimulant au moyen d'aiguilles stériles, certains points spécifiques du corps humain.
De ACUPUNCTUUR is een techniek die complementair is aan de gezondheidszorg, die historisch gezien onder meer haar oorsprong vindt in de traditionele Chinese Geneeskunde, en waarvan het doel is een therapeutisch effect te bereiken door stimulatie van bepaalde specifieke punten op het menselijk lichaam met behulp van steriele naalden.
Michel Van Hoegaerden
Vice-Président de la commission paritaire des pratiques non-conventionnelles - président de la séance en l'absence du Dr Cuypers - Président
OnderVoorzitter van de paritaire commissie van de niet-conventionele praktijken- voorzitter van de zitting in afwezigheid van de Dr. Cuypersvoorzitter
| 0.894519
| 723
|
<urn:uuid:d39ba8cb-871a-4cd0-8433-93b672185cee>
|
AANTEKENINGEN
Watersportlaan 5 - 9000 Gent
T +32 (0)9 224 71 11 -F +32 (0)9 224 70 42
[email protected] - www.janpalfijn.be
Levensbeschouwelijke begeleiding
INFORMATIE VOOR PATIËNTEN
MORELE BIJSTAND
Een opname in het ziekenhuis betekent vaak een ingrijpende verandering in je leven en kan naast gevoelens van angst, verdriet, kwaadheid… vele vragen met zich mee brengen.
Als vrijzinnig-humanistisch consulente bied ik aan iedereen die in het ziekenhuis opgenomen is en die dat wenst, morele bijstand.
Je kan bij mij o.a. terecht voor:
Een gesprek
Een vertrouwelijk gesprek, in vol respect voor je persoon, je beleving, je wensen en je overtuiging.
Een luisterend oor
Een begripvolle aanwezigheid en warme nabijheid voor jou en je familie.
Begeleiding
` ` Getroffen door een ernstige ziekte kan het waardevol zijn om iemand naast je te hebben die je door het ziekteproces heen steunt en begeleidt.
` ` Iemand die kan luisteren naar je levensvragen, die soms moeilijk te delen zijn met je naasten.
Levensafscheid
` ` Begeleiding en ondersteuning bij het moeilijke proces van afscheid nemen van het leven.
` ` Bespreking van een waardevol afscheidsmoment.
Annick Autreve vrijzinnig- humanistisch consulente
PASTORALE ZORG
Een opname in het ziekenhuis kan vele vanzelfsprekendheden doorbreken en 'waarom'vragen oproepen. De pastores maken graag tijd vrij om jou en jouw naasten, vanuit christelijke waarden en inspiratie, nabij te zijn en lief en leed te delen.
Nabijheid en een luisterend oor
Indien je het wenst, komen we graag langs.
Communie
De communie kan je elke zondag en hoogdag op je kamer ontvangen, mede dank zij de inzet van onze pastorale vrijwilligers.
Vieringen
Elke zondag en hoogdag kan je om 10.00 uur deelnemen aan een verzorgde eucharistie- of gebedsviering. De pastores of vrijwilligers kunnen je indien gewenst begeleiden.
Ziekenzalving of ziekenzegen
De aalmoezenier en de pastores kunnen in deze rituelen steun en bemoediging brengen voor wie ernstig ziek of stervende is.
Levensafscheid
Ter ondersteuning van familie en vrienden willen we graag samen bidden bij het levenseinde van hun dierbare. Dit kan op de kamer of in het mortuarium. In bepaalde omstandigheden is een liturgische gebedsdienst mogelijk.
Anne Dupont en Joris Van Huffel, pastorale werkers Albert Sabbe, aalmoezenier
PRAKTISCHE INFORMATIE
Je kan een bezoek aanvragen via de zorgverleners van jouw afdeling.
Je kan ons ook rechtstreeks bereiken op volgende nummers:
Vrijzinnig humanistisch consulente:
Annick Autreve: 09 224 88 48
Pastorale werkers
Anne Dupont : 09 224 88 87
Joris Van Huffel: 09 224 88 85
ANDERE LEVENSOVERTUIGINGEN
Vertegenwoordigers van andere levensovertuigingen zijn telefonisch bereikbaar. In de opnamebrochure vind je een formulier met de nodige contactgegevens.
| 0.887847
| 638
|
<urn:uuid:9fb2e494-892b-49f8-8e37-3ac775177c7d>
|
gezondheid
Gebroken poot
Een drachtige ooi had haar voorpoot gebroken. Vervelend, want een achterpoot heeft meer kans op herstel. De schapenhouder zei: "Als er niets aan te doen is, moet ze een spuitje hebben.''
TEKST: DRS. ERWIN DE HAAN DIERENARTS IN BARNEVELD, ILLUSTRATIE: ELS VAN DEN BERG
Met gips, watten, een spalk en een middel om dieren te euthanaseren ga ik naar de veehouder toe. De ooi blijkt ongeveer halverwege de dracht te zijn. Het zou mooi zijn deze ooi weer op te knappen, maar dan moet er wel een kans van slagen zijn. Dit is afhankelijk van de breuk. Een achterpoot heeft meer kans op herstel dan een voorpoot. Zeventig procent van het gewicht staat op de voorpoten, die dus een veel grotere belasting dragen dan de achterpoten. In geval van een open botbreuk komt er een infectie als complicerende factor bij en wordt de prognose snel minder. Als je een vieze wond weken wegstopt onder een gipsverband, kan die erg gaan stinken. Een infectie zal een goede genezing in de weg staan.
De kunst van het herstellen van een botbreuk is de beide botstukken stijf tegen elkaar te houden. Het bot kan dan weer langzaam aan elkaar groeien. Bij mensen en gezelschapsdieren kunnen de delen met een titanium plaatje aan elkaar geschroefd worden. Voor een schaap is deze oplossing vaak te duur. Maar met gips en een spalk lukt het ook de poot goed te stabiliseren.
De poot moet een flink stuk onder de breuk tot een flink stuk boven de breuk ingegipst worden, anders blijft de breuk bewegen en zullen de botstukken niet aan elkaar vastgroeien. Als de breuk doorloopt tot in een gewricht, is de kans op her- stel ook minder goed. Het gewricht raakt mogelijk ontstoken en verstijft.
Bij dit schaap was van een voorpoot het lange bot boven de kogel gebroken (pijpbeen). Dwars op de lengterichting. Dit is gunstig, want een scheve breuk schuift makkelijker langs elkaar. Deze breuk kon voor een groot deel goed ingegipst worden en dit hebben we ook gedaan. Eerst de huid ontsmetten met jodium, daarna omwikkelen met witte watten om drukplekken te voorkomen, vervolgens een spalk als extra versteviging en dan gipsverband natmaken en om de watten wikkelen. In enkele minuten wordt dit hard.
Je staat ervan versteld hoe snel een ooi zich redt met een dergelijk onhandige spalk aan een poot. Indien de breuk niet meer kan bewegen, wordt de pijn ook al snel minder. Toch geven we liever geen pijnstillers. Hoe minder beweging hoe beter de genezing. Ik was laatst bij dezelfde schapenhouder. De ooi stond in een hokje met twee prima lammeren. Het pootje was niet zo recht als het andere, maar ze lijkt goed in staat de lammeren te zogen. Indien de kans op genezing niet groot is, moet euthanasie overwogen worden. Een breuk is vaak erg pijnlijk. Een ander alternatief is noodslachting. Echter, een dier met een breuk mag niet vervoerd worden (regeling wrak vee). Het zal op het bedrijf levend gekeurd en gedood moeten worden, door een dierenarts, waarna het naar een slachthuis afgevoerd kan worden. <<
| 0.879875
| 322
|
<urn:uuid:24e41b1e-a7cb-4e37-bc83-e1decc35cc7d>
|
VERKLARING DIAGNOSTIEK CASUSSEN
Naam supervisor:
Werkzaam bij:
Functie:
Email:
Supervisor psychodiagnostiek vanwege (s.v.p. aankruisen):
registratie als gezondheidszorgpsycholoog BIG
registratie als psycholoog specialist BIG klinische psychologie / klinische neuropsychologie
registratie als NVO Orthopedagoog-Generalist
registratie als supervisor Orthopedagoog-Generalist NVO
registratie als Kinder- en Jeugdpsycholoog NIP
BAPD docent-supervisor opgenomen in het register van het NIP of NVO
Registratiedatum:
Registratie nr.:
verklaart dat
Naam kandidaat:
Geboortedatum:
In de periode:
Werkzaam als (s.v.p. aanskruisen):
stagiair(e) master psychologie
masterpsycholoog
orthopedagoog
gezondheidswetenschapper
overig, namelijk:
tot
heeft voldaan aan de eisen van de casussen psychodiagnostiek, namelijk (zie volgende pagina):
Versie 05022024NL
Pagina 1 van 2
VERKLARI NG DIAGNOSTIEK CASUSSE N vervolg
* de testafname en verslaglegging van tenminste 2 casussen psychodiagnostiek heeft uitgevoerd onder supervisie van bovengenoemde supervisor;
* welke maximaal 2 jaar oud zijn op het moment van aftekenen van de huidige verklaring;
* de aanvrager in de betreffende casussen tezamen zowel 1) zelfrapportage vragenlijsten, 2) prestatietaken als 3) interpretatie- en observatie instrumenten heeft afgenomen. Een totaal van twee casussen is voldoende indien elke casus tenminste twee categorieën beslaat;
* de aanvrager de betreffende casussen heeft opgezet conform het hypothesetoetsend model (conform het BAPD NIP danwel BAPD NVO format), waarbij de hypothesen en toetsingscriteria systematisch zijn uitgewerkt en onderbouwd met empirische en theoretische bronnen en de persoon reflecteert op de keuzes die zijn gemaakt tijdens het diagnostisch proces, met inbegrip van het eigen professionele en ethisch handelen;
* de aanvrager daarbij naar inschatting van de supervisor heeft laten zien op voldoende kwalitatief niveau (instapniveau GZ-opleiding) in staat te zijn om de stappen van het eigen diagnostisch redeneerproces navolgbaar te maken;
* en de betreffende verslagen op het moment van aftekenen van de huidige verklaring een jaar lang geanonimiseerd opvraagbaar zijn voor eventuele controle door de VLOGO.
Plaats
Datum
Handtekening
SIGN
Versie 05022024NL
Pagina 2 van 2
| 0.940459
| 663
|
<urn:uuid:b14bb340-f781-47f8-9bf3-3faefb62a304>
|
10101 Betaine (CAPB) Hx
EC-nr: -
Components: Cocamidopropyl Betain
CAS-nr: -
UFI-nr: G500-X0T2-Q00P-YKHS
GEVAAR | DANGER
H318 Veroorzaakt ernstig oogletsel | Causes serious eye damage
H412 Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen Harmful to aquatic life with long lasting effects
P102 Buiten bereik van kinderen houden | Keep out of reach of children
P280 Oogbescherming dragen | Wear eye protection
P305+P351+P338+P310 BIJ CONTACT MET DE OGEN: voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten;
contactlenzen verwijderen, indien mogelijk; blijven spoelen. Onmiddellijk een
ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen
IF IN EYES: Rinse continuously with water for several minutes. Remove contact lenses if present and easy to do. Continue rinsing. Immediately call a POISON CENTER or
doctor/physician
P501 Inhoud / verpakking afvoeren naar een erkende verwerker van gevaarlijk afval Dispose of contents/container to an authorized treatment facility for hazardous waste
Leverancier/supplier: De Hekserij
Spoorstraat 57
TEL NL: 0383557929
8271 RG IJsselmuiden
TEL EU: +31383557929
The Netherlands
[email protected]
| 0.98125
| 73
|
<urn:uuid:222b53d0-016b-4ef9-a486-94551f3b4ec8>
|
DOSSIER
LONGTRANSPLANTATIE
Versie 2015
LONGTRANSPLANTATIE
Deel 1: Wanneer komt u voor een longtransplantatie in aanmerking?
Geschiedenis van de longtransplantatie.
De eerste longtransplantatie werd in 1963 in de Verenigde Staten uitgevoerd. Deze was helaas niet succesvol. Daarom werd het longtransplantatieprogramma stopgezet. Pas in de jaren tachtig werd dit programma opnieuw gestart. Inmiddels waren er betere geneesmiddelen tegen afstoting en verbeterde chirurgische technieken.
Transplantatiecentra in Nederland
In 1989 vond in Nederland in het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht de eerste enkelzijdige longtransplantatie plaats. De eerste dubbelzijdige longtransplantatie vond hier plaats in 1990. Van 1991 tot 2001 werden longtransplantaties alleen in het Academisch Ziekenhuis te Groningen uitgevoerd.
In 2001 werd door de minister een vergunning verleend aan een tweede centrum bestaande uit het Universitair Medisch Centrum Utrecht, het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein (samen het Hart Long Centrum Utrecht) en het Academisch Ziekenhuis te Rotterdam.
In 2009 zijn 65 longtransplantaties uitgevoerd. In 2013 waren dat er 78 en in 2014 steeg dit tot 91 (cijfers Nederlandse Transplantatie Stichting, de NTS). Er staan nog altijd meer mensen op de wachtlijst voor een transplantatie dan dat er donoren zijn vanwege het tekort aan donororganen. De gemiddelde wachttijd is gedaald tot twee jaar. Per 1 januari 2015 staan 178 mensen op de wachtlijst voor longtransplantatie.
Wereldwijd vinden 1500 longtransplantaties per jaar plaats.
Organisatie in Nederland
*) De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) zorgt ervoor dat donororganen en -weefsels die beschikbaar komen voor transplantatie zo goed mogelijk worden gebruikt en terecht komen bij de meest geschikte ontvanger. Dit betekent dat de NTS bijvoorbeeld verantwoordelijk is voor het beheer van de wachtlijst, raadpleging van het Donorregister en het toewijzen van organen en weefsels aan ontvangers. Deze toewijzing is door de NTS gedelegeerd aan Eurotransplant (ET). Door een internationale samenwerking komen voor zoveel mogelijk ontvangers geschikte organen beschikbaar. De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) is een dienstverlenende nonprofitorganisatie voor de transplantatiecentra en andere ziekenhuizen in Nederland. Daarnaast geeft de NTS informatie aan het Nederlandse publiek over donatie van organen en weefsels.
Transplantaties
Elk transplantatiecentrum heeft een transplantatieteam, dat bestaat uit longartsen, internisten, cardiothoracaalchirurgen en nurse practitioner. Aan het team zijn ook diëtisten, fysiotherapeuten, maatschappelijk werkers en secretaresses longtransplantatie toegevoegd.
Tabel 1: aantallen orgaantransplantaties (bron website en jaarcijfers 2013 NTS)
| 2009 | 814 | 132 | 36 | 67 |
|---|---|---|---|---|
| 2010 | 867 | 135 | 46 | 67 |
| 2011 | 860 | 135 | 44 | 68 |
| 2012 | 961 | 146 | 37 | 80 |
Tabel 2: overzicht patiënten die wachten op een transplantatie (bron website voorlopige jaarcijfers 2013 NTS)
Welke patiënten komen in aanmerking voor transplantatie?
U komt in aanmerking voor een longtransplantatie als er geen mogelijkheden meer zijn voor behandeling, de kwaliteit van leven slecht is en de verwachting is dat u zonder longtransplantatie binnen afzienbare tijd komt te overlijden. Een longtransplantatie moet een sterke stijging van de overlevingskans geven en een sterke verbetering van de kwaliteit van leven.
Bekeken wordt of er risico's zijn voor een longtransplantatie. Deze risico's kunnen tot gevolg hebben dat de transplantatie geen succes is.
Mogelijke risico's zijn:
- Te hoog of te laag gewicht met een body mass index(BMI) hoger dan 30 of lager dan 16
- Hart- en vaatziekten. Dit zijn ziekten die betrekking hebben op het hart en de bloedvaten zoals een beroerte, hartinfarct en ontstekingen van het hart
- Een hoge leeftijd
- Ernstige osteoporose (botontkalking)
- Infecties
Als een of meer van deze risico's aanwezig zijn is het soms nodig om aanvullende onderzoeken te doen.
Over het algemeen wordt voor longtransplantatie een leeftijdsgrens van 65 aangehouden. Dit is echter geen absolute grens, maar cijfers hebben aangetoond dat na deze leeftijd de overlevingskansen geleidelijk afnemen.
Redenen om de transplantatie niet uit te voeren
Er zijn maar weinig donororganen. Daarom is het belangrijk dat de mensen die (een) donorlong(en) krijgen een grote kans hebben dat ze de zware transplantatieperiode goed doorstaan. In een aantal gevallen komt u niet in aanmerking voor een longtransplantatie. Dit noemen we absolute contraindicaties. Dit zijn:
- U nu rookt óf in de afgelopen zes maanden hebt gerookt
- U gebruikt alcohol of drugs gebruikt óf heeft deze de afgelopen zes maanden hebt gebruikt
- Het niet goed werken van andere organen (bijvoorbeeld het hart, de nieren of de lever.
Daarnaast kan het voorkomen dat u niet in aanmerking komt voor een longtransplantatie als u een ernstige ziekte hebt, zoals kanker. Ook als uw arts denkt dat u door een psychische ziekte niet genoeg mogelijkheden hebt om te herstellen, dan kan het zijn dat u niet in aanmerking komt voor een longtransplantatie. Ook zal uw arts meewegen of u in het verleden adviezen van uw arts
zorgvuldig hebt opgevolgd. Na de transplantatie moet u namelijk medicijnen slikken en zult bepaalde leefregels moeten naleven.
Deel 2: Fase van aanmelding en screening
In dit deel komen aanmelding en screening aan de orde. Ook staan we even stil bij de wachtlijst, de tijd tot aan de transplantatie en teleurstellingen die kunnen voorkomen.
De aanmelding
Uw eigen longarts verzorgt de aanmelding voor de longtransplantatie. De ziektegeschiedenis wordt vervolgens in het transplantatieteam besproken. Afhankelijk van de uitkomst van deze bespreking wordt u opgeroepen voor een eerste polikliniekbezoek bij de longarts van het transplantatieteam. Eén of meer leden van het team nemen deel aan dit uitgebreide gesprek. Eventueel wordt nader onderzoek gedaan. De voor- en nadelen van een transplantatie worden geïnventariseerd, zodat u een weloverwogen besluit kunt nemen.
Hierna worden de gegevens opnieuw besproken in het transplantatieteam en wordt beoordeeld of u in aanmerking komt voor verdere screening.
De screening
Voor de screening staat een verblijf in het ziekenhuis van ongeveer een week, eventueel gesplitst in twee opnamen van drie à vier dagen, afhankelijk van uw conditie. Het doel van de screening is:
- zeker stellen dat er sprake is van een eindstadium van de longaandoening en er geen andere mogelijkheden voor behandeling meer zijn;
- nagaan of er medische bezwaren tegen een transplantatie zijn;
- opsporen van specifieke problemen die extra aandacht vragen voor, tijdens of na transplantatie.
In deze fase worden de longen, het hart, de botten, de lever en de nieren nader onderzocht en wordt onderzoek gedaan naar het bloed, de ontlasting en de urine. Ook gaat u naar de KNO-arts en kaakchirurg. Deze consulten zijn bedoeld om mogelijke infectiebronnen op te sporen. Er wordt ook door de cardioloog, de diëtist, de fysiotherapeut en de maatschappelijk werker gescreend. Bij een transplantatie zijn een gezond gewicht en een goede conditie van belang. De diëtist beoordeelt de voedingssituatie en de fysiotherapeut onderzoekt de conditie door middel van een spierkrachtonderzoek en een looptest. Hij kan met het oog op uw conditie adviseren voorafgaand aan de transplantatie een trainingsprogramma te volgen.
Tijdens de screeningsfase vindt tevens psychosociaal onderzoek door een maatschappelijk werker van het longtransplantatieteam plaats.
Omstandigheden die het slagen van een longtransplantatie, of de aanloop daartoe in negatieve zin kunnen beïnvloeden worden besproken. Het is mogelijk dat de maatschappelijk werker zowel u als uw familie begeleiding biedt. De transplantatieverpleegkundige biedt informatie, beantwoordt vragen en biedt zonodig ondersteuning.
Als alle onderzoeken achter de rug zijn gaat u naar huis, in afwachting van het resultaat van de screening.
Long Allocatie Systeem (LAS)
Nadat alle onderzoeken zijn afgerond, wordt de LAS score bepaald. LAS staat voor Long Allocatie Systeem. De LAS maakt een schatting op overlijden zonder transplantatie, gaat dus uit van de ernst van de ziekte. De screening bepaalt of u medisch geschikt bent voor transplantatie.
Op de wachtlijst
Er volgt een gesprek, het zogenaamde groenlicht-gesprek. Voor dit gesprek worden ook uw naasten (partner, kinderen) uitgenodigd. Als u te horen hebt gekregen dat u in aanmerking komt voor transplantatie, dan wordt u aangemeld bij Eurotransplant (ET) en op de wachtlijst geplaatst. Het kan echter ook gebeuren dat u te horen krijgt dat u niet in aanmerking komt voor longtransplantatie. Dan wordt u terugverwezen naar uw longarts.
Als u op de wachtlijst wordt geplaatst, dan moet minimaal één keer per half jaar de LAS score worden ge-update om actief op de wachtlijst te blijven. Als blijkt dat de ziekte is verergerd, kan dat betekenen dat u hoger op de wachtlijst komt.
Ook moet u een aantal administratieve handelingen doen en de nodige handtekeningen zetten.
Daarna volgt een zware periode in het traject van longtransplantatie. Het is namelijk niet bekend hoe lang het wachten zal duren. Ook weet u niet of de transplantatie nog op tijd komt. De gemiddelde wachttijd in Nederland bedraagt anderhalf tot twee jaar. Er kunnen zich in deze – lange – periode opnieuw problemen voordoen die een transplantatie tijdelijk, dan wel blijvend in de weg staan.
Bereikbaarheid
Zodra u bent aangemeld bij Eurotransplant is het van belang dat u 24 uur per dag - mobiel bereikbaar bent. U ben hier zelf verantwoordelijk voor!
Leefregels
Om de wachttijd zo goed mogelijk te overbruggen is het van wezenlijk belang dat u:
- uw conditie zo optimaal mogelijk krijgt en houdt; al dan niet onder begeleiding van een fysiotherapeut
- uw gewicht op peil houdt. Over- en ondervoeding hebben een negatief effect op uw conditie nu en op de herstelperiode na de transplantatie
- als u zuurstof gebruikt, dit minimaal 16 – 24 uur per dag gebruikt
- luchtweginfecties in een zo vroeg mogelijk stadium laat behandelen
- medicijnen gebruikt tegen botontkalking, indien van toepassing.
.
Toekenning van een donorlong
Het toewijzen van donororganen gebeurt door Eurotransplant (ET). Als donorlongen beschikbaar komen, dan maakt ET een lijst van geschikte ontvangers. Deze lijst is gebaseerd op bloedgroep en formaat longen en de LAS. De LAS bepaalt uiteindelijk de volgorde van de lijst met kandidaten aan wie de donorlong(en) zal/zullen worden aangeboden. Hoe hoger de LAS, hoe groter de kans op een transplantatie.
Als er dan een match is gevonden, dan neemt ET contact op met de arts van het transplantatiecentrum. Deze bepaalt of het orgaan medisch gezien geschikt voor u is en besluit het orgaan al dan niet te accepteren. Als het orgaan geaccepteerd is, wordt alles in werking gezet om de donorlong te vervoeren (soms met helikopter of vliegtuig) naar het transplantatiecentrum en moet u zo snel mogelijk naar het transplantatiecentrum om voorbereid te worden voor de operatie.
Teleurstelling
Het ook zijn dat op het moment dat u in het ziekenhuis arriveert, of zelfs al helemaal bent voorbereid op de operatie, blijkt dat de donorlongen toch niet geschikt zijn voor transplantatie en gaat de operatie niet door. Dit kan zelfs meerdere keren voorkomen. Een enorme teleurstelling voor u en uw familie en er is soms tijd nodig om dit te verwerken.
Deel 3: Fase van de transplantatie en daarna
Zonder tegenbericht wordt u snel naar het ziekenhuis gebracht. Daar vindt nog een aantal onderzoeken plaats (röntgenfoto's van longen en hart, een ECG, bloedafname en kweken). Vervolgens wordt u naar de operatiekamer gebracht. Hier wordt u alvast aangesloten op de bewakingsapparatuur.
Als vanuit het ziekenhuis of de afdeling waar het donororgaan is uitgenomen groen licht wordt gegeven, wordt u in slaap gebracht via een al aangesloten infuus. Uw zuurstofbrilletje of -masker wordt door een zuurstofnarcosemasker vervangen.
De operatie
De beslissing of een longtransplantatie enkelzijdig of dubbelzijdig zal plaatsvinden, hangt af van de afwijkingen in de long en het aantal infecties.
Bij een enkelzijdige longtransplantatie wordt u liggend op de niet te opereren zijde geopereerd. Uw long wordt verwijderd en de donorlong wordt geïmplanteerd. Uw lichaam wordt met de luchtpijp, de longslagader- en de longaderverbinding met de donorlong verbonden.
Tijdens de transplantatie zal uw andere (eigen) long voor voldoende zuurstof in uw lichaam moeten zorgen. Het kan noodzakelijk en/of veiliger blijken de hart-longmachine te gebruiken.
Bij de dubbelzijdige longtransplantatie worden de longen één voor één vervangen. Er worden eigenlijk twee enkelzijdige longtransplantaties uitgevoerd. Bij een dubbelzijdige longtransplantatie wordt u liggend op de rug geopereerd.
Intensive care
Na de transplantatie gaat u naar de intensive care, waar u gemiddeld vier dagen verblijft. Men streeft een zo kort mogelijke beademingsperiode na van 24 tot 48 uur. De extubatie (het verwijderen van de beademingsslang) vindt plaats als de patiënt voldoet aan een aantal criteria, zoals een goede gaswisseling, stabiele laboratoriumuitslagen, goede lichaamstemperatuur en de patiënt moet helder en adequaat reageren.
Na de transplantatie hebben de getransplanteerde long(en) geen normale hoestprikkel meer. U voelt sputum (slijm) dus niet altijd zitten en dit is een definitieve beschadiging. Een fysiotherapeut zal u leren te voorkomen dat slijm vast blijft zitten in de longen.
Er vindt ook pijnbestrijding plaats met morfinepreparaten. Hoe minder last u heeft van pijn, hoe beter u kunt doorzuchten en ophoesten.
Door de transplantatie is de afweer sterk verlaagd en is er een verhoogd risico op infecties, reactivatie van virussen en, op langere termijn, ook kanker. Dit risico is bij longtransplantatiepatiënten groter dan bij anderen. Daarom wordt gestart met immunosuppressiva (afweeronderdrukkende middelen).
Als de situatie stabiel is, gaat u naar de afdeling Longziekten.
Intensieve begeleiding
Na de transplantatie wordt u op de afdeling intensief begeleid door de fysiotherapeut. Het doel is om uw ademhaling, spierkracht en conditie te verbeteren. Na ontslag uit het ziekenhuis traint u nog een periode in het ziekenhuis waarna de revalidatie verder gaat in een centrum bij u in de buurt.
Psychosociale problemen en maatschappelijk werk
Ontslag uit het ziekenhuis betekent 'eindelijk weer naar huis'. U krijgt te maken met nieuwe perspectieven. Maar soms ook met nieuwe zorgen, zoals de angst voor afstoting, de ervaringen van de laatste opname, allerlei veranderingen in uw leven en in dat van uw naasten. Een ieder moet aan de nieuwe omstandigheden wennen. Dit is niet altijd eenvoudig. Er kunnen zich spanningen, depressieve perioden en relationele problemen voordoen.
Het is belangrijk dat u uzelf en de mensen om u heen de gelegenheid geeft om aan de nieuwe situatie te wennen. Voor de verwerking is het voor alle partijen van groot belang dat u twijfels, zorgen en onzekerheden met elkaar bespreekt.
De contacten met het maatschappelijk werk zijn met name in de eerste drie maanden na de transplantatie intensief. Daarna vindt contact op indicatie plaats.
Medicatie
Na de transplantatie moet u naast de medicijnen ter voorkoming van afstotingsreacties nog een aantal andere medicijnen gebruiken. Het is belangrijk dat u de namen en dosering van al uw medicijnen kent en weet waarvoor ze zijn bedoeld. Ook is het belangrijk dat u deze op de juiste tijdstippen inneemt. Tevens moet u op de hoogte zijn van de juiste wijze van toediening en mogelijke bijwerkingen, voordat u uit het ziekenhuis wordt ontslagen.
Een aantal leefregels is erg belangrijk:
- wees medicijntrouw, zeker ter voorkoming van afstotingsverschijnselen
- eet geen rauw vlees en neem in restaurants ook geen salades, deze bevatten te veel bacteriën
- wees uiterst voorzichtig met zonnebaden; door de transplantatie bent u gevoeliger voor huidkanker.
Follow-up
De periode tussen de operatie en ontslag uit het ziekenhuis is gemiddeld tussen de drie tot zes weken. Gedurende de eerste drie maanden komt u geregeld op de polikliniek voor een longfunctieonderzoek en metingen van de bloeddruk, het gewicht en de x-thorax. Ook een verder lichamelijk onderzoek en een laboratoriumonderzoek maken deel uit van de procedure.
Gedurende de eerste twee jaar vinden er elk half jaar uitgebreide controles plaats. Daarna is dit nog eenmaal per jaar. De onderzoeken hebben als doel het functioneren van de patiënt en het transplantaat te beoordelen.
Risico's van een longtransplantatie
Een longtransplantatie is een risicovolle ingreep en behandeling. In onderstaande tabel staan de belangrijkste risico's.
Tabel 4: Risico's van een longtransplantatie (bron: protocol longtransplantatie)
Resultaten van longtransplantatie
De kans op overleving na een longtransplantatie is kleiner dan na een andere vorm van orgaantransplantatie. Cijfers tonen aan dat de kans op overleving na een transplantatie na één jaar 90% bedraagt. Na vijf jaar is de kans op overleving 55% en na 10 jaar 25%.
Na een dubbelzijdige longtransplantatie zijn de overlevingskansen iets groter dan na een enkelzijdige. De winst die een longtransplantatie oplevert moet gezocht worden in de verbetering van de kwaliteit van leven. Verreweg de meeste longgetransplanteerden kunnen weer voor zichzelf zorgen, weer wandelen, fietsen en sporten. Ook behoort werkhervatting tot de mogelijkheden.
Longperfusiekamer UMCG
Nieuwe technieken
In het Universitair Medisch Centrum Groningen is het sinds 2014 kort mogelijk dat donorlongen, die door het proces van overlijden zo zijn achteruitgegaan, dat deze niet voldoen aan de criteria voor transplantatie, worden behandeld in een speciaal hiervoor toegeruste kamer en zo mogelijk toch geschikt worden voor transplantatie.
Donororganen (longen, maar ook hart, nieren en lever) worden in de Organ Preservation and Resuscitation Unit op speciale apparaten gelegd (perfusiemachines) die de situatie van het lichaam nabootsen. Via slangetjes krijgen ze bloed, zuurstof en andere stoffen, waaronder middelen die het functioneren kunnen verbeteren. Dit leidt ertoe dat het aantal donororganen kan worden vergroot, doordat meer organen geschikt kunnen worden gemaakt voor transplantatie.
Vooralsnog wordt deze techniek in Nederland alleen in het Universitair Medisch Centrum in Groningen toegepast. Over de hele wereld hebben zo al 300 mensen op deze manier donorlongen gekregen .
Stijging kansen
Wereldwijd is van postmortale donoren maar 20% van de longen geschikt voor transplantatie, dus een op de vijf. in 2014 waren er in Groningen 250 donoren aangeboden, waarvan uiteindelijk maar 40 transplantaties konden worden uitgevoerd. Afhankelijk van de nieuwe techniek stijgen de kansen hiermee naar 50%.
Non-heart-beating
Uit onderzoek is ook gebleken dat als mensen hersendood zijn (heart-beating donoren) en kunstmatig in leven worden gehouden er in dat lichaam grote ontstekingsreacties optreden en ook beschadiging van de organen optreedt. Daarom zijn experimenten gedaan met het transplanteren bij een niet meer kloppend hart van de donor (non-heart beating). Men denkt dat de patiënt die dit donororgaan getransplanteerd krijgt, mogelijk veel beter af is.
In deel vier leest u een patiëntenverhaal uit Papillon, jubileumuitgave 2014
Deel 4: Patiëntenverhaal
Nieuwe longen
(uit de jubileumeditie van Papillon, Een uitgave in 2014 van de Stichting PHA-NL)
Els (50), is getrouwd met Fop en moeder van Joanne (22) en Leontine (20). In 1999 kreeg ze de diagnose PH, in het voorjaar van 2013 werd ze getransplanteerd. Wat dit met zich meebrengt, wordt duidelijk in een gesprek met het hele gezin.
Twee jaar lang stond Els op de wachtlijst. Een spannende periode, zegt Fop. 'Toch kwamen de longen zo snel en onverwacht, dat het nooit de kans heeft gekregen ons leven te bepalen.' Hij ging dan ook nooit naar bed met het idee dat ze die nacht weleens wakker gebeld konden worden. Els beaamt dit. 'Al bij de screening hadden we ons voorgenomen niet te gaan zitten wachten op het telefoontje, maar gewoon door te gaan met leven.' Het is de familie 'aardig gelukt'. Leontine: 'Ik zag dat mama achteruit ging en daar maakte ik me zorgen om, maar ik heb niet zitten wachten op een telefoontje.' Tijdens die bewuste nacht stond het geluid van haar mobiel zelfs uit. Ook voor Joanne leek transplantatie heel ver weg en onbereikbaar. 'Pas in Groningen op de SEH realiseerde ik me dat ze misschien wel weer zou kunnen zwemmen, fietsen en de trap opgaan, zónder buiten adem te zijn.'
Wel voelde het dubbel om op de lijst te staan, zegt Els. 'Ik wilde me graag beter voelen en er nog een tijdje zijn voor Fop en de meiden. Aan de andere kant zag ik erg op tegen de operatie en de risico's die eraan verbonden zijn.' De minder succesvolle verhalen speelden daarin ongetwijfeld een rol.
Hét telefoontje
'Dr. Verschuuren belde met de mededeling dat er binnen 20 minuten een ambulance voor de deur zou staan', vertelt Els. Nog een snelle douche, een telefoontje naar de dochters, een paar eierkoeken in de weekendtassen - die toevallig klaar stonden voor een weekendje weg - en Els en Fop zaten al in de ambulance in, met zwaailicht en sirene, onderweg naar het UMCG. 'We hebben ervaren dat je op de regelstand gaat en je op adrenaline draait', gaat ze verder. 'Gelukkig waren we samen. Dat gaf ons de tijd om familie en vrienden te bellen. Maar ook om nog even met elkaar te praten en elkaar te bedanken voor ons leven samen.' In Groningen werden ze opgevangen op de spoedeisende hulp, waar de dochters tegelijkertijd ook arriveerden. Een 'hele reeks' mensen kwam voorbij - longartsen, verpleegkundigen en de anesthesioloog. Er werd bloed afgenomen en lichamelijk onderzoek gedaan, waarna Els al snel groen licht kreeg om de operatie in te gaan. Op dat moment moesten de longen van de donor echter nog worden goedgekeurd door een team van het UMCG.
Al met al duurde het wachten 'nog best' lang. Het eerste telefoontje kwam om 5.25 uur en om 10.45 uur werd Els naar de OK gebracht.
Hoe was het om Els na de operatie te zien?
Fop: 'Ze kwam om acht uur 's avonds van de operatiekamer af en een uur later mochten we eindelijk bij haar. Ondanks de goede informatie vooraf, was het toch nog schrikken hoe ze erbij lag. Zoveel slangen, apparaten en piepjes…'
Joanne: 'Het was net een levend lijk, ze had ook zoveel bloed verloren.'
Leontine: 'Ze was zó wit en dat was, na de 'Flolankleur', een hele schok. Maar ze reageerde al wel meteen op ons.'
De eerste weken
De eerste twee weken na de operatie zijn erg spannend geweest, vertelt Fop. 'Toen wij de dag na de operatie op de IC kwamen, was net besloten om Els die ochtend weer te gaan opereren. Ze had inwendig te veel bloed verloren.' Voor Fop en de kinderen was dit een moment waarop ze ook de zorg op de gezichten van de verpleegkundigen zagen en ze beseften dat een transplantatie niet altijd goed afloopt. De tien volgende dagen bleven zorgelijk. Later bleek dat de vele stolsels achter Els longen voor complicaties zorgden.
Fop: 'Deze periode heb ik ervaren als de meest intensieve in ons leven. De kinderen en ik waren ons ervan bewust dat Els er op dat moment geen complicaties meer bij kon hebben. Allerlei scenario's speelden door ons hoofd. Het scenario dat ze na vijf weken al naar huis zou mogen (zoals later zou blijken), leek op dat moment zeker niet realistisch. We wisten dat het een zware operatie zou zijn, maar dat het zó zwaar en risicovol was, hadden we niet verwacht.'
Na tien dagen en een derde operatie ging het herstel ineens erg snel - een contrast met de dagen er voor. Al die tijd verbleef Fop in het gastenverblijf van het UMCG. Het was fijn, zegt hij, om daar, vaak samen met de meiden, dicht bij Els te zijn. 'Terug kijkend lijkt deze periode op een soort film - één met een happy end. Dagen en data gaan aan je voorbij. Mensen vragen of ik me niet heb verveeld. Absoluut niet. Veel tijd ging heen met bezoek, telefoon, voor het eten zorgen en e-mailen.'
Achteraf bekeken is het bij Els best snel gegaan. Maar Fop realiseert zich dat haar verhaal niet helemaal representatief is. Er zijn mensen die al na twee, drie weken naar huis mogen, maar er zijn er ook bij wie het herstel met nog meer complicaties gepaard gaat. 'Vraag je in het ziekenhuis hoe lang getransplanteerden gemiddeld in het ziekenhuis liggen, dan krijg je steevast het antwoord: "Tussen twee weken en een jaar."
Dankbaar
Het gaat goed met haar, zegt Els. 'Zeker als je kijkt naar wat ik nu kan. Daar ben ik ontzettend dankbaar voor. Ik kan trappen lopen en zo'n 25 kilometer fietsen op mijn elektrische fiets. Toch moet ik 's middags ook nog een uurtje rust nemen. En ja, ik word ook wel eens teruggefloten omdat ik teveel heb gedaan. Het is zwaar geweest, maar het is het waard geweest. Ik ben mijn donor elke dag dankbaar dat hij of zij zich heeft aangemeld als donor. Mijn leven is hiermee gered.'
COLOFON:
Auteur:
Lida Naber, projectcoördinator zeldzame longziekten Longfonds
Datum:
21 mei 2015
Bronnen: Nederlandse Transplantatie Stichting, informatie van de NTS*), artikel
informatieblad voor mensen met longfibrose, uitgave maart 2015.
Foto's:
Nederlandse Transplantatie Stichting, Els Groeneveldt, Universitair Medisch Centrum Groningen.
Met dank aan: Els, voor het mogen overnemen van het artikel uit Papillon en
G.D. Nossent, longarts Universitair Medisch Centrum Groningen.
| 0.964617
| 116
|
<urn:uuid:ed601296-9cb8-4c84-89e7-f970b0a381f3>
|
Onderwerp
Bloedingen tijdens apixaban (Eliquis ) gebruik Operatieve ingrepen tijden apixaban (Eliquis ) gebruik
Auteurs
Dr. N.R. Bijsterveld, Cardioloog Dr. M. Ten Wolde, Internist-Vasculair Geneeskundige
Doel
Het behandelen van een patiënt met een bloeding ten tijde van apixaban gebruik Het tijdelijk stoppen van apixaban rondom een operatieve ingreep
Toepassingsgebied
SEH, cardiologie, chirurgie, OK afdeling
Achtergrond Apixaban:
Apixaban is een oraal antistollingsmiddel dat specifiek stollingsfactor Xa remt. Het antistollend effect van apixaban is vergelijkbaar met dat van de vitamine K antagonisten (bv.
acenocoumarol/sintromitis/fenprocoumon/marcoumar).
Apixaban wordt 2 maal daags ingenomen en heeft een halfwaardetijd van 12 uur. De maximale concentratie wordt 3 - 4 uur na inname bereikt. De eliminatie is 75% hepato-biliair en 25% renaal. Er is geen doseringaanpassing bij gering of matige nierinsufficientie (GFR 30-90 ml/min). Wel dient de dosering verlaagd te worden naar 2 x 2.5 mg per dag als 2 van de volgende drie factoren aanwezig zijn: leeftijd ≥ 80 jaar, gewicht ≤ 60 kg, creatinine > 133 micromol/L). Apixaban is in Nederland gecontraindiceerd bij een GFR < 30 ml/min.
De huidige indicaties voor apixaban zijn: preventie van thrombo-embolie na heup- of knie operatie en preventie van thrombo-embolie bij atriumfibrilleren. .
Stollingstesten
De PTT, aPTT en INR worden nauwelijks beinvloed door apixaban. Daarom kunnen deze testen niet worden gebruikt om na te gaan of een patient (een werkzame dosering) apixaban gebruikt. Hoewel bij de behandeling met apixaban monitoring niet nodig is kan in uitzonderlijke situaties middels een specifieke stollingstest (Rotachrom ® anti-factor Xa assay (OLVG/AMC) de dosering apixaban worden bepaald.
Bloedingen tijdens apixaban gebruik
Gradering van bloeding
Beleid bij bloedingen tijdens apixaban gebruik
Algemeen: Als apixaban minder dan 2 uur daarvoor is ingenomen: overweeg oraal actieve kool of maagspoeling. Als apixaban tussen de 2 en 6 uur daarvoor is ingenomen overweeg oraal actieve kool.
Beleid bij bloedingen tijdens apixaban gebruik
Geringe of milde bloeding:
Hemostase:
- Lokale hemostase
Medicatie:
- Apixaban tijdelijk staken
- Tranexaminezuur: dit overwegen bij slijmvliesbloedingen (bv. blaas-, prostaat-, cervix-, uterus-, darm-, KNO-bloedingen) of traumata. Dosering 3 d.d. 1 gram i.v./p.o. (als i.v. dan 1 gram in 50 ml NaCl in 10 min). Cave: stolselvorming bij forse hematurie. Cave: doserings aanpassing bij nierfunctiestoornissen
- Overweeg maagspoeling als apixaban minder dan 2 uur daarvoor is ingenomen
- Overweeg orale actieve kool als apixaban minder dan 6 uur daarvoor is ingenomen.
Matig of ernstige bloeding:
Lab:
NB. De hoogte van de PTT uitslag geeft geen weerspiegeling van de mate van antistolling. Een normale PTT geeft aan dat er geen antistollend effect van apixaban aanwezig is (tenzij
- Hb, Ht, T, kruisbloed, kreatinine, Na, K, PTT, aPTT. apixaban < 2 uur daarvoor is ingenomen!). Zie ook tabel 1.
Hemostase:
- Lokale hemostase d.m.v. mechanische compressie, chirurgische of endoscopische hemostase
Medicatie:
- Tranexaminezuur: dit overwegen bij slijmvliesbloedingen (bv. blaas-, prostaat-, cervix-, uterus-, darm-, KNO-bloedingen) of traumata. Dosering 3 d.d. 1 gram i.v./p.o. (als i.v. dan 1 gram in 50 ml NaCl in 10 min). Cave: stolselvorming bij forse hematurie. Cave: doserings aanpassing bij nierfunctiestoornissen
- Cofact ® : 25-50 IU/kg in maximaal 2 ml/min i.v. (Dosering: 250 IU = 10 ml (Cofact ® Sanquin))
- Overweeg orale actieve kool als apixaban minder dan 6 uur daarvoor is ingenomen
, recombinant factor VIIa
Transfusie:
- Erytrocytentransfusie (zie ook iDoc: massaal bloedverlies)
- FFP na elke 3 e erytrocytentransfusie
- Thrombocytentransfusie bij thrombopenie (< 50 x 10 9 /L) of plaatjesremming
Overig:
- Overweeg dat maagspoeling een optie kan zijn in specifieke gevallen als apixaban minder dan 2 uur daarvoor is ingenomen.
Levensbedreigende bloeding:
Beleid:
- Zoals die van matig of ernstige bloeding (Lab / Hemostase / Medicatie / Transfusie / Overig)
Medicatie:
- Cofact ® : 50 IU/kg in maximaal 2 ml/min i.v. (Dosering: 250 IU = 10 ml (Cofact ® Sanquin))
- Overweeg recombinant factor VIIa (Novoseven ® ) bolus van 90 g/kg
Beleid rondom operatieve ingrepen bij apixaban gebruik
Acute operaties (binnen 2 uur)
Bepaal kreatinine, T, Hb.
Bepaal tijdstip laatste inname apixaban
Indien inname < 2 uur: overweeg Cofact
®
Als thrombocyten < 50 x 10 9 /L overweeg thrombocytentransfusie (zn. i.o.m. hematoloog)
Semi-acute operaties (2-12 uur)
Bepaal kreatinine, T, Hb.
Bepaal tijdstip laatste inname apixaban
Indien mogelijk stel operatie uit totdat één halfwaardetijd (12 uur) is verstreken.
Electieve operaties
Dit is afhankelijk van het operatieve bloedingrisico.
Ingrepen met laag bloedingsrisico: Apixaban hoeft niet gestaakt te worden
Voorbeelden laag bloedingsrisico ingrepen:
- Kleine dermatologische ingrepen, flebologische te weten endovaculaire ablatie (radiofrequent/laser), kleine ambulante flebectomie vlgs Muller
- Tandheelkundige ingrepen (extractie 1-3 tanden of kiezen, operatieve verstandskiesverwijdering, paradontale behandeling, wortelkanaalbehandeling, abcesincisie, implantaten, mondhygieniste)
- Cataract en glaucoom operaties indien geen retrobulbaire anesthesie
- Iedere andere ingreep waarbij goede lokale hemastose mogelijk is
- Diagnostische pleurapunctie
- Diagnostische intrauteriene ingrepen
Ingrepen met intermediair bloedingsrisico: Apixaban 24 uur staken
Voorbeelden intermediair bloedingsrisico ingrepen:
- Ritme-ablaties
- Hartcatheterisatie
- Flebecetomie groot ambulant vlgs Muller
- Ongecompliceerde laparoscopische procedures (bv. cholecystectomie)
- Colonoscopie zonder verwijdering van grote poliepen
- Therapeutische hysteroscopische en intrauteriene ingrepen, abortus curretage/APLA
- PEG plaatsing
- Radiologische puncties en/of stenting met goede hemostase mogelijkheid
- Vaatchirurgie met beperkt weefseltrauma (bv. Shuntoperaties, liesarteriedesobstructie)
- PTA met/zonder stentplaatsing
- Bronchoscopie. Endobronchiale echografie met punctie. Transoesophagale echografie met punctie. Thoracoscopie. Plaatsen thoraxdrain.
Ingrepen met een hoog bloedingsrisico: Apixaban 48 uur staken
Voorbeelden hoog bloedingsrisico ingrepen:
- Inbrengen van pacemaker of ICDs
- Hartchirurgie (inclusief pericardiale ingrepen)
- Neurochirurgische ingrepen (intracerebraal, intraspinaal, epiduraal)
- Grote herniaoperaties
- Epidurale of spinale anesthesie
- Grote buikchirurgie
- Chirurgie met uitgebreidde weefselbeschadiging (maligniteit, gewrichtsartroplastiek, plastische reconstructies)
- Uterusextirpatie (abdominaal, vaginaal, TLH), prolapschirurgie, sectio, curretage mola zwangerschap
- Grote urologische ingrepen
- Colonoscopie met verwijdering grote poliepen
- Vaatchirurgische met veel weefseltrauma, retroperitoneaal vaatchirurigie, abdominale vaatchirurgie
- ERCP met papillotomie
- Radiologische puncties en/of stenting zonder goede hemostase mogelijkheid
- GE diltataties (colon/oesophagus/duodenum)
- Schildklieroperaties
Overbruggingstherapie
Door de korte halfwaarde van apixaban is overbruggingstherapie (met (LMW-)heparine over het algemeen niet nodig. Bij hoog trombo-embolisch risico moet overwogen worden sneller te herstarten met apixaban na de operatie (zie volgend kader).
Apixaban herstart na (electieve) operatie
Herstart als complete hemostase. Aangezien apixaban al na 3-4 uur therapeutisch antistollend is, is het advies bij een standaard bloedingrisico 24-48 uur na de operatie te herstarten met apixaban. Bij een hoog bloedingsrisico 48-72 uur na de operatie starten. Bij een patient met een hoog trombo(embolie)risico (bv. bij CHA2DS2-VASc score ≥ 4 bij patient met boezemfibrilleren of diep veneuze trombose in de afgelopen 4 weken) moet overwogen worden bij goede hemostase apixaban te starten op de avond van de dag van de ingreep. Daarnaast kan bij recente DVT een vena cava filter overwogen worden.
Behandeling van acuut herseninfarct met thrombolyse
Er is beperkte ervaring met thrombolytica tijdens apixaban gebruik. Indien harde indicatie voor thrombolyse dit uitstellen tot > 4 uur na laatste inname van apixaban. In de eerste 2 weken na herseninfarct is apixaban gecontraindiceerd. Bij TIA kan wel de dag erna worden gestart.
Anesthesie bij acute ingrepen
Geen spinaal, epiduraal, diepe perifere zenuwblokkaden binnen 48 uur na inname apixaban. Er is geen contraindicatie voor algehele anesthesie. Over neuraxisblokkades is geen informatie.
Spinale of epidurale anesthesie of punctie
Voorafgaand aan neuraxiale interventie dient de arts het mogelijke voordeel tegen het risico afwegen bij de patiënt die met antistollingsmiddelen wordt behandeld.
Geen spinaal, epiduraal of diepe perifere zenuwblokkaden binnen 48 uur na inname apixaban. Er is geen contraindicatie voor algehele anesthesie.
Er is geen klinische ervaring met het gebruik van apixaban en epidurale of intrathecale verblijfskatheters. Epidurale of intrathecale verblijfskatheters moeten ten minste 5 uur vóór de eerste dosis apixaban worden verwijderd. Na verwijdering en de start van apixaban moeten patiënten frequent worden gecontroleerd op klachten en verschijnselen van neurologische functiestoornissen. Indien de noodzaak daartoe bestaat dient tussen de laatste dosis apixaban en de verwijdering van de katheter een tijdsinterval van 20–30 uur (d.w.z. 2 x de halfwaardetijd) verstrijken. De volgende dosis apixaban mag op zijn vroegst 5 uur na de verwijdering van de katheter gegeven worden. Over neuraxisblokkades is geen informatie.
Referenties:
1. E Eerenberg, PW Kamphuisen, MK Sijpkens, JC Meijers, HR Buller, MM Levi. Reversal of rivaroxaban and apixaban by prothrombin complex concentrate. Circulation 2011: 124; 157379.
2. JS de Jong, R Vink, P Henny, RBA van den Brink, M Levi, PW Kamphuisen. Perioperatieve onderbreking van antistollingsmiddelen in de dagelijkse praktijk. NTVG 2009; 153(33):16221627
3. CBO Richtlijn Diagnostiek preventie en behandeling van veneuze tromboembolie en secundaire preventie arteriele trombose. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden Communications; 2009.
4. The task force for the management of atrial fibrillation of the ESC. Guidelines for the management of atrial fibrillation. EHJ 2010: 31; 2369-29
5. Focused update of the ESC guidelines for the managment of patients with atrial fibrillation. Doi: 10.1093/eurheartj/ehs253
6. Commissie van Nederlandse beroepsverenigingen. Leidraad begeleide introductie nieuwe orale antistollingmiddelen. Http://www.orde.nl/assets/structuredfiles/Downloads/Leidraad+NOAC.pdf
7. Gezondheidsraad rapport. Nieuwe antistollingsmiddelen een gedoseerde introductie. Http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/201207antistollingsmiddelen.pdf
| 0.999354
| 144
|
<urn:uuid:fc8c0917-0c5d-4982-8437-7c2dbce2c059>
|
"AMICA MANU SPORTMEDISCH GEZIEN "
SCHEENBEENIRRITATIE OF MEDIAAL TIBIAAL STRESS SYNDROOM (MTSS).
Hoe herken je MTSS
Een bij triatleten veel voorkomende blessure is de scheenbeenirritatie of tibiale stress syndroom. De klachten worden veroorzaakt door een overbelasting van de buigers van voet en tenen, welke tevens een belangrijke rol spelen bij het balanceren van het lichaam op de voeten. Het gevolg van de overbelasting is pijn aan de binnenzijde van het onderbeen op de achterrand van het scheenbeen. Het geblesseerde gebied kan zich uitstrekken over het onderste 2/3 deel van het scheenbeen.
De pijnklachten kunnen worden ingedeeld, naar toenemende ernst, in vijf stadia:
1) Pijn die ontstaat na langdurige inspanning en die na enige uren spontaan weer verdwijnt.
2) Pijn die tijdens de warming-up opkomt, vervolgens gedurende de inspanning afneemt, en pas na de belasting weer terugkeert.
3) Zowel pijn tijdens als vlak na de inspanning, met pijn in de nacht, die pas na langdurige rust verdwijnt,
4) Als stadium 3, waarbij tevens sprake is van prestatievermindering.
5) Constante pijn, die de looptraining onmogelijk maakt en die niet meer verdwijnt, ook niet na langdurige rust. Pijnklachten vanaf stadium 3 en pijnklachten die aan het eind van de inspanning terugkomen duiden altijd op een ernstige blessure. Vaak gaat een scheenbeenirritatie gepaard met zwelling, die een "putje" achterlaat in de huid als je er enkele seconden op duwt. Heel af en toe zal een knisperend geluid gevoeld kunnen worden bij het aanraken van de pees of bij het bewegen van de voet. Na een periode van rust zijn er vaak startproblemen en ochtendstijfheid.
Hoe voorkom je MTSS ?
Elk pijntje dat je voelt moet worden opgeschreven in het trainingslogboek. Indien de pijn niet binnen enkele dagen of een week is verdwenen moet je dit melden aan de trainer. Mogelijke oorzaken voor het ontstaan van een scheenbeenirritatie moeten vervolgens vermeden worden. Een goede training bevat een goede warming-up en cooling-down van eik tenminste 10 minuten met voldoende aandacht voor correct uitgevoerde rekoefeningen. Trainingen variëren geleidelijk in omvang en intensiteit en extra rust wordt aangehouden als er meer dan twee weken niet is getraind of na intensieve heuveltraining of training op ongelijk terrein. Tenslotte wordt er niet te veel en niet te lang op een harde ondergrond getraind. Tijdens de training worden goede schoenen gedragen. De hielkap omsluit het hielbeen perfect. Voorts is een goede stabiliteit voor de afwikkeling van de voet belangrijker dan een grote demping door de schoenzool. Lichamelijke tekortkomingen komen vaak aan het licht bij keuringen; correctie is mogelijk.
Masseer de pijnlijke plek met ijsklontjes, of koel deze met een coldpack gedurende 15 minuten 3 tot 5 keer per dag en tevens direct na een training. Leg altijd een lapje stof tussen de huid en het coldpack. Het is handig om het coldpack met verband vast te zetten.
Speel in op mogelijke oorzaken (zie bovenstaande tips).
Zorg voor een goede ondersteuning van het lengtegewelf van de voet, zowel in de sportschoen als in
andere schoenen.
Sportmassage van het onderbeen kan worden toegepast, om de circulatie in het onderbeen te stimuleren en stijve spieren te ontspannen.Indien de pijn en zwelling van het onderbeen verminderen en stijfheid op de voorgrond treedt kan worden overgegaan op warmtesmeersels en wisselbaden. Volg het onderstaande herstelprogramma.
Een (sport)arts dient te worden geraadpleegd, indien de klachten te langzaam of helemaal niet verdwijnen, dan wel het stadium 2 zijn gepasseerd, en in alle gevallen waarin je niet zeker bent van de aard van de klachten. Een stressfractuur van het scheenbeen kan immers vergelijkbare klachten geven.
De gevolgen van MTSS voor de training
Zwemmen
Het zwemonderdeel kan normaal worden getraind,
Fietsen
De fietstraining kan over het algemeen gewoon doorgaan en zelfs in omvang toenemen om de verminderde omvang van de looptraining te compenseren.
Lopen
Wanneer er klachten zijn moet de omvang van de looptraining worden teruggeschroefd. Bij pijnklachten uit stadium 1 kan volstaan worden met het halveren van de loopafstand. Het is ook verstandig na iedere looptraining tenminste één tot twee rustdagen in te plannen om.de geïrriteerde structuren tot rust te laten komen. Bij pijnklachten uit stadium 2 is het verstandiger om tijdelijk helemaal niet te lopen. Pijn is een signaal om rust te houden. Wordt er toch gelopen dan is een egale (!) zachte ondergrond aan te raden (grasmat, sintelbaan). Ongelijke ondergrond dient vermeden te worden omdat de stabiliserende spieren hierdoor extra belast worden. Zolang een atleet niet op één been kan blijven staan zonder teveel te wankelen, is hij onvoldoende getraind om te kunnen hardlopen. Ook bij het lopen staat de atleet immers bijna voortdurend op één been.
Overige
Aquajoggen na een zwemtraining is een goede mogelijkheid om de loopbeweging te blijven trainen. Triatleten die regelmatig last hebben van scheenbeenirritatie, kunnen dit als vast onderdeel in de training opnemen. Dit geldt ook voor training op een step - apparaat.
Trainingsopbouw na MTSS
De looptraining kan pas weer opgebouwd worden, nadat het herstelprogramma pijnvrij kan worden uitgevoerd. Begin met een looptraining waarin lopen en wandelen afgewisseld worden. Start met 1/6 van de normale afstand en verhoog deze wekelijks met niet meer dan 10% van de oorspronkelijke afstand. Verhoog hierna pas de snelheid. Neem in eerste instantie na elke training twee rustdagen en neem er vervolgens tot drie maanden na het begin van de trainingsopbouw tenminste één. let bij de opbouw op de arbeid -rust verhouding, de opeenvolging van de verschillende trainingen en op een geleidelijke invoering van loopscholingtechnieken. Schakel geleidelijk over van het lopen op egale zachte ondergrond naar het lopen op asfalt. Overleg bij twijfels over de belastbaarheid van het onderbeen, met de trainer(s) en met een (sport)fysiotherapeut of (sport)arts.
Herstelprogramma
Wanneer je last hebt van scheenbeenirritatie, kun je zelf zorgen voor een spoedige en verantwoorde sporthervatting door de spierkracht van de kuit en het coördinatievermogen van de enkel te verbeteren. Het herstelprogramma is opgesteld voor een scheenbeenirritatie uit stadium 1 of 2 en dient twee maal per dag te worden uitgevoerd. Je begint met oefening 1. Een volgende oefening mag pas worden gestart, indien de vorige oefening volledig en pijnvrij kan worden uitgevoerd. in overleg met de arts of fysiotherapeut kan hiervan worden afgeweken. Wanneer de laatste oefening van het programma pijnvrij kan worden uitgevoerd, kun je beginnen met sportspecifieke oefeningen. Onderstaande oefeningen kunnen ook worden voortgezet als preventie voor een nieuwe blessure. Tip: je kunt de oefeningen met het gezonde been uitvoeren tijdens de rustpauzes van het geblesseerde been.
Herstelbevorderende oefeningen
Oef. 1 mobiliseren van de enkel
Ga zitten, til de geblesseerde voet op en draai cirkels met de wijzers van de klok mee en daarna een sessie tegen de wijzers van de klok in; Draai langzaam en gelijkmatig grote cirkels. aantal: 10 keer/daarna 10-20 sec. rust/ doe dit 3 keer
Oef. 2. rekken van de lange kuitspieren
Bij een geblesseerde linkerenkel: Maak met de rechtervoet een stap naar voren, zover dat de linkerhak net niet van de vloer los komt,- de linkerknie blijft gestrekt, verplaats het gewicht van de achterste voet naar de voorste voet, en druk daarbij de hak van het achterste been stevig in de grond; plaats eventueel de handen tegen een muur (niet veren).
duur: 10-12 sec./daarna 10-20 sec. rust/doe dit 3 keer
Oef. 3. rekken van de korte kuitspieren
Bij een geblesseerde linkerenkel: Kniel met de rechterknie op de vloer,laat de linker oksel op de linkerknie rusten; druk de linkerknie daarna zover naar voren dat de hak net niet van de vloer loskomt (niet veren). duur: 10-12 sec./daarna 10-20 sec. rust/doe dit 3 keer
Oef. 4. rekken van de kuitbeenspieren
Ga zitten: een oefenelastiek zit aan één kant stevig vast (bijvoorbeeld om een tafelpoot of om de andere voet); leg de andere kant van de band om het midden van de geblesseerde voorvoet; schuif tegen de weerstand van de band naar buiten en probeer de binnenrand van de voet omhoog te houden; ga nu proberen de binnenrand van de voet afwisselend omhoog (extra rek op de band) en weer terug te brengen. Vervolg deze oefening met een zelfde sessie voor het optrekken van de buitenrand en ook een sessie voor het wegdrukken van de tenen en enkel (zet de band om tenen respectievelijk de enkel). Eindig met een sessie voor het optrekken van de binnenrand.
duur: 10-12 sec/ daarna 10-20 sec. rust/doe dit 20 keer
Oef. 5. versterken van de voorste scheenbeenspieren
Ga rechtop staan; loop op de hielen, voorvoet en middenvoet mogen de grond niet raken,maak kleine pasjes. Variant: loop op de binnenkant van beide voeten, resp. op de buitenkant.
duur: 10-12 sec./ daarna 10-20 sec. rust/ doe dit 20 keer
Oef. 6. oefenen van de coördinatie van de spieren rondom de enkel Wandelen hoog op de tenen; grote tenen goed in de grond drukken.
duur: 10-12 sec./daarna 10-20 sec. rust/ doe dit 20 keer
Oef. 7. oefenen van de coördinatie van de spieren rondom de enkel
Ga met de geblesseerde voet voorzichtig op de rand van een telefoonboek staan; de voet moet daarbij evenwijdig aan de rand van het telefoonboek staan, waarbij de buitenste voetrand over het telefoonboek heen helt; probeer gedurende de gestelde tijd van 10-12 seconden het evenwicht te bewaren. duur: 10-12 sec./daarna 10-20 sec. rust/ doe dit 20 keer
| 0.940468
| 7,746
|
<urn:uuid:dd529bc4-eb0a-4666-8445-31d5d0d93758>
|
INSPIRATIEBRONNEN
3 INSPIRATIEBRONNEN VOOR MIJN VERHAAL:
1) Bijna '10-years after' de BMJ-publicatie waar het allemaal mee begon. Wát bracht het voort?
2) De titel van vandaag: 'Van ego naar eco'…..
3) Speciale dag:
DE PUBLICATIE WAARMEE HET ALLEMAAL BEGON IN 2011:
'Health as the ability to adapt and to self manage, in the face of social, physical and emotional challenges'
of
'Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven'
NB. Dit is NIET Positieve Gezondheid!
WAT BRACHT HET VOORT?
TWEE VERSCHILLENDE ÉN AANVULLENDE UITWERKINGEN SINDS 2011:
'Health as the ability to adapt and to self manage, in the face of social, physical and emotional challenges'
Mijn maatje van destijds
Alex Jadad
zag ik terug na 10 jaar!
- Columbiaan
- Prof. in Canada
WAT BRACHT HET VOORT?
TWEE VERSCHILLENDE EN AANVULLENDE UITWERKINGEN SINDS 2011:
'Health as the ability to adapt and to self manage, in the face of social, physical and emotional challenges'
Nederland op individueel niveau:
Positieve Gezondheid
EGO
Canada en Columbia op gemeenschaps niveau:
Trusted Networks
ECO
WAT BRACHT HET VOORT? TWEE VERSCHILLENDE EN AANVULLENDE UITWERKINGEN
SINDS 2011:
'Health as the ability to adapt and to self manage, in the face of social, physical and emotional challenges'
Nederland op individueel niveau:
Positieve Gezondheid
Zingeving
Canada en Columbia op gemeenschaps niveau:
Trusted Networks
Vertrouwen
Trusted Networks
Canada en Colombia
Boeken vol voorbeelden in Columbia
Trusted Networks
Nederland
Canada en Colombia
Voorbeeld: De Noordelijke Maasvallei 2017
Boeken vol voorbeelden in Columbia
Laten wij vertrouwen actief beoefenen. Het draagt ook bij aan deze wereld!
| 0.857074
| 1,976
|
<urn:uuid:c272e468-a0c2-4e1c-95b0-11f1091a7771>
|
EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET Deze gestandaardiseerde informatie maakt integrerend deel uit van de kredietovereenkomsten consumentenkrediet
Rubriek
Omschrijving
Paraaf cliënt 1 ……………………………… Paraaf cliënt 2 ………………………………..
Paraaf cliënt 1 ……………………………… Paraaf cliënt 2 ………………………………..
Datum:
Paraaf cliënt 1 ……………………………… Paraaf cliënt 2 ………………………………..
| 0.876603
| 766
|
<urn:uuid:1db62bef-e0ba-4dd2-9202-cc36ed69683e>
|
Corona verantwoordelijke personen:
-Tom Verhoeven
-Jeroen van Nistelrooij
-Patrick van Dijck
-Corno Pennings
-Alex Veldt
Per 01-07-2020
Eenieder die komt trainen doet dit op eigen risico en dient zich aan de afspraken te conformeren, en regels op te volgen van RIVM, VWS, NOC-NSF Protocol verantwoord sporten.
* Sporters van 19 jaar en ouder moeten 1,5mtr afstand houden tot alle andere personen.
* Voor alle rijders geldt: houd handschoenen aan!!
* Er kan geen kleding (helm / handschoen etc). geleend worden van FCC wheels tijdens deze periode.
* Er kan geen fiets geleend worden van FCC wheels tijdens deze periode.
| 0.846654
| 44
|
<urn:uuid:357414e1-8b4e-4e8e-9b5d-7ef04166dc0b>
|
Studiefiche
Vanaf academiejaar 2019-2020
Algemene medische pathologie (D013031)
Wegens Covid19 kan mogelijk afgeweken worden van de onderwijs- en evaluatievormen. Dergelijke afwijkingen zullen via Ufora worden gecommuniceerd.
Onderwijstalen
Nederlands
Trefwoorden
Medische anamnese, infectieziekten, immunologische afwijkingen, oncologie, kwaadaardige aandoeningen van het immuunsysteem, anemieën, stollingsstoornissen, hypertensie en circulatiestoornissen, hartziekten, nieren en urinewegen, luchtwegen en longen, keel-, neus- en oorafwijkingen, diabetes mellitus, endocriene ziekten, veranderingen in de geslachtshormonen, eetstoornissen en voedingsdeficiënties, reumatische ziekten, aandoeningen van het centraal zenuwstelsel, oogziekten, huidziekten, lokale anesthesie, bijwerkingen van geneesmiddelen, acute situaties.
Situering
* Als voorzetting bij de morfologische en fysiologische kennis van de verschillende stelsels van het menselijk lichaam, verwerft de student een geïntegreerd inzicht in de belangrijkste aandoeningen bij deze stelsels en die van deze stelsels uitgaan met impact op het orofaciale gebied.
* In dit verband wordt aandacht besteed aan bijzondere aandachtspunten bij de behandeling van patiënten met aandoeningen aan deze lichaamsstelsels.
* De gevolgen van farmaca bij de therapie van aandoeningen in deze stelsels komen eveneens aan bod
Inhoud
* De medische anamnese in de tandheelkundige praktijk
* Infectieziekten
* Immunologische afwijkingen
* Oncologie
* Kwaadaardige aandoeningen van het immuunssysteem
* Anemieën
* Stollingsstoornissen
* Hypertensie en circulatiestoornissen
* Hartziekten
* Aandoeningen van nieren en urinewegen
* Ziekten van luchtwegen en longen
* Keel-, neus- en oorafwijkingen
* Diabetes mellitus
* Endocriene ziekten
* Veranderingen in de geslachtshormonen
* Eetstoornissen en voedingsdeficiënties
* Reumatische ziekten
* Aandoeningen van het centrale zenuwstelsel
* Oogziekten
* Huidziekten
* Lokale anesthesie: mogelijke bijwerkingen en risicopatiënten
* Bijwerkingen van geneesmiddelen in het orofaciale gebied
* Acute situaties in de tandheelkundige praktijk
Begincompetenties
Bachelor in de tandheelkunde, eerste master tandheelkunde
Eindcompetenties
1 • De student heeft inzicht in de anatomie, de functie en de aandoeningen van alle 1stelsels van het menselijke lichaam
1
1
2 • Hij begrijpt de behandelingen van deze aandoeningen
1
1
3 • De student weet ook rekening te houden met de gevolgen van deze aandoeningen 1bij zijn tandheelkundig handelen
1
1
4 • De student kent de mogelijke gevolgen van de gebruikte farmaca bij de 1aandieningen van deze stelsels op het orofaciale gebied en houdt bij zijn 1tandheelkundige behandeling rekening met mogelijke nevenwerkingen van deze 1producten.
Creditcontractvoorwaarde
Toelating tot dit opleidingsonderdeel via creditcontract is mogelijk mits gunstige beoordeling van de competenties
Examencontractvoorwaarde
Dit opleidingsonderdeel kan niet via examencontract gevolgd worden
Didactische werkvormen
Hoorcollege
Toelichtingen bij de didactische werkvormen
Hoorcollege
Leermateriaal
Syllabus van dia's aangeboden via Minerva
Brand HS, van Diermen DE, Makkes PC. Algemene ziekteleer voor tandartsen. ISBN:
90 313 3128 7, Bohn Stafleu Van Loghum.
Referenties
Brand HS, van Diermen DE, Makkes PC. Algemene ziekteleer voor tandartsen. ISBN: 90 313 3128 7, Bohn Stafleu Van Loghum.
Vakinhoudelijke studiebegeleiding
Na elektronische afspraak met de lesgever
Evaluatiemomenten
periodegebonden evaluatie
Evaluatievormen bij periodegebonden evaluatie in de eerste examenperiode
Schriftelijk examen
Evaluatievormen bij periodegebonden evaluatie in de tweede examenperiode
Schriftelijk examen
Evaluatievormen bij niet-periodegebonden evaluatie
Tweede examenkans in geval van niet-periodegebonden evaluatie
Niet van toepassing
Eindscoreberekening
Schriftelijk examen, i.e. 100% van het eindcijfer
| 0.785051
| 428
|
<urn:uuid:fa761ee0-cb88-487d-b6ce-dbc6064c298b>
|
Algemene voorwaarden De Rugspecialist B.V.
Artikel 1. Definities
1: Behandelaar: degene die de hulp op het gebied van de individuele gezondheidszorg biedt aan de patiënt op grond van een behandelingsovereenkomst;
2: Patiënt: degene die op grond van een behandelovereenkomst hulp op het gebied van de individuele gezondheidszorg ontvangt;
3: Behandelingsovereenkomst: de overeenkomst tussen de patiënt en De Rugspecialist B.V. met betrekking tot de te leveren hulp op het gebied van de individuele gezondheidszorg;
4: Bevestiging behandelingsovereenkomst: document waarin de patiënt vragen beantwoordt met betrekking tot zijn/haar persoonlijke situatie, fysieke gesteldheid en persoonlijke doelen met betrekking tot de behandeling alsmede met betrekking tot de evaluatie en de rapportage tijdens en na afloop van de behandeling;
5: Behandelprogramma: een op de patiënt gericht behandelplan dat als doel heeft verlichting of oplossing van klachten;
6: De Rugspecialist B.V.: gebruiker van deze algemene voorwaarden en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Breda onder nr. 63949253
Artikel 2. Toepasselijkheid
1: Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle behandelingsovereenkomsten tussen De Rugspecialist B.V. en patiënt, voor zover door partijen daarvan niet schriftelijk en uitdrukkelijk wordt afgeweken;
2: Deze algemene voorwaarden zijn ook van toepassing op eventuele aanvullende overeenkomsten, behandelingsovereenkomsten en dienstverlening aan de patiënt;
3: De van toepassing zijnde gedrags- en beroepsregels van de KNGF, SCN en NCA maken deel uit van de overeenkomst. De patiënt is ervan op de hoogte dat de behandelaar de door voornoemde organisaties opgelegde gedragsregels bij de uitoefening van zijn praktijk dient te respecteren. De patiënt aanvaardt de gevolgen die hieruit kunnen voortvloeien;
4: Alle patiënten kunnen deze algemene voorwaarden op de website www.chirofysio.nl/voorwaarden raadplegen en downloaden;
5: Rugspecialist B.V. is gerechtigd, indien daartoe naar haar oordeel de noodzaak bestaat, de onderhavige algemene voorwaarden te wijzigen en/of aan te vullen. In dat geval wordt een nieuwe versie van de algemene voorwaarden aan de patiënt ter hand gesteld.
Artikel 3. Totstandkoming behandelingsovereenkomst
1: De patiënt heeft, met inachtneming van wettelijke en organisatorische beperkingen, het recht van vrije chiropractie keuze of fysiotherapie keuze;
2: De behandelaar zal met een patiënt, die de wens te kennen heeft gegeven hulp en/of advies te willen ontvangen op het gebied van de gezondheidszorg, een daarop gerichte behandelingsovereenkomst aangaan;
3: Kan de behandelaar deze in lid 2 bedoelde behandelingsovereenkomst niet aangaan dan zal hij de patiënt de reden uiteenzetten en de patiënt adviseren bij het vinden van andere passende zorg;
4: Van de behandelingsovereenkomst maakt deel uit de bevestiging behandelingsovereenkomst en het behandelprogramma alsmede deze algemene voorwaarden.
Artikel 4. Verplichtingen behandelaar
1: De behandelaar handelt voor de uitvoering van deze overeenkomst conform afdeling 7.7.5 BW (de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling) en de voor zijn/haar beroepsgroep geldende voorschriften, modelregelingen en/of protocollen;
2: De behandelaar is verplicht patiënt te informeren over het voorgenomen onderzoek en/of de voorgestelde behandeling en over de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt, tenzij patiënt heeft aangegeven geen inlichtingen te willen ontvangen;
3: De behandelaar houdt een dossier bij met betrekking tot de behandeling van patiënt;
4: De behandelaar is verplicht geheimhouding te betrachten ten aanzien van de behandeling van de patiënt, tenzij de patiënt toestemming heeft gegeven voor de verstrekking van informatie, geheimhouding in strijd is met een wettelijke plicht of geheimhouding in redelijkheid niet van de behandelaar kan worden gevergd;
5: De behandelaar neemt bij zijn/haar werkzaamheden de eisen in acht die volgens de algemeen aanvaarde standaard aan een behandelaar op grond van zijn beroep en rekening houdend met zijn individuele deskundigheid redelijkerwijs mogen worden gesteld. De door de
beroepsorganisatie opgestelde gedragsregels, richtlijnen en algemene kwaliteitscriteria gelden daarbij als uitgangspunt.
Artikel 5. Verplichtingen patiënt
1: Patiënt is verplicht naar beste weten inlichtingen te verschaffen en medewerking te verlenen ten behoeve van de behandeling;
2: Indien patiënt niet bereid is bepaalde adviezen van de behandelaar te volgen, zal hij dit met hem bespreken, althans hem dit mededelen;
3: Patiënt zal zich op verzoek van de behandelaar identificeren;
4: Wanneer patiënt verhinderd is een afspraak van de behandelaar na te komen, dan zal hij de afspraak tijdig, dat wil zeggen minimaal 24 uur van te voren afzeggen. Afspraken die niet of te laat worden afgezegd, zullen in rekening worden gebracht;
5: Bij het aangaan van de behandelingsovereenkomst zal de patiënt de redelijkerwijs door de behandelaar benodigde informatie verschaffen over zijn eventuele ziektekostenverzekering(en).
De behandelaar is gerechtigd de opgegeven verzekeringsgegevens te verifiëren. De patiënt zal hieraan zijn medewerking verlenen.
Artikel 6. Einde van de behandelingsovereenkomst
1: de behandelingsovereenkomst kan te allen tijde met wederzijds goedvinden worden beëindigd;
2: de behandelingsovereenkomst eindigt van rechtswege:
* Indien deze uitsluitend betrekking had op een bepaald onderzoek en/of behandeling na de voltooiing daarvan;
* Bij het overlijden van de behandelaar of de patiënt;
* Bij andere onvoorziene omstandigheden, zoals ziekte, arbeidsongeschiktheid, pensionering en het opleggen van tuchtrechtelijke maatregelen (schorsing of ontzegging);
3: indien de patiënt de voortzetting van de behandelingsovereenkomst niet langer op prijs stelt of nodig acht, kan hij deze eenzijdig beëindigen. De patiënt stelt de behandelaar hiervan tijdig in kennis.
Artikel 7. Betalingsvoorwaarden
1: De Rugspecialist B.V. houdt zich het recht voor om jaarlijks de tarieven te wijzigen;
2: Deze betalingsvoorwaarden zijn onlosmakelijk verbonden met de behandelovereenkomst en overige overeenkomsten tussen de patiënt en De Rugspecialist B.V.;
3: De patiënt is onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de volledige betaling van de aan de patiënt of namens de patiënt verleende diensten;
4: De declaratie voor fysiotherapie (indien verzekerd) wordt rechtstreeks naar de zorgverzekeraar gestuurd. Mocht de zorgverzekeraar, om welke reden dan ook, niet overgaan tot (volledige) betaling, dan is de patiënt aan wie de zorg is verleend c.q. de patiënt in wiens opdracht de zorg is verleend gehouden de factuur zelf te betalen;
5: Chiropractie behandelingen en niet verzekerde zorg worden rechtstreeks in rekening gebracht bij de patiënt.
6: Afspraken dienen 24 uur van tevoren geannuleerd te worden. Afspraken welke niet of te laat geannuleerd worden, zullen in rekening worden gebracht;
7: Betaling voor de behandelaardiensten geschiedt direct na de behandeling aan de balie. In uitzonderingsgevallen binnen uiterlijk 14 dagen na de factuurdatum.
8: Na het verstrijken van de betalingstermijn treedt verzuim in en staat het De Rugspecialist B.V. vrij om zonder nadere ingebrekestelling incassomaatregelen te nemen. Naast de declaratie zal ook wettelijke rente worden gevorderd. Alle met de incasso van gedeclareerde bedragen gemoeide kosten, waarvan ook de buitengerechtelijke kosten, komen ten laste van de patiënt. Indien de praktijk zich voor het betaalbaar stellen van declaraties wegens door hem geleverde diensten heeft verbonden aan een factoringbedrijf, zullen de betalingsvoorwaarden van dat factoringbedrijf prevaleren.
Artikel 8. Kwaliteit
De praktijk voldoet aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot kwaliteit. Alle behandelaars binnen onze praktijk zijn gediplomeerd en gespecialiseerd chiropractor en geregistreerd in het SCN en NCA register, alsmede hebben allen een AGB-code. De fysiotherapeuten zijn allen gediplomeerd en aangesloten bij het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
Artikel 9. Aansprakelijkheid
1: De Rugspecialist B.V. is niet aansprakelijk voor schade aan, verlies/zoekraken van de eigendommen van patiënt;
2: De Rugspecialst B.V. is niet aansprakelijk voor schade aan, of diefstal van voertuigen op de parkeerplaats bij de praktijk.
3: De Rugspecialist B.V. is niet aansprakelijk voor schade, van welke aard ook, ontstaan door hetgeen is uitgegaan van de door patiënt verstrekte onjuiste en/of onvolledige gegevens, tenzij deze onjuistheid of onvolledigheid voor de praktijk kenbaar hoorde te zijn;
4: De Rugspecialist B.V. is niet aansprakelijk voor uit een opschorting van behandelingen en/of
dienstverlening voor de patiënt voortvloeiende schade, indien die opschorting het gevolg is van het verzuim van patiënt om tot tijdige betaling van de declaraties van de praktijk over te gaan; 5: Derden kunnen aan de inhoud van de verrichte behandelingen en/of dienstverlening geen rechten ontlenen. De patiënt vrijwaart De Rugspecialist B.V. tegen vorderingen van derden die stellen schade te hebben geleden door of verband houdende met door De Rugspecialist B.V. ten behoeve van de patiënt verrichte behandelingen en/of dienstverlening;
6: De Rugspecialist B.V. is niet aansprakelijk voor eventuele tekortkomingen van met betrekking tot de overeenkomst door derden verrichte behandelingen en/of dienstverlening;
7: Overigens is iedere aansprakelijkheid van De Rugspecialist B.V. voor schade die voortvloeit uit, of verband houdt met een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad, of die is gebaseerd op enige andere rechtsgrond, beperkt tot het door de (beroeps-) aansprakelijkheidsverzekeraar van De Rugspecialist B.V. te dier zake uitgekeerde of uit te keren bedrag, vermeerderd met haar eigen risico onder die verzekering, tenzij er sprake is van opzet of
grove schuld;
8: Beperkingen van aansprakelijkheid ten gunste van De Rugspecialist B.V. strekken ook ten gunste van werknemers en niet-ondergeschikte vertegenwoordigers en hulppersonen van De Rugspecialist B.V.;
9: Alle aanspraken van patiënt vervallen twaalf maanden na het moment, waarop de betrokkene bekend werd of redelijkerwijs bekend kon zijn met het bestaan van deze vorderingsrechten of andere rechten of bevoegdheden;
10: Als de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar om welke reden dan ook niet tot uitkering overgaat, is iedere aansprakelijkheid beperkt tot het bedrag dat voor de behandelingen en/of dienstverlening in de zaak in verband waarmee de schade is ontstaan door de patiënt aan De Rugspecialist B.V. is betaald, met een maximum van € 750,00
Artikel 10. Intellectuele eigendomsrechten
1: Het is patiënt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming niet toegestaan door of namens De Rugspecialist B.V. geproduceerde adviezen, contracten of andere voortbrengselen van de geest al dan niet met inschakeling van derden te verveelvoudigen, te openbaren en/of te exploiteren.
Artikel 11. Dossier
1: De behandelaar richt een dossier in met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en te diens aanzien uitgevoerde handelingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is;
2: De behandelaar voegt desgevraagd een door de patiënt afgegeven verklaring met betrekking tot de in het dossier opgenomen stukken aan het dossier toe. De verklaring kan een zienswijze van de patiënt over een aangelegenheid bevatten die een andere is dan die van de betrokken behandelaar of een zienswijze van een andere hulpverlener;
3: De behandelaar zal het dossier en het gegevensbestand zo inrichten en beheren, dat geheimhouding van de inhoud en bescherming van de persoonlijke levenssfeer verzekerd zijn. Ook als het opslaan van gegevens in een centraal bestand geschiedt, dient de behandelaar naar vermogen zorg te dragen voor de geheimhouding van de gegevens van de patiënt en de bescherming van diens persoonlijke levenssfeer.
Artikel 12. Archivering
1: De behandelaar zal het tijdens de uitvoering van de behandelingen en/of dienstverlening gevormde dossier gedurende tenminste vijftien jaar bewaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop het is vervaardigd. Het dossier wordt langer dan vijftien jaren bewaard als dat redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit;
2: De financiële gegevens worden tenminste gedurende zeven jaar bewaard;
3: Met het verstrijken van de in het eerste lid genoemde periode is de behandelaar gerechtigd om het dossier te vernietigen;
4: De behandelaar vernietigt het dossier binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van de patiënt. Het verzoek kan betrekking hebben op het gehele dossier dan wel gedeelten uit
het dossier. De behandelaar heeft de plicht om de patiënt te wijzen op de gevolgen van het vernietigen van het dossier;
5: Het vierde lid geldt niet voor zover het verzoek bescheiden betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de patiënt alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.
Artikel 13. Privacy
1: De praktijk voldoet aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot geheimhoudingsplicht en persoonsregistratierichtlijnen. Tevens is de privacy van de patiënt gewaarborgd conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming;
2: De behandelaar houdt een registratie bij van de medische en persoonlijke gegevens van de patiënt. Op deze registratie is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing. Deze wet bevat regels met betrekking tot het doel van de registratie, de aard van de gegevens die worden geregistreerd, het beheer van de gegevens, de personen die toegang hebben tot die gegevens en het inzagerecht van de patiënt. Al deze zaken zijn in een privacy verklaring;
3: Naast de behandelaar die de patiënt behandelt, heeft ook een beperkt aantal andere personen toegang tot de gegevens, die in de registratie zijn opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld de waarnemers, andere behandelaars in de praktijk, eventuele stagiaires en administratieve krachten. Al deze personen hebben een geheimhoudingsplicht;
4: De patiënt heeft het recht om de gegevens die over hem/haar zijn vastgelegd in te zien. Indien de patiënt meent dat gegevens onjuist zijn vastgelegd kan hij/zij de behandelaar verzoeken deze te wijzigen;
5: Alleen gegevens die te maken hebben met de behandeling worden in het medisch dossier opgeslagen;
6: Gegevens van de patiënt worden niet aan derden verstrekt, ook niet aan naaste familie. Gegevens worden pas vrijgegeven nadat de patiënt hiervoor schriftelijk toestemming heeft gegeven. Ook na overlijden worden de gegevens niet openbaar gemaakt;
7: Nadat de patiënt behandeld is, worden de gegevens vijftien jaar zodanig gearchiveerd dat alleen een beperkte groep mensen deze gegevens in kan zien.
Artikel 14. Klachten- en geschillenregeling
1: De patiënt wendt zich met klachten, indien enigszins mogelijk, primair tot de hulpverlener tot
wie de klacht zich richt. Hij kan zich hierbij laten bijstaan door een persoon van zijn keuze; 2: De behandelaar draagt zorg voor een adequate regeling voor de opvang van klachten. Hij informeert de patiënt hierover.
Artikel 15. Toepasselijk recht en forumkeuze
1: Op alle overeenkomsten is uitsluitend Nederlands recht van toepassing;
2: De absoluut bevoegde rechter in het arrondissement Gelderland is tevens bevoegd kennis te nemen van geschillen die voortvloeien uit hoofde van de met de patiënt gesloten overeenkomsten;
3: Deze algemene voorwaarden zijn geldend vanaf 1 mei 2018 op de lopende behandelingen en/of dienstverlening en nieuwe behandelingen en/of dienstverlening die De Rugspecialist B.V. uitvoert en/of levert.
| 0.989238
| 552
|
<urn:uuid:7f3057af-492c-484e-a7d6-74e11435d677>
|
CTscan beenderstelsel
Bepaling
- CTscan van de beenderen, gewrichten wervelzuil
Voorbereiding
- zwanger?
- bovenkledij en metalen voorwerpen in de gescande regio worden verwijderd: uurwerk, ketting, piercings ...
- normaal gezien dient u niet nuchter te zijn, eten en drinken mag
Verloop van het onderzoek
- meestal in ruglig, voor pols en elleboog in buiklig
- totale onderzoeksduur: 5 minuten, het scannen zelf duurt minder dan 1 minuut
Indicaties en toepassingen:
- wervelzuil (ischias, lumbago) en alle mogelijke gewrichten
Nazorg:
- er is geen nazorg
Campus SijseleRadiologie: 050/72.83.50 CT-scan: 050/72.83.53 Fax: [email protected]
| 0.991814
| 272
|
<urn:uuid:7540c050-6225-4ef4-be7f-55389d546853>
|
NMR bloedvaten
Bepaling:
- NMR-onderzoek van de bloedvaten
Voorbereiding
- U mag eten en drinken voor het onderzoek.
- Een NMR onderzoek kan niet uitgevoerd worden bij personen met een pacemaker, defibrillator, inwendig gehoorapparaat, vaatclips in de hersenen, een metallische hartklep, insuline-pomp, implantbare pijnpompen, en metaalfragmenten in de hersenen of ogen (metaalbewerkers). De NMRmagneet zou deze voorwerpen kunnen beschadigen of verplaatsen, wat potentieel gevaarlijk is voor de patiënt. Een ander onderzoek zal bij u uitgevoerd worden (echografie of CT-scan)
- Veiligheid eerst ! Het NMR-apparaat maakt gebruik van een sterk magnetisch veld dat altijd aanstaat! Daarom mag niemand het toestel benaderen met metallische, elektronische, magnetische of mechanische implantaten of voorwerpen. Gehoorapparaten, sleutels, uurwerken, juwelen, brillen, tandprothesen, naalden, munten en bankkaarten zijn niet toegelaten in de NMR-ruimte.
- Een NMR onderzoek kan wel uitgevoerd worden als u andere inwendige implantaten of prothesen heeft. Deze moeten echter meer dan 6 weken voor het onderzoek geplaatst zijn, anders zijn deze nog niet stevig genoeg ingegroeid. Voor bepaalde types implantaten is het interessant de naam, type en materiaal te kennen (bijvoorbeeld gehoorbeentjesprothese, bepaalde hartkleppen of inwendige pompen). De radioloog kan zo nakijken of deze "MR compatibel" zijn, dwz of het apparaat niet beschadigd zal worden door het NMR onderzoek of geen schade aan de patiënt zal berokkenen.
- Uit voorzorg wordt een NMR-onderzoek niet uitgevoerd bij zwangere vrouwen aangezien de effecten op lange termijn voor de vrucht nog onvoldoende bekend zijn
Verloop van het onderzoek
- De patiënt wordt gevraagd gevraagd alle metallische en elektronische voorwerpen in de kleedcabine achter te laten. Sleutels, uurwerken, juwelen,brillen, naalden, munten en bankkaarten zijn niet toegelaten in de NMR-ruimte. Tandprothesen en gehoorapparaten moeten zeker verwijderd worden.
- Er wordt gevraagd de bovenkledij, BH en broek uit te doen. Onderbroek en onderhemd of T-shirt mogen worden aangehouden. Zonodig zal u een ziekenhuishemdje ter beschikking gesteld worden.
- De verpleegkundige overloopt met u de vragenlijst en kijkt na of het onderzoek kan uitgevoerd worden.
- De verpleegkundige zal u een prik in de arm geven voor het inspuiten van de contrastkleurstof.
- Bij een onderzoek van de grote vaten in de borstkas zullen elektrodes geplaatst worden op de huid om rekening te houden met de beweging van het hart bij het maken van de beelden
- De patiënt wordt in ruglig op de verschuifbare tafel geïnstalleerd. Er wordt een antenne (coil) geplaatst over uw hals, borstkas, buik of benen. Dit laat toe om een beter signaal en dus beeld van dat lichaamsdeel te bekomen
- De patiënt krijgt een hoofdtelefoon op. In de hand krijgt hij een gummi-peer, die hij tijdens het onderzoek vasthoudt. Als hij hierin knijpt, hoort de verpleegkundige een alarmbelletje en komt direct bij de patiënt.
- Het is van zeer groot belang om tijdens het volledig onderzoek goed stil te blijven liggen. Anders zijn de beelden onscherp om alle inwendige structuren goed te zien Tijdens het onderzoek maakt het toestel regelmatig een luid kloppend geluid. Dit is normaal.
- De tafel en antenne worden centraal in de tunnel van het toestel geschoven. De tunnel is voor- en achteraan open. Indien u schrik heeft van nauwe ruimten, volstaat het meestal de ogen te sluiten tijdens het onderzoek.
- Halverwege het onderzoek zal de verpleegkundige in de zaal komen voor het toedienen van de contraststof
- De totale onderzoeksduur varieert van 5 tot 10 minuten
Indicaties en toepassingen
- Er zal de patiënt een vragenlijst worden overhandigd die ingevuld moet worden. Aan de hand hiervan kan de radioloog nagaan of er geen contra-indicaties zijn tot het uitvoeren van een NMR-scan.
- Een NMR van de bloedvaten wordt meestal gevraagd om een belangrijke vernauwing van de bloedvaten naar het hoofd, de nieren of de benen uit te sluiten of aan te tonen. Ook abnormale verbredingen van bloedvaten in borstkas of buik kunnen onderzocht worden.
Radiologie: 050/72.83.50 CT-scan: 050/72.83.53 Fax: 050/72.80.09
CT-scan: 09/376.04.79
Radiologie: 09/376.04.70 CT-scan: 09/376.04.79
Nazorg
- De injectiekatheter zal deze door de verpleegkundige verwijderd worden. U wordt gevraagd enkele minuten na te duwen om nabloeding te vermijden.
- U mag naar huis gaan, het onderzoek zal door de radioloog bekeken en besproken worden en nadien met een verslag en beelden rechtstreeks aan uw arts bezorgd worden.
- De op NMR gebruikte contraststof geeft zelden bijwerkingen
Radiologie: 050/72.83.50 CT-scan: 050/72.83.53 Fax: 050/72.80.09
| 0.982398
| 220
|
<urn:uuid:1009e12e-2c86-4dea-bf96-64096a68b76a>
|
Tridimensionele echocardiografie
Tridimensionele echocardiografie is een nieuwe techniek waarmee de hartkleppen en hartkamers in 3 dimensies worden onderzocht. Deze nieuwe manier om de hartstructuur te bekijken benadert het beste de werkelijke anatomische structuur die door anatomisten en chirurgen op prijs wordt gesteld. Er zijn twee mogelijke manieren om het hart te visualeren namelijk een 3D reconstructie in de tijd of in real time. Door een nieuw soort matriciële sondes te gebruiken krijgt met pyramidale beelden in plaats van bidimensionele coupes en is het mogelijk om een 3D beeld te vormen.
| 0.915581
| 7,746
|
<urn:uuid:df92a9d5-3fbc-410c-a384-d537a87b9622>
|
Dichloormethaan gestabiliseerd met X20 ppm amyleen
1. Identificatie van de stof/preparaat en van maatschappij of bedrijf
1.1 Identificatie van de stof of van het preparaat
Naam:
Dichloormethaan gestabiliseerd met amyleen
1.2 Gebruik van de stof of het preparaat:
Laboratorium toepassingen, analysis, onderzoek en Fijnchemie.
1.3 Identificatie van maatschappij of bedrijf:
PANREAC QUIMICA, S.A.U. C/Garraf, 2 Polígono Pla de la Bruguera E-08211 Castellar del Vallès (Barcelona) Spanje Telefoon (+34) 937 489 400 e-mail: [email protected] Spoed: Algemeen alarmnummer: 112 (EU) Telefoon: (+34) 937 489 499
2.
2. Gevarenaanduiding
Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten.
3.
3. Samenstelling/informatie m.b.t. de bestanddelen
Naam: Dichloormethaan gestabiliseerd met amyleen
Formule: CH2Cl2 M.=84,93 CAS [75-09-2]
EG-Nummer (EINECS): 200-838-9
EG-Index-Nr. 602-004-00-3
4.
4. Eerste Hulp
4.1 Algemene aanwijzingen:
In geval van bewustzijnsverlies nooit te drinken geven noch braken opwekken.
4.2 Inademing:
Slachtoffer in buitenlucht brengen. In geval van verstikking kunstmatige ademhaling toepassen. Kleding losmaken om ademhalingswegen vrij te maken.
4.3
Contact met de huid:
Wassen met overvloedig water. Besmette kleding uittrekken.
8.
4.4 Ogen:
Met overvloedig water uitwassen (minimaal gedurende 15 minuten) en oogleden open houden. Medische hulp inroepen.
4.5 Inslikken:
Braken vermijden.( Risico voor inademing.) Geen digestieve oliën toedienen. Geen melk drinken. Geen ethyl-alcohol drinken. Medische hulp inroepen.
5.
5. Brandbestrijdingsmaatregelen
5.1 Geschikte blusmiddelen:
Kooldioxide (CO2). Schuim. Droog poeder.
5.2 Brandblusmiddelen die NIET gebruikt dienen te worden:
-----
5.3 Speciale risico´s:
Onbrandbaar. Dampen zijn zwaarder dan lucht waardoor deze zich op grondniveau kunnen verplaatsen. In geval van brand kunnen zich giftige dampen ontwikkelen.
5.4 Beschermingsmiddelen:
-----
6.
6. Maatregelen die genomen moeten worden in geval van per ongeluk morsen
6.1 Individuele voorzorgsmaatregelen:
Dampen niet inademen.
6.2 Voorzorgsmaatregelen ter bescherming van het milieu:
Doorgang naar waterafvoersysteem niet toegestaan. Verontreiniging van bodem, water en afwatering voorkomen.
6.3 Ophaal/schoonmaakmethoden:
Met absorbeermiddelen opnemen (Algemeen Absorbeermiddel Panreac, Kieselguhr, enz.) of bij gebreke hiervan met zand ofdroge aarde en in afvalcontainers storten voor latere afvoer in overeenstemming met de geldende normen. Restanten met overvloedig water reinigen.
7.
7. Behandeling en opslag
7.1 Behandeling:
Zonder overige speciale aanwijzingen.
7.2 Opslag:
Goed gesloten potten of flessen. In goed geventileerd lokaal. Beschermd tegen licht. Kamertemperatuur. Niet opslaan in plastic potten of flessen.
8. Controles op blootstelling/persoonlijke bescherming
8.1
Technische beschermingsmaatregelen:
Goede ventilatie en toevoer van verse lucht in het lokaal verzekeren.
8.2 Uiterste controle met betrekking tot blootstelling:
VLA-ED: 50 ppm of 177 mg/m3
8.3 Bescherming ademhalingsorganen:
In geval van vorming van dampen/aerosolen geschikte beademingsapparatuur gebruiken. Filter AX. Filter P3.
8.4 Bescherming van de handen:
Geschikte handschoenen gebruiken( neopreen, nitril).
8.5
Bescherming van de ogen:
Geschikte bril gebruiken.
8.6 Bijzondere hygiënische maatregelen:
Besmette kleding uittrekken. Handen en gezicht wassen vóór rustpauzes en bij beëindigen van het werk. Volledige beschermingsapparatuur gebruiken.
8.7 Beheersing van milieublootstelling:
Voldoe aan de afspraken gemaakt onder locale wetgeving ter bescherming van het milieu.
Het soort lichaamsbescherming moet al naargelang van de concgevaarlijke stoffen op de werkplek gekozen worden. De chemische weerstand van de bescherming moet met de leverancier geregeld worden.
9.
9. Fysieke en chemische eigenschappen
Aspect:
Transparante en kleurloze vloeistof.
Geur:
Kenmerkend.
Kookpunt:39,75°C
Smeltpunt: -95°C
Temperatuur zelfontbranding: 605°C
Explosielimieten (lager/hoger): 14 / 25 vol.%
Dampdruk: 453 hPa (20°C)
Dichtheid (20/4): 1,3258
Oplosbaarheid: 20 g/l in water van 20ºC
10.
10. Stabiliteit en reactiviteit
10.1 Omstandigheden die voorkomen dienen te worden:
Hoge temperaturen.
10.2 Stoffen die vermeden dienen te worden:
Alcoholaten. Alkalische amiden. Perchloorzuur. Salpeterzuur. Alcohol. Aminen. Alkalische metalen. Aardalkali metalen. Metalen in poedervorm. Stikstofoxiden. Niet-metallische oxiden. Zuurstof. Aromatische koolwaterstoffen. Water./KMnO4. Aromatische koolwaterstoffen./ Zuren.
10.3
Producten die gevaarlijk zijn bij afbreken/
on tb
inding.
Waterstofchloride. Fosgeen.
10.4 Aanvullende informatie:
Gevoelig voor warmte. Gevoelig voor licht. Gassen/dampen kunnen met lucht explosieve mengsels vormen.
11.
11. Toxicologische informatie
11.1 Acute giftigheid:
DD oraal rat: 2524 mg/kg.
Subacute tot chronische giftigheid:
50
Er bestaan geen objectieve definitieve conclusies met betrekking tot het kankerverwekkende effect van deze stof.
11.2 Schadelijke gevolgen voor de gezondheid:
Bij contact met de huid: Irritaties van huid en slijmvliezen.
Door oogcontact: irritaties, gezichtsstoornissen.
Bij inslikken: misselijkheid, braken.
Bij absorptie van grote hoeveelheden: effecten op het centrale zenuwstelsel: sufheid /
bedwelming, duizeligheid, hartritmestoornissen, lage bloeddruk, ademhalingsstilstand, bedwelming, verdovingstoestand.
Niet uitgesloten is: nierstoornissen, leverstoornissen.
12.
12. Ecologische informatie
12.1 Mobiliteit:
-----
12.2 Giftigheid voor het milieu :
12.2.1 - Test EC50 (mg/l):
Bacteriën (Photobacterium phosphoreum) = 1000 mg/l ; Classificatie : Zéér giftig
Algen (Scenedesmus sp) = 125 mg/l ; Classificatie : Uitermate giftig
Schaaldieren (Daphnia Magna) = 2270 mg/l ; Classificatie : Zéér giftig
Vissen (Leuciscus Idus) = 525 mg/l ; Classificatie : Uitermate giftig
P. reticulatus = 294 mg/l ; Classificatie : Uitermate giftig
12.2.2- Receptor:
Risico voor waterleefmilieu = Hoog
Risico voor bodemleefmilieu = Matig
12.2.3.- Opmerkingen:
Giftig product in welk milieu dan ook. Acuut en chronisch milieuschadelijk.
12.3 Afbreekbaarheid:
12.3.1- Test:-------
12.3.2 - Classificatie met betrekking tot biothische afbreekbaarheid:
BOD5/COD Biologische afbreekbaarheid = -----
12.3.3 - Abiothische afbreekbaarheid volgens pH: -------
12.3.4 - Opmerkingen:
Niet ter beschikking staande gegevens.
12.4 Accumulatie:
12.4.1 - Test:
-------
12.4.2. - Bioaccumulatie:
Risico = -----
12.4.3 - Opmerkingen:
Niet ter beschikking staande gegevens.
12.5 Andere mogelijke effecten op het natuurlijk milieu :
Niet in bodem noch in watervoerende stelsels storten.
13.
13. Overwegingen met betrekking tot verwijdering/afvoer
13.1 Stof of preparaat:
Binnen de Europese Unie zijn geen gelijksoortige maatstaven opgesteld voor het afvoeren van chemische afvalstoffen diehet karakter hebben van bijzondere afvalstoffen. Behandeling en afvoer zijn onderworpen aan de interne reglementen. Daarom dient, per geval, contact opgenomen te worden met de bevoegde autoriteit, of met bedrijven die wettelijkvergunning hebben verkregen voor het afvoeren van afvalstoffen. 2001/573/EG: Beschikking van de Raad van 23 juli 2001 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG van de Commissie wat de lijst van afvalstoffen betreft. Richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 tot wijziging van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen.
13.2 Verontreinigde verpakkingen:
Verontreinigde potten en verpakkingen van gevaarlijke stoffen of preparaten dienen dezelfde behandeling te ondergaan alsde producten die in die verpakkingen hebben gezeten. Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval.
14.
14. Informatie met betrekking tot het transport
Over land (ADR): Technische naamgeving: DICLOROMETANO ONU 1593 Soort: 6.1 Verpakkingsgroep: III Over zee (IMDG): Technische naamgeving: DICLOROMETANO ONU 1593 Soort: 6.1 Verpakkingsgroep: III Luchtvracht (ICAO-IATA): Technische naamgeving: Diclorometano ONU 1593 Soort: 6.1 Verpakkingsgroep: III Verpakkingsinstructies: CAO 612 PAX 605
15.
15. Informatie overeenkomstig de voorschriften
15.1 Etikettering volgens REACH
Symbolen:
S
Gevarenaanduidingen: Schadelijk
Zinnen R: 40 Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten.
Zinnen S: 23c-24/25-36/37 Damp niet inademen. Aanraking met de ogen en de huid vermijden.
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
Indexcijfer EG: 602-004-00-3
16. Overige informatie
Nummer en datum van revisie:2 26.04.08
Met betrekking tot de vorige revisie zijn er veranderingen opgetreden in de paragrafen: 3, 15. De bovenstaande gegevens gelden alleen voor het in hfst. 1 genoemde product en de in dit veiligheidsinformatieblad vermelde omstandigheden. De gegevens gelden niet zondermeer wanneer het product samen met andere producten wordt gebruikt. En niet zondermeer wanneer het product in een proces wordt toegepast. Alhoewel de samenstelling van dit veiligheidsinformatieblad met de meeste zorg is gedaan, kan Brenntag Nederland B.V. geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor schadelijke gevolgen die eventueel uit het gebruik van deze gegevens of van dit product zouden kunnen ontstaan. De gebruiker dient zich er vooraf van te overtuigen of de gegevens volledig en geschikt zijn voor de speciale toepassing van dit product.
17.
| 0.986757
| 1,457
|
<urn:uuid:3b1eba08-ae09-4f0c-839b-84ddf1e57388>
|
Dracht week 6 16 tm 22 augustus
Lieve Fien,
Wat doe je het toch goed deze dracht. Je geniet nog van de rondjes die we lopen. En ook je eten smaakt je nog steeds prima. Ontzettend fijn om je zo te zien.
Spelen met Jet vind je inmiddels wat minder fijn, het kroelen met haar doe je echter alleen nog maar meer. We grappen weleens dat je verliefd op haar bent, want soms knuffel je haar zo hard dat Jet haar koppie helemaal nat is.
Je slaapt inmiddels wel wat meer dan normaal, en je kan merken dat je wat minder vast slaap. Je wisselt sneller van lig plek als anders.
We gaan de weken inmiddels aftellen, en kijken hier thuis uit naar het moment dat we de kleintjes ook echt kunnen voelen in je buik
Ontwikkeling van de pups.
Week 5-6: Ik ben een jongetje!
Ik begin steeds meer op een echte puppy te lijken. Ik heb al tenen, nagels en snorharen. Ook krijg ik nu mijn huidskleur. Doordat mijn organen volgroeid zijn, kan ik goed voor mezelf zorgen. Mama heeft het een beetje moeilijk, doordat ze veel zwaarder is geworden en wij in ons privézwembadje een drukte maken van jewelste. Het meest spannende is nog wel dat we nu een jongetje of een meisje worden. En raad eens? Ik ben een jongetje! Ik heb geboft dat ik zo'n goede plek in de baarmoeder heb bemachtigd. Doordat ik in het midden zit, waar het meeste voedsel binnenkomt, ben ik de sterkste van ons allemaal. Na week 5 weeg ik ongeveer 6 gram en ben ik 45 mm lang.
| 0.761499
| 3,833
|
<urn:uuid:0c0c7598-2b5e-4c41-94d6-0d9719647411>
|
Enkele getuigenissen
Wat is een buddywerking?
"Een bezoek aan De Klaver geeft me een goed gevoel."
"Het is hier gezellig, ik kom hier tot rust."
één vrijwilliger ('buddy') wordt gekoppeld aan één persoon met psychische moeilijkheden ('deelnemer').
"Ik leer hier andere mensen kennen, die vrienden geworden zijn."
"De Klaver brengt vernieuwing, ik kan het oude
"Er wordt ingespeeld op mijn interesses."
beter achter mij laten."
"Ik kom graag naar de 4x4, er wordt naar ons ge-
"Het gevoel krijgen verwacht te worden, belangrijk te zijn, doet me deugd. "
luisterd en we krijgen inspraak."
Ontmoeting - vrije tijd
Wens je onze werking te leren kennen? Voel je er iets voor om mee te werken als vrijwilliger? Wens je inlichtingen? Kom eens langs, we helpen je graag verder.
Openingsuren
maandag, woensdag, donderdag : 10u tot 16u
zaterdag :
14u tot 17u
elke 3 de donderdag van de maand : 10u tot 19u
Stationsstraat 127 8730 Beernem 050 96 00 26 - 0474 64 18 79 [email protected] www.4veld.be
Ze ontmoeten elkaar voor een babbel, gaan wandelen, fietsen of naar de film,... Voor de concrete invulling van het contact wordt rekening gehouden met de verwachtingen en mogelijkheden van beiden.
Waarom een buddywerking?
Mensen met een psychische kwetsbaarheid raken soms sociaal geïsoleerd en vinden moeilijk aansluiting bij anderen in de samenleving. Het vriendschappelijk contact met de buddy kan dit isolement helpen doorbreken. Het contact verloopt zo gelijkwaardig mogelijk en is niet hulpverleningsgericht – op die manier symboliseert de buddy een beetje de wereld buiten de hulpverlening.
Contactpersoon regio Houtland :
Barbara Dermaut
Tel. :
0474 64 18 79
Email:
[email protected]
Meer info op: www.buddywerking.be
Voor wie
Het ontmoetingscentrum De Klaver staat open voor mensen die voor korte of langere tijd ondersteuning nodig hebben bij het uitbouwen van een dagstructuur, het doorbreken van sociaal isolement, het leggen van sociale contacten en het vinden van aansluiting bij het vrije tijds- en ontspanningsleven.
Wat
De Klaver biedt een open, huislijke en gezellige ontmoetingsruimte waar je kan binnenlopen om mensen te ontmoeten, een kop koffie te drinken, de krant te lezen of om vrijblijvend deel te nemen aan de aangeboden activiteiten.
Op de middag wordt een warme maaltijd aan een sociaaldemocratische prijs aangeboden.
Het ontmoetingscentrum biedt een alcoholarme ontmoetingsplaats waar deelnemers zelf inhoud en vorm aan geven.
Waarom
Het is niet steeds eenvoudig een passende vrije tijdsbesteding te vinden, een vriendenkring op te bouwen, in contact te komen met andere mensen.
Ook de weg van het ontdekken van interesses, ontplooien van mogelijkheden, en hoe daarmee om te gaan kampt soms met wat drempels en hindernissen.
Hoe
Het ontmoetingscentrum organiseert samen met cliënten een aantal activiteiten:
* Gezelschaps– en kaartspellen: Manillen, Uno, Hoger/Lager, Rad van Fortuin, Quiz, …
* Dans-, muziek– of filmnamiddag
* Creatieve activiteiten: Schilderen, breien, geschenkkaarten maken, …
* Bak-, kook– en smulactiviteit: Allerlei desserts, spaghetti, ...
* Meerdaagse reizen in binnen– en buitenland
* Culturele uitstappen: Concerten bijwonen, museumbezoek, bijwonen sportevenementen, bioscoopbezoek, …
De Klaver organiseert vorming over verschillende thema's:
* Welzijn en gezondheid: Recycleren, gezonde voeding, omgaan met een budget, ...
* Technologie: GSM-gebruik, computergebruik, internetten, ...
* Op vraag
We participeren in activiteiten aangeboden door andere organisaties en verenigingen. Hierbij denken we ondermeer aan het dienstencentrum Mirte, de Beernemse wandelclub, De Vleugel, Dagcentrum 't Veldzicht, O.C. De Kleine Beer, …
Voor individuele vragen rond vrije tijd, vakantie, lid worden van een vereniging, … staat een begeleider voor je klaar.
Via de eigen clubwerking worden mensen met een gemeenschappelijke interesse samengebracht. Zo is er een zwemclub, wandelclub, sportclub, kaartersclub, redactieraad, 4x4, … Deze eigen clubwerking verlaagt de drempel deel te nemen aan het maatschappelijk leven.
| 0.766717
| 116
|
<urn:uuid:baa6553b-ab43-4ac8-9e9e-83edd96f64db>
|
Aanmelding / intake
Een aanmelding dient steeds schriftelijk te gebeuren. Hiertoe bezorgt de verwijzer een psychiatrisch en sociaal verslag.
Op basis van deze informatie beslist het intaketeam of de intake verder gezet wordt.
Indien u vooraf bijkomende informatie wenst kunt u steeds contact opnemen met de teamverantwoordelijke woonbegeleiding; Kristel Wittouck.
De intake bestaat uit:
- het invullen van een vragenlijst,
- een gesprek met twee leden van het intaketeam,
- een gesprek met de coördinerend psychiater.
Hierbij vinden we het belangrijk zowel met de kandidaat als verwijzer en behandelaar in overleg te gaan. Indien mogelijk worden ook de familie of belangrijke derden betrokken.
Op basis van deze informatie beslist het intake– en adviesteam of de kandidatuur, definitief of voorwaardelijk, weerhouden wordt.
Zodra er een plaats vrij komt, waarvan ingeschat wordt dat deze aan de verwachtingen en noden voldoet, wordt de kandidaat gecontacteerd.
Contactgegevens
Mevr. Kristel Wittouck, teamverantwoordelijke Dr. Johan Baeke, coördinerend psychiater
Adres :
Stationsstraat 127, 8730 Beernem
Tel. :
050 96 00 20
E-mail :
[email protected] [email protected] [email protected]
Website : www.4veld.be
Facebook : www.facebook.com/4veld
Twitter :
@4veld
Woonbegeleiding
Voorstelling
4veld is een vzw, ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen Psychiatrisch Centrum Sint -Amandus en Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Prisma.
Binnen het wettelijk kader van het KB van 10 juli 1990, betreffende de normering van de initiatieven beschut wonen, heeft ons project een erkenning voor 125 plaatsen Beschut Wonen. Hierbij gaat het om 113 plaatsen 'regulier' Beschut Wonen en 12 plaatsen Forensisch Beschut Wonen.
Deze 125 plaatsen zijn verspreid over 24 woningen gelegen in de regio Houtland (Beernem, Wingene, Hertsberge en Torhout).
Doelgroep
Wij richten ons tot personen :
- met een gestabiliseerde psychiatrische problematiek,
- voor wie volledig zelfstandig wonen (nog) niet mogelijk blijkt,
- die open staan voor begeleiding en ondersteuning met betrekking tot de verschillende levensdomeinen.
Huisvesting
Woonvormen
De meeste van de woningen zijn gemeenschapswoningen en woningen met kamerwoonformule. In beide woonvormen hebben bewoners een eigen kamer, maar zijn badkamer, keuken en leefruimte gemeenschappelijk.
In de gemeenschapswoningen wordt het accent meer op het samenwonen en groepsgebeuren gelegd.
Daarnaast is er nog het studiowonen en het wonen "op eigen adres".
Kostprijs
Maandelijks wordt een verblijfsvergoeding gefactureerd. Hierbij zijn de huur van de gemeubelde kamer, gemeenschappelijke ruimtes, inrichtingskosten van de woning, energiekosten en verzekering voor brand en burgerlijke aansprakelijkheid inbegrepen.
Deze gebruiksvergoeding bedraagt gemiddeld € 380 en varieert (vooral) naar gelang het volume van de kamer en –inrichting.
Alle andere uitgaven, zoals voor voeding, medicatie, was, vervoer, producten voor persoonlijke hygiëne, enz. zijn niet in begrepen in de verblijfsvergoeding
Begeleiding
- De begeleiding is zeer uiteenlopend en vooral gericht op de individuele hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt.
- Een woonbegeleider is bereikbaar :
op maandag t.e.m. vrijdag van 7u tot 21u,
op zaterdag en zondag van 8u tot 21u,
tijdens de nacht via een wachtdienst.
- Een vaste woonbegeleider komt minimum één maal per week langs.
- De woonbegeleider biedt ondersteuning bij :
persoonlijke problemen,
het organiseren van het dagelijks leven (voeding, hygiëne, medicatie, …),
het (verder) uit– of herbouwen van familiale en sociale contacten,
het zoeken naar een gepaste daginvulling.
- Voor de duur van de begeleiding is het noodzakelijk dat elke cliënt door zijn/haar psychiater verder opgevolgd wordt.
| 0.840297
| 963
|
<urn:uuid:36c12082-7da8-4823-910c-8ed85577fe0a>
|
Gegevensuitwisseling Zuyderland MC
Mitralis DC heeft een automatische gegevensuitwisseling met Zuyderland MC. Dat wil zeggen dat wij uw medische gegevens digitaal doorsturen aan Zuyderland MC.
Voordelen voor u als patiënt:
eventuele behandeling kan bevorderen.
Uw medische gegevens zijn bekend in het ziekenhuis, wat de snelheid van uw
Hierdoor hoeven onderzoeken mogelijk niet opnieuw verricht te worden in het ziekenhuis, en dus ook niet dubbel betaald te worden.
Mocht u ondanks dit toch bezwaar hebben tegen de gegevensuitwisseling, dan kunt u dit tijdens uw bezoek aan ons kenbaar maken.
| 0.945803
| 1,208
|
<urn:uuid:dfaafcc8-f991-42a6-8f9d-7628f0ed2773>
|
Gassho meditatie
Richt je aandacht op het punt waar beide middelvingers elkaar raken. Houd je rug zo recht mogelijk.
Ga zitten met gesloten ogen. Je handen omhoog voor je hart met de handpalmen ontspannen tegen elkaar.
Als je van zitpositie wilt veranderen doe dat dan bewust, bedachtzaam en langzaam.
Worden je handen of een deel van je rug warm, neem deze dan waar en laat ze weer los, laat je er niet door beïnvloeden.
Komen er tijdens de meditatie gedachten op, neem deze dan waar en laat ze weer los. Zie ze maar als wolken aan de blauwe hemel, ze komen en gaan. Jij bent dat diepe blauw, dat nooit verandert en er altijd is.
Keer steeds weer terug naar het raakpunt van je middelvingers
Taniai Reiki Tormentil 85 8265 DM KAMPEN 06-51025896 www.taniai.nl
| 0.787512
| 1,803
|
<urn:uuid:8e33b624-f554-4ba0-9b36-d55448fb5461>
|
AC H T E R G R O N D
Prostaatkanker leidt vaak tot erectieproblemen. In de webshop van het prostaatkankercentrum in Delft kunnen mannen terecht voor bijvoorbeeld een erectiepomp. „He t helpt enorm als je de humor weet te behouden."
Seks wordt anders, niet per se slechter
Verpleegkundige Anja Ladenberg en internist-oncoloog Addy van de Luijtgaa rd e n .
Te k s t
Martine Kamsma
Fo t o g ra f i e Merlin Daleman
Een erectiepomp wordt niet vergoed door de ve r ze ke ra a r.
I
Is het een jeu-de-boulestasje? Zit er een föhn in? Een borstkolf? Het blijkt een erectiepomp te zijn. Te koop via de webshop van een ziekenhuis, samen met drukringen, glijmiddelen en het boek Heimwee naar de lust van Ivan Wolffers, over hoe hij door zijn prostaatkankerbehandeling veranderde in een „onbehaarde eun u c h". Seksuele opwinding voelde hij niet meer, wel het verlangen ernaar.
Precies de bedoeling, blijkt uit wat Anja Ladenberg vertelt, de verpleegkundige uit het filmpje. We zitten in een al even klinische spreekkamer in het Reinier Haga Prostaatkankercentrum in Delft. Iets later schuift internistoncoloog Addy van de Luijtgaarden aan. Niets in deze omgeving doet aan seks denken. En toch gaat het hele gesprek over seks. Of eigenlijk: over hoe mannen met prostaatkanker na hun behandeling hun erecties terug kunnen krijgen. Of nog preciezer: hoe ze weer plezier in seks kunnen vinden.
In één van de video's van de webshop legt een verpleegkundige in een witte jas uit dat de vacuümpomp, een soort koker waar de penis in gaat, de bloedtoevoer naar de zwellichamen verbetert. „Binnen enkele minuten wordt de erectie opgewekt." Ze vertelt het technisch, klinisch, serieus, op het saaie af.
Uiteindelijk draait het allemaal om een betere kwaliteit van leven – want steeds vaker, voor bijna 90 procent van de patiënten, is er nog een heel leven na de diagnose prostaatkanker. „Seksualiteit en intimiteit zijn een basisbehoeft e", zegt Ladenberg, die al jaren patiënten begeleidt na de diagnose prostaatkanker. „Als het er niet meer is, is dat een groot gemis."
De zenuwen die nodig zijn voor een erectie worden zoveel mogelijk gespaard, daar zijn inmiddels heel precieze operatietechnieken voor. Desondanks zijn erectieproblemen bij alle prostaatkankerbehandelingen eerder regel dan uitzondering.
De cijfers. Elk jaar krijgen zo'n vijftienduizend mannen in Nederland de diagnose prostaatkanker. Steeds vaker durven artsen het aan om af te wachten en aan te kijken. „Alleen door niets te doen, voorkom je bijwerkingen", zegt Van de Luijtgaarden. Ongeveer een derde krijgt bestraling, soms aangevuld met hormoontherapie. In zo'n 25 procent van de gevallen wordt de prostaat verwijderd.
Je lijf en je lust
„We doen deze patiënten twee dingen aan", zegt Van de Luijtgaarden. Het ene is mechanisch: als de zenuwen aan de buitenkant van de prostaat weg zijn, na een operatie, valt het besturingssysteem van de erectie uit. Zelfs met de verbeterde zenuwsparende technieken is de het risico gemiddeld 50 procent dat erecties niet meer terugkomen.
Het andere is hormonaal. Bij uitzaaiingen, of als het risico groot is dat de kanker terugkomt, krijgen mannen hormoontherapie. Die vermindert de aanmaak van testosteron en remt de celgroei. „Maar het doet ook iets met je lijf – je kunt er zwaarder van worden – en met je lust", zegt Van de Luijtgaarden. „Het gaat niet zozeer om de seks, maar alles wat daar naartoe leidt, zei een patiënt laatst nog. 'Als ze naast me komt zitten, weet ik wat ik voelde, maar ik voel het niet meer.' Als je een partner hebt, zijn er twee mensen die last hebben van deze ziekte." Je kunt denken, waar hebben we het over? De meeste mannen met prostaatkanker zijn ouder dan zestig. Hoe belangrijk is seks nog op die leeftijd? Dat is dan meteen het eerste misverstand dat uit de weg moet. Ook vijftigers, heel af en toe zelfs veertigers, krijgen prostaatkanker. En lust is leeftijdloos. „Er zijn mannen van vijftig die er niet zo veel belang aan hechten, tegelijk zijn er genoeg tachtigplussers die nog een actief seksleven hebben. Misschien is de invulling anders, en praat je er anders over, maar de behoefte aan intimiteit blijft", zegt Lad e n b e rg .
Hoe goed waren de erecties vóór behandeling, wil hij weten, want goede erecties vooraf vergroten de kans op herstel. Belangrijk is ook om na de behandeling niet te lang te wachten met de penisrevalidatie, zoals dat heet. Maar de balans is precair. „De eerste twee jaar zijn een hordeloop", zegt Ladenberg. „Als je er niks mee doet, zullen de erecties alleen maar slechter worden. Maar als je conditioneel en mentaal nog niet zo ver bent, en de eerste pogingen worden een teleurstelling, kun je in een negatieve spiraal komen. Zo van: het wordt toch n i k s ."
Neut ra l e ve r p a k k i ng en teksten: ze proberen ervoor te zorgen dat het vooral niet vulgair o og t
Seks is zelden de eerste zorg van een man die hoort dat hij kanker heeft. Toch begint Van de Luijtgaarden er zo snel mogelijk over, al voordat de behandeling begint. „Je praat over pijn, beweging, voeding, incontinentie en dus ook over seks. Als iets normaals dat hoort bij de vraag hoe je met een chronische ziekte een goede kwaliteit van leven kunt hebben."
Bekend is de 'a f te r - d i a g n o s e - d i p', een maand of drie na de operatie, zegt Van de Luijtgaarden: „De ziekte is weg, het gaat hartstikke
De webshop van het ziekenhuis linkt door naar de verkopers.
goed, dat zien anderen ook, maar je voelt je geen man meer. Dát ziet de buitenwereld niet en daar praat je ook niet over."
Neutrale verpakkingen
De we b s h o p die de kliniek vorig jaar opende, breekt vaak het ijs, merkt Van de Luijtgaarden. Schijnbaar terloops beginnen mannen er soms zelf over: „Jullie zijn toch van die eh...?"
Het assortiment is beperkt. „We hebben veel geleerd van wat patiënten zelf allemaal uitprob e re n", zegt Ladenberg. „Uiteindelijk kwamen we uit bij een firma met een penispomp die medisch verantwoord en veilig is en die ook echt werkt." De glijmiddelen zijn allemaal op waterbasis. Pillen, crèmes of injecties kunnen de erecties ook bevorderen, maar anders dan de pomp kennen die ook bijwerkingen en ze zijn alleen op recept te krijgen.
Seksshop, zeggen sommigen. Een webshop, noemen Ladenberg en Van de Luijtgaarden het consequent. Verpleegkundige en arts doen er alles aan ervoor te zorgen dat het vooral niet vulgair oogt. Neutrale kleuren, neutrale verpakkingen, neutrale teksten. „Geen plaatjes van vrouwen in kennelijke staat", zegt Van de L u i j tg a a rd e n .
Het ziekenhuis verkoopt zelf niets, de website linkt door naar de verkopers. Maar er is wel contact met leveranciers. Van de Luijtgaarden: „Pas nog zagen we een glijmiddel dat we graag zouden opnemen als de verpakking wat neutraler zou zijn, dan vragen we of ze dat kunnen aanbieden. We krijgen ook van alles opgestuurd, alles wat op de markt is heeft hier gelege n ."
Juist die benadering, denkt ze, neemt veel ongemak weg. Het is een medisch probleem, dat met medisch verantwoorde hulpmiddelen te behandelen is. Alleen al daarom vindt Van de Luijtgaarden het op z'n minst opmerkelijk dat een erectiepomp niet vergoed wordt door
Het klinische zit ook in de woorden die ze in de kliniek gebruiken. Met patiënten en hun partners bespreken ze gevoeligheden waar deze mannen in hun relatie soms nooit over hebben gepraat. Ladenberg: „Ik spreek bijvoorbeeld over orale seks, of mondbevrediging. Als mensen zelf over pijpen praten, neem ik dat niet over."
LEES VERDER OP PAGINA 16
Patiënten moeten op zoek naar nieuwe manieren om seks te hebben. Minder nadruk op penetratie
Van de Luijtgaarden en Ladenberg praten met patiënten over seks in klinische termen.
de verzekering. „En incontinentieluiers wel. Wat is het verschil?"
Natuurlijk zijn erectiestoornissen geen puur medisch probleem. Ladenberg ziet dat het verlies van erecties ook iets doet met het gevoel van mannelijkheid. Het wordt nooit meer zoals voor de diagnose. Als mannen dan ook nog aankomen door de medicijnen, of door de hormonen borstvorming krijgen, versterkt dat het negatieve zelfbeeld. Tel daarbij op de angst dat de kanker terugkomt, of dat je partner je zielig gaat vinden, en je ziet hoe een vicieuze cirkel in de maak is. „Je voelt je niet prettig in je lijf, de opwinding blijft uit, je gaat de intimiteit vermijden, dan krijg je de belonende prikkels van een orgasme niet meer en zo wordt het steeds moeilijker om de draad weer op te pakken."
Pijnlijk ook omdat hij zijn patiënten een apparaat aanraadt dat veel duurder is dan de eerste de beste pomp. Er zijn erectiepompen in de handel van een paar tientjes, het 'medische vacuümsysteem' in de webshop begint bij 235 euro.
Het cliché dat er twee mensen nodig zijn om de tango te dansen was zelden zo van toepassing. „Als de een met de benen wijd ligt te wachten terwijl de ander in de badkamer loopt te hannesen met de pomp, wordt het wel lastig", zegt Ladenberg, die duidelijk begiftigd is met een lichte toon. „He t helpt enorm als je er samen wat van maakt, en de humor weet te behouden. Want je moet er wel een beetje voor werken."
In zekere zin, ziet Van de Luijtgaarden, hebben mannen die seks hebben met mannen het makkelijker. „Ze zijn vaak open over seks. En ik vind dat ze vaak goede ideeën hebben bij het vinden van een nieuwe balans."
Hetzelfde repertoire
Ladenberg gaat op zoek naar de vacuümpomp om te laten zien hoe het werkt. Eerst een drukring aan de basis rond de penis. De penis gaat in een koker, dopje erop bij de ei- kel. Met de pomp bouw je onderdruk op rond de penis waardoor bloed de zwellichamen in gezogen wordt. Als de penis stijf is haal je de pomp eraf. „Die ring laat je zitten, anders stort-ie meteen in." Misschien een beetje gek in het begin, zegt Ladenberg, „maar je kan niks fout doen en je maakt niks k a p o t ."
Patiënten en hun partners, die vaak tientallen jaren hetzelfde repertoire hebben afgedraaid, moeten op zoek naar nieuwe manieren om seks te hebben. Of zoals seksuologen als Rik van Lunsen en Ellen Laan jaren van de daken hebben geschreeuwd: weg van het hetero-normatieve, masculiene denken van penis-in-vagina-seks. Minder nadruk op penetratie en prestatie, meer plezier. Ladenberg: „Het is aan ons om het bespreekbaar te maken en het is aan patiënten en partners om zich open te stellen. Je moet jezelf en elkaar durven ontdekken."
Wat opvalt is dat de penis en zijn gesteldheid wel heel dominant zijn in het revalidatietraject. Draait dan alles om erecties en penetratie? Het is een vraag die Van de Luijtgaarden en Ladenberg zichzelf gaandeweg ook vaker zijn gaan stellen.
Niemand wil kanker krijgen om zijn seksualiteit opnieuw uit te vinden. Maar soms levert iets wat zo ellendig begon ook iets moois op tussen partners. Van de Luijtgaarden: „Soms zeggen mensen: we genieten meer tegelijk, we hebben zoveel meer plezier samen. Je ziet zelfs dat mensen meer naar elkaar toe groeien."
I
| 0.890541
| 428
|
<urn:uuid:b48963d6-cfe4-46bb-94fd-b8562d23fe08>
|
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
RUBRIEK 1: Identificatie van de stof of het mengsel en van de vennootschap/onderneming
1.1 Productidentificatie
Handelsnaam
Registratienummer (REACH)
Andere identificatiemiddelen
Andere naam/namen
Gasoline Octane > 95 <98 Gasoline Octane > 98 / Superplus Euro 95 Eurobob UMS (unleaded Motor Spirit) MoGas (Motor Gasoline) Blue one 95 Base ethanolable SP98
1.2 Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik
Relevant geïdentificeerde gebruiken
BENZINE
het product is een mengsel, zie voor eventuele registratienummers van ingrediënten rubriek 3
DRAFT
brandstoffen distributie
Ontraden worden alle andere gebruiken dan hierboven vermeld
1.3 Details betreffende de verstrekker van het veiligheidsinformatieblad
VARO Energy Supply Trading B.V. Waalhaven Z.Z. 11 3089 JH Rotterdam Nederland
Telefoon: +31(0)881007000
Telefax: +31(0)881007900
Website: www.varoenergy.com
Voor vragen over het veiligheidsinformatieblad, mail naar: [email protected]
1.4 Telefoonnummer voor noodgevallen
Informatiedienst voor noodgevallen
| Antigifcentrum | | | |
|---|---|---|---|
| Nederland | Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht) Uitsluitend bestemd om artsen te informeren bij accidentele vergiftigingen | Utrecht | +31 30 274 88 88 |
Pagina: 1 / 24
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018 Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
RUBRIEK 2: Identificatie van de gevaren
2.1 Indeling van de stof of het mengsel
Indeling overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1272/2008 (CLP)
| Rubriek | Gevarenklasse | Catego- rie | Gevarenklasse en categorie |
|---|---|---|---|
| 2.6 | ontvlambare vloeistof | Cat. 1 | (Flam. Liq. 1) |
| 3.2 | huidcorrosie /-irritatie | Cat. 2 | (Skin Irrit. 2) |
| 3.5 | T mutageniteit in geslachtscellen | Cat. 1B | (Muta. 1B) |
| 3.6 | F kankerverwekkendheid | Cat. 1B | (Carc. 1B) |
| 3.7 | A voortplantingstoxiciteit | Cat. 2 | (Repr. 2) |
| 3.8D | R specifieke doelorgaantoxiciteit bij eenmalige blootstelling D (narcotiserende werking, slaperigheid) | Cat. 3 | (STOT SE 3) |
| 3.10 | aspiratiegevaar | Cat. 1 | (Asp. Tox. 1) |
| 4.1C | chronisch gevaar voor het aquatisch milieu | Cat. 2 | (Aquatic Chronic 2) |
- opmerkingen
Zie RUBRIEK 16 voor de volledige tekst van H-zinnen (gevarenaanduidingen).
De belangrijkste nadelige fysisch-chemische, gezondheids- en milieueffecten
Dampen zijn zwaarder dan lucht, verspreiden zich via de grond en vormen samen met lucht een explosief mengsel.
2.2 Etiketteringselementen
Etikettering overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1272/2008 (CLP)
Signaalwoord gevaar
Pictogrammen
GHS02, GHS07,
GHS08, GHS09
Gevarenaanduidingen
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018 Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Veiligheidsaanbevelingen
- voorzorgsmaatregelen - preventie
P201
Alvorens te gebruiken de speciale aanwijzingen raadplegen.
P210
Verwijderd houden van warmte, hete oppervlakken, vonken, open vuur en andere ontstekings- bronnen. Niet roken.
P273
Voorkom lozing in het milieu.
P280
Beschermende handschoenen/beschermende kleding/oogbescherming/gelaatsbescherming dragen.
- voorzorgsmaatregelen - reactie
P301+P310
NA INSLIKKEN: onmiddellijk een ANTIGIFCENTRUM/arts/… raadplegen.
P331
GEEN braken opwekken.
- voorzorgsmaatregelen - opslag
P403+P233
Op een goed geventileerde plaats bewaren. In goed gesloten verpakking bewaren.
Gevaarlijke bestanddelen ter etikettering:
benzine, ETBE
2.3 Andere gevaren
Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken. Dampen zijn zwaarder dan lucht, verspreiden zich via de grond en vormen samen met lucht een explosief mengsel. Dit mengsel bevat geen stoffen die na beoordeling als een PBT- of zPzB-stof worden beschouwd.
RUBRIEK 3: Samenstelling en informatie over de bestanddelen
3.1 Stoffen
niet relevant (mengsel)
3.2 Mengsels
Beschrijving van het mengsel
| Naam van de stof | Identificatie | gew.-% | Indeling overeenkomstig met 1272/2008/EG | Pictogrammen |
|---|---|---|---|---|
| benzine | CAS No 86290-81-5 EC No 289-220-8 Catalogus nr. 649-378-00-4 REACH reg. nr. 01-2119471335- 39-xxxx | 100 | Flam. Liq. 1 / H224 Skin Irrit. 2 / H315 Muta. 1B / H340 Carc. 1B / H350 Repr. 2 / H361 STOT SE 3 / H336 Asp. Tox. 1 / H304 Aquatic Chronic 2 / H411 | |
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018 Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
| Naam van de stof | Identificatie | gew.-% | Indeling overeenkomstig met 1272/2008/EG | Pictogrammen |
|---|---|---|---|---|
| tert-butylmethylether | CAS No 1634-04-4 EC No 216-653-1 Catalogus nr. 603-181-00-X REACH reg. nr. 01-2119452786- 27-xxxx | ≤ 20 T | Flam. Liq. 2 / H225 Skin Irrit. 2 / H315 | |
| ETBE | CAS No 637-92-3 EC No D 211-309-7 REACH reg. nr. 01-2119452785- 29-xxxx | F A ≤ 20 R | Flam. Liq. 2 / H225 STOT SE 3 / H336 | |
| ethanol | CAS No 64-17-5 EC No 200-578-6 Catalogus nr. 603-002-00-5 REACH reg. nr. 01-2119457610- 43-xxxx | ≤ 10 | Flam. Liq. 2 / H225 Eye Irrit. 2 / H319 | |
Zie RUBRIEK 16 voor de volledige tekst.
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
RUBRIEK 4: Eerstehulpmaatregelen
4.1 Beschrijving van de eerstehulpmaatregelen
Algemene opmerkingen
Laat het slachtoffer niet onbeheerd achter. Verplaats slachtoffer uit de gevarenzone. Houd het slachtoffer warm, rustig en bedekt. Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken. Bij twijfel of bij aanhoudende symptomen een arts raadplegen. Bij bewusteloosheid het slachtoffer in stabiele zijligging leggen. Niets via de mond toedienen.
Bij inademing
Bij onregelmatige ademhaling of ademstilstand direct een arts raadplegen en eerste hulp toedienen. In geval van irritatie aan de luchtwegen, een arts raadplegen. Voor verse lucht zorgen.
De mond spoelen - GEEN braken opwekken. Onmiddellijk een arts raadplegen. Bij braken op aspiratiegevaar letten.
Bij huidcontact Met veel water en zeep wassen. Bij oogcontact Minstens 10 minuten met schoon, vloeiend water spoelen terwijl de oogleden worden opengehouden. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen. Bij aanhoudende oogirritatie: een arts raadplegen. Bij inslikken
4.2 Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten
Narcotische werking. Duizeligheid. Misselijkheid. Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken indien aanwezig in de vorm van olienevel of dampen bij hoge temperaturen. Dood als gevolg van aspiratie.
4.3 Vermelding van de onmiddellijke vereiste medische verzorging en speciale behandeling
Niet toepasbaar.
RUBRIEK 5: Brandbestrijdingsmaatregelen
5.1 Blusmiddelen
Geschikte blusmiddelen waternevel, alcohol bestendig schuim, droog bluspoeder, kooldioxide (CO2)
Ongeschikte blusmiddelen volle waterstraal
5.2 Speciale gevaren die door de stof of het mengsel worden veroorzaakt
Bij ontoereikende ventilatie en/of bij gebruik ontstaan van explosieve/licht ontvlambare damp-luchtmengsels mogelijk. Gevaar van het barsten van de container. Dampen kunnen samen met lucht een explosief mengsel vormen. Dampen van oplosmiddelen zijn zwaarder dan lucht en kunnen zich over de vloer verspreiden. Op plaatsen waar geen ventilatie mogelijk is zoals onbeluchte ondergrondse plaatsen bijv. putten, kanalen en schachten is met de aanwezigheid van brandbare stoffen rekening te houden.
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018 Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Gevaarlijke verbrandingsproducten koolstofmonoxide (CO), kooldioxide (CO2)
5.3 Advies voor brandweerlieden
In geval van brand en/of explosie inademen van rook vermijden. Brandbestrijdingsmaatregelen op de omgeving afstemmen. Bluswater niet in riolering of oppervlaktewater laten vloeien. Gecontamineerd bluswater apart verzamelen. Met normale voorzorgen vanaf een redelijke afstand blussen.
RUBRIEK 6: Maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel
6.1 Persoonlijke voorzorgsmaatregelen, beschermingsmiddelen en noodprocedures
Voor andere personen dan de hulpdiensten
Personen in veiligheid brengen.
Voor de hulpdiensten
Ademhalingsapparatuur dragen bij blootstelling aan dampen/stofdeeltjes/aerosols/gassen.
6.2 Milieuvoorzorgsmaatregelen
Vermijden dat het product in afvoerkanalen, oppervlaktewater of grondwater terechtkomt. Laat de verantwoordelijke autoriteit waarschuwen als de stof in het water of in het riool terecht is gekomen. Gecontamineerd bluswater apart verzamelen.
6.3 Insluitings- en reinigingsmethoden en -materiaal
Advies over hoe het gemorste product moet worden ingesloten
Afdekken van afvoerkanalen.
Advies over hoe het gemorste product moet worden opgeruimd
Gelekte/gemorste stof opruimen: absorberend materiaal (bijvoorbeeld zand, kiezelgoer, zuurbindmiddel, universeel bindmiddel, zaagsel). Explosieveilige elektrische/ventilatie-/ verlichtings-/ apparatuur gebruiken.
Passende insluitingsmethoden
Gebruik van absorberende materialen.
Andere informatie met betrekking tot het lozen of vrijkomen
In geschikte behouders voor verwijdering brengen. De getroffen zone ventileren.
6.4 Verwijzing naar andere rubrieken
Gevaarlijke verbrandingsproducten: zie rubriek 5. Persoonlijke beschermingsmiddelen: zie rubriek 8. Chemisch op elkaar inwerkende materialen: zie rubriek 10. Instructies voor verwijdering: zie rubriek 13.
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018 Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
RUBRIEK 7: Hantering en opslag
7.1 Voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel
Aanbevelingen
* Maatregelen ter voorkoming van brand en aerosol- of stofvorming
Alleen buiten of in een goed geventileerde ruimte gebruiken. Verwijderd houden van ontstekingsbronnen - Niet roken. Voorzorgsmaatregelen treffen tegen ontladingen van statische elektriciteit. Opslag - en opvangreservoir aarden. Explosieveilige elektrische/ventilatie-/ verlichtings-/ apparatuur gebruiken. Uitsluitend vonkvrij gereedschap gebruiken. Gelekte/gemorste stof opruimen.
* let op
Dampen zijn zwaarder dan lucht, verspreiden zich via de grond en vormen samen met lucht een explosief mengsel. Op plaatsen waar geen ventilatie mogelijk is zoals onbeluchte ondergrondse plaatsen bijv. putten, kanalen en schachten is met de aanwezigheid van brandbare stoffen rekening te houden. Advies inzake algemene beroepsmatige hygiëne Persoonlijke beschermingsmiddelen: zie rubriek 8. Na gebruik handen wassen. Niet eten, drinken of roken op plaatsen waar wordt gewerkt. Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder. Verontreinigde kleding en beschermde uitrusting uittrekken alvorens ruimten te betreden waar wordt gegeten.
7.2 Voorwaarden voor een veilige opslag, met inbegrip van incompatibele producten
Het beheer van de bijbehorende risico's
* Explosieve atmosferen
Gesloten verpakking op een goed geventileerde plaats bewaren. Gebruik van plaatselijke en algehele ventilatie. Koel bewaren. Tegen zonlicht beschermen.
* Ontvlammingsgevaar
Verwijderd houden van warmte, hete oppervlakken, vonken, open vuur en andere ontstekingsbronnen. Niet roken. Voorzorgsmaatregelen treffen tegen ontladingen van statische elektriciteit. Tegen zonlicht beschermen.
Incompatibele stoffen of mengsels
Chemisch op elkaar inwerkende materialen: zie rubriek 10.
Overweging van ander advies
* Ventilatievereisten
Gebruik van plaatselijke en algehele ventilatie. Opslag - en opvangreservoir aarden.
* Compatibele verpakkingen
Alleen toegelaten verpakkingen (bv. overeenkomstig ADR) mogen worden gebruikt.
Pagina: 7 / 24
7.3 Specifiek eindgebruik
Er is geen verdere informatie.
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
RUBRIEK 8: Maatregelen ter beheersing van blootstelling/persoonlijke bescherming
8.1 Controleparameters
Nationale grenswaarden
Grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling (grenzen voor de blootstelling op het werk)
| Land | Stofnaam | CAS No | Identifi- catie T | TGG 8 uur [ppm] | TGG 8 uur [mg/m³] | TGG 15 min [ppm] | TGG 15 min [mg/m³] |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| EU | tert-butylmethylether (MTBE) (2-methoxy-2- methylpropaan) | 1634-04-4 | F IOELV A | 50 | 183,5 | 100 | 367 |
| NL | benzine | | R GW | | 240 | | 480 |
| NL | tert-butylmethylether | D 1634-04-4 | GW | | 180 | | 360 |
| NL | ethanol | 64-17-5 | GW | | 260 | | 1.9 |
Notatie
TGG 15
min kortetijdswaarde (grenswaarde voor kortstondige blootstelling): grenswaarde die niet mag worden overschreden en die gerelateerd is aan een periode van 15 minuten
TGG 8 uur tijd gewogen gemiddelde (grenswaarde voor langdurige blootstelling): gemeten of berekend op basis van een referentieperiode van acht uur
Relevante DNEL/DMEL/PNEC en andere drempelwaarden
* relevante DNEL´s van bestanddelen van het mengsel
| Naam van de stof | CAS No | Eind- punt | Drempel- waarde | Beschermings- doelstelling, route van de blootstelling | Gebruikt in |
|---|---|---|---|---|---|
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | DNEL | 357 mg/m³ | mens, via inade- ming | (industriële) medewerkers |
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | DNEL | 5.100 mg/kg | mens, via de huid | (industriële) medewerkers |
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | DNEL | 178,5 mg/m³ | mens, via inade- ming | (industriële) medewerkers |
| ETBE | 637-92- 3 | DNEL | 2.800 mg/m³ | mens, via inade- ming | (industriële) medewerkers |
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
| Naam van de stof | CAS No | Eind- punt | Drempel- waarde | Beschermings- doelstelling, route van de blootstelling | Gebruikt in |
|---|---|---|---|---|---|
| ETBE | 637-92- 3 | DNEL | 105 mg/m³ | mens, via inade- ming | (industriële) medewerkers |
| ETBE | 637-92- 3 | DNEL | 6.767 mg/kg | mens, via de huid | (industriële) medewerkers |
| ETBE | 637-92- 3 | DNEL | 352 mg/m³ | mens, via inade- ming | (industriële) medewerkers |
| ethanol | 64-17-5 | DNEL | 1.900 mg/m³ | T mens, via inade- ming | (industriële) medewerkers |
| ethanol | 64-17-5 | DNEL | F A 343 mg/kg | mens, via de huid | (industriële) medewerkers |
| ethanol | 64-17-5 | DNEL | R 950 mg/m³ D | mens, via inade- ming | (industriële) medewerkers |
* relevante PNEC´s van bestanddelen van het mengsel
| Naam van de stof | CAS No | Eind- punt | Drempel- waarde | Organisme | Milieucom- partimenten | Blootstellingsduur |
|---|---|---|---|---|---|---|
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | PNEC | 5,1 mg/ l | waterorganismen | zoet water | korte termijn (een- malig) |
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | PNEC | 0,26 mg/ l | waterorganismen | zeewater | korte termijn (een- malig) |
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | PNEC | 23 mg/ kg | waterorganismen | zoetwaterse- diment | korte termijn (een- malig) |
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | PNEC | 1,17 mg/ kg | waterorganismen | zeewatersedi- ment | korte termijn (een- malig) |
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | PNEC | 71 mg/ l | waterorganismen | rioolwaterzui- veringsinstal- laties (STP) | korte termijn (een- malig) |
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | PNEC | 1,62 mg/ kg | terrestrische or- ganismen | bodem | korte termijn (een- malig) |
| tert-butylmethyl- ether | 1634- 04-4 | PNEC | 47,2 mg/ l | waterorganismen | water | afgifte met tussen- pozen |
| ETBE | 637-92- 3 | PNEC | 0,51 mg/ l | waterorganismen | zoet water | korte termijn (een- malig) |
| ETBE | 637-92- 3 | PNEC | 0,017 mg/ l | waterorganismen | zeewater | korte termijn (een- malig) |
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
| Naam van de stof | CAS No | Eind- punt | Drempel- waarde | Organisme | Milieucom- partimenten |
|---|---|---|---|---|---|
| ETBE | 637-92- 3 | PNEC | 12,5 mg/ l | waterorganismen | rioolwaterzui- veringsinstal- laties (STP) |
| ETBE | 637-92- 3 | PNEC | 2,86 mg/ kg | waterorganismen | zoetwaterse- diment |
| ETBE | 637-92- 3 | PNEC | 0,078 mg/ kg | waterorganismen | zeewatersedi- ment |
| ETBE | 637-92- 3 | PNEC | 0,274 mg/ kg | terrestrische or- T ganismen | bodem |
| ETBE | 637-92- 3 | PNEC | F 11 mg/ l | waterorganismen | water |
| ethanol | 64-17-5 | PNEC | A R 0,96 mg/ l | waterorganismen | zoet water |
| ethanol | 64-17-5 | PNEC | D 0,79 mg/ l | waterorganismen | zeewater |
| ethanol | 64-17-5 | PNEC | 580 mg/ l | waterorganismen | rioolwaterzui- veringsinstal- laties (STP) |
| ethanol | 64-17-5 | PNEC | 3,6 mg/ kg | waterorganismen | zoetwaterse- diment |
| ethanol | 64-17-5 | PNEC | 0,63 mg/ kg | terrestrische or- ganismen | bodem |
| ethanol | 64-17-5 | PNEC | 2,75 mg/ l | waterorganismen | water |
8.2 Maatregelen ter beheersing van blootstelling
Passende technische maatregelen
Alleen buiten of in een goed geventileerde ruimte gebruiken.
Individuele beschermingsmaatregelen (persoonlijke beschermingsmiddelen)
Bescherming van de ogen/het gezicht
Gebruik geschikte oogbescherming bij kans op spatten. (EN166).
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Bescherming van de huid
* bescherming van de handen
Beschermende handschoenen dragen. Geschikt zijn volgens EN 374 beproefde handschoenen tegen chemicaliën. Er wordt aangeraden om in geval van speciale applicaties de chemische bestendigheid van de boven genoemde veiligheidshandschoenen samen met de leverancier van de handschoenen na te gaan.
* soort materiaal
Nitril rubber, NBR: acrylonitriel-butadieenrubber
* doorbraaktijd van het handschoenmateriaal
>480 minuten (permeatieniveau: 6)
Na gebruik handen grondig wassen. Bescherming van de ademhalingsorganen Gebruik van plaatselijke en algehele ventilatie. Overbrengen of tanken alleen in de buitenlucht of in goed geventileerde ruimtes doen, gebruik bronafzuiging (dampretoursysteem). Damp niet inademen. Bij ontoereikende ventilatie een geschikte adembescherming dragen. Type: AX (gasfilters en combinatiefilters tegen organische verbindingen met laag kookpunt , kleurcode: bruin). In geval van hoge concentraties (zoals bij tankreiniging) een ademhalingsapparaat gebruiken (zelfstandig: SCBA/ verse lucht toevoer).
Beheersing van milieublootstelling
Neem passende maatregelen om verspreiding in het milieu te voorkomen. Vermijden dat het product in afvoerkanalen, oppervlaktewater of grondwater terechtkomt.
RUBRIEK 9: Fysische en chemische eigenschappen
9.1 Informatie over fysische en chemische basiseigenschappen
Voorkomen
Fysische toestand
vloeibaar
Kleur
transparant
Geur
benzine
Andere fysische en chemische parameters
pH-waarde
niet bepaald
Smelt-/vriespunt
niet bepaald
Beginkookpunt en kooktraject
25 – 200 °C bij 101,3 kPa
Vlampunt
<-40 °C
Verdampingssnelheid
niet bepaald
Ontvlambaarheid (vast, gas)
niet relevant (vloeistof)
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
DRAFT
Explosiegrenswaarden
* onderste explosiegrens (LEL)
1,4 vol%
* bovenste explosiegrens (UEL)
7,6 vol%
Dampspanning
<240 hPa bij 37,8 °C
Dichtheid
0,62 – 0,88 g /cm³ bij 15 °C
Oplosbaarheid
niet bepaald
Verdelingscoëfficiënt
- n-octanol/water (log KOW)
deze informatie is niet beschikbaar
Zelfontbrandingstemperatuur
280 °C
Viscositeit
* kinematische viscositeit
<1 cSt bij 40 °C
Ontploffingseigenschappen
geen
Oxiderende eigenschappen
geen
9.2 Overige informatie
Er is geen verdere informatie.
RUBRIEK 10: Stabiliteit en reactiviteit
10.1 Reactiviteit
Deze stof is niet reactief onder normale omgevingsomstandigheden.
* bij verhitting
gevaar van ontsteking
10.2 Chemische stabiliteit
Het materiaal is stabiel onder normale atmosferische omstandigheden en verwachte temperatuur en druk bij opslag en hantering.
10.3 Mogelijke gevaarlijke reacties
Kan met sterke zuren en sterke oxidanten zoals chloraten, nitraten, peroxides, enz. reageren.
10.4 Te vermijden omstandigheden
Verwijderd houden van warmte, hete oppervlakken, vonken, open vuur en andere ontstekingsbronnen. Niet roken.
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Indicaties hoe brand en ontploffingen vermeden kunnen worden
Explosieveilige elektrische/ventilatie-/ verlichtings-/ apparatuur gebruiken. Uitsluitend vonkvrij gereedschap gebruiken. Voorzorgsmaatregelen treffen tegen ontladingen van statische elektriciteit. Gebruik lokale ventilatie.
10.5 Chemisch op elkaar inwerkende materialen
oxideringsmiddelen (oxiderend) - zuren
10.6 Gevaarlijke ontledingsproducten
Bekende en redelijkerwijs te verwachten gevaarlijke ontledingsproducten, die bij gebruik, opslag, lozing en verhitting worden geproduceerd, zijn niet bekend. Gevaarlijke verbrandingsproducten: zie rubriek 5.
RUBRIEK 11: Toxicologische informatie
11.1 Informatie over toxicologische effecten
Er zijn geen testgegevens voor het mengsel als geheel beschikbaar.
Indelingsprocedure
De methode voor indeling van mengsels op basis van de bestanddelen van het mengsel (somformule).
Indeling overeenkomstig GHS (1272/2008/EG, CLP)
Acute toxiciteit
Is niet als acuut toxisch in te delen.
Huidcorrosie/-irritatie
Veroorzaakt huidirritatie.
Ernstig oogletsel/oogirritatie
Is niet als zwaar oogletsel veroorzakend of irriterend voor de ogen in te delen.
Sensibilisatie van de luchtwegen of van de huid
Is niet als inhalatie of huidallergeen in te delen.
Samenvatting van de evaluatie van CMR-eigenschappen
Kan genetische schade veroorzaken.
Kan kanker veroorzaken.
Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden.
Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden.
Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT)
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
* specifieke doelorgaantoxiciteit bij eenmalige blootstelling
Kan slaperigheid of duizeligheid veroorzaken.
* specifieke doelorgaantoxiciteit bij herhaalde blootstelling
Is niet als toxisch voor specifieke doelorganen (herhaalde blootstelling) in te delen.
Gevaar bij inademing (Aspiratiegevaar)
Kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt.
RUBRIEK 12: Ecologische informatie
12.1 Toxiciteit
Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.
Aquatische toxiciteit (acuut)
(Acute) aquatische toxiciteit van bestanddelen van het mengsel
| Naam van de stof | D CAS No | Eindpunt | Waarde | Species |
|---|---|---|---|---|
| benzine | 86290-81-5 | LL50 | 10 mg/ l | vis |
| benzine | 86290-81-5 | EL50 | 4,5 mg/ l | daphnia |
| benzine | 86290-81-5 | EL50 | 3,1 mg/ l | alg |
| tert-butylmethylether | 1634-04-4 | LC50 | 574 mg/ l | vis |
| tert-butylmethylether | 1634-04-4 | EC50 | 187 mg/ l | ongewervelde aquatische or- ganismen |
| ETBE | 637-92-3 | LC50 | >974,1 mg/ l | vis |
| ETBE | 637-92-3 | EC50 | 37 mg/ l | ongewervelde aquatische or- ganismen |
| ETBE | 637-92-3 | ErC50 | 1.100 mg/ l | alg |
| ethanol | 64-17-5 | LC50 | 14,2 g/ l | vis |
DRAFT
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Aquatische toxiciteit (chronisch)
Kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.
(Chronische) aquatische toxiciteit van bestanddelen van het mengsel
| Naam van de stof | CAS No | Eindpunt | Waarde | Species |
|---|---|---|---|---|
| benzine | 86290-81-5 | EC50 | 15,41 mg/ l | micro-organis- men |
| ethanol | 64-17-5 | LC50 | >0,08 mg/ l | vis |
| ethanol | 64-17-5 | EC50 | 22,6 g/ l | alg |
| ethanol | 64-17-5 | T ErC50 | 675 mg/ l | alg |
12.2 Persistentie en afbreekbaarheid
Afbreekbaarheid van de bestanddelen in het mengsel
| Naam van de stof | D CAS No | Proces | Afbraaksnel- heid |
|---|---|---|---|
| tert-butylmethylether | 1634-04-4 | zuurstofdepletie | 1,8 % |
| ETBE | 637-92-3 | zuurstofdepletie | 6,6 % |
DRAFT
12.3 Bioaccumulatie
Bioaccumulatie van de bestanddelen in het mengsel
| Naam van de stof | CAS No | BCF | Log KOW |
|---|---|---|---|
| tert-butylmethylether | 1634-04-4 | 1,5 | 1,06 (pH-waarde: 7, 20 °C) |
| ETBE | 637-92-3 | | 1,48 (25 °C) |
| ethanol | 64-17-5 | | -0,35 (pH-waarde: 7,4, 24 °C) |
12.4 Mobiliteit in de bodem
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
12.5 Resultaten van PBT- en zPzB-beoordeling
Dit mengsel bevat geen stoffen die na beoordeling als een PBT- of zPzB-stof worden beschouwd.
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
12.6 Andere schadelijke effecten
Dit mengsel bevat stof(fen) met een hormoonontregelend vermogen.
Legenda
CAT1
Categorie 1 - bewijs van hormoon (endocriene) verstoring bij ten minste één soort met behulp van intacte die- ren
CAT2
Categorie 2 - ten minste een aantal in vitro bewijzen van biologische activiteit met betrekking tot ontregeling van de hormoon (endocriene) huishouding
RUBRIEK 13: Instructies voor verwijdering
13.1 Afvalverwerkingsmethoden
Informatie betreffende afvalverwerking
Terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen.
Informatie betreffende afvalwaterlozing
Afval niet in de gootsteen werpen. Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidskaart.
Afvalbehandeling van containers/verpakkingen
Het is gevaarlijke afval; alleen goedgekeurde verpakkingen (bv. overeenkomstig ADR) mogen worden gebruikt. Volledig geleegde verpakkingen kunnen worden gerecycleerd. Gecontamineerde verpakkingen zijn te behandelen zoals de stof zelf.
Opmerkingen
Let alstublieft op de relevante nationale of regionale bepalingen. Afval wordt gescheiden in de categorieën die afzonderlijk kunnen worden behandeld door de lokale of nationale afvalbeheerdiensten.
RUBRIEK 14: Informatie met betrekking tot het vervoer
14.1 VN-nummer
14.2
Juiste vervoersnaam overeenkomstig de modelreglementen van de VN
1203
BENZINE
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
14.3 Transportgevarenklasse(n)
Klasse
3 (brandbare vloeistoffen)
14.4 Verpakkingsgroep
II (middelmatig gevaarlijke stof)
14.5 Milieugevaren
gevaar voor het aquatisch milieu: (benzine)
Klasse
3 (brandbare vloeistoffen)
14.4 Verpakkingsgroep
II (middelmatig gevaarlijke stof)
14.5 Milieugevaren
gevaar voor het aquatisch milieu: (benzine)
14.6 Bijzondere voorzorgen voor de gebruiker
Er is geen verdere informatie.
14.7 Vervoer in bulk overeenkomstig bijlage II bij MARPOL en de IBC-code
Geen informatie beschikbaar.
14.8 Informatie voor elke van de VN-reglementen
* Vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren (ADR/RID/ADN)
VN-nummer
1203
Juiste vervoersnaam
BENZINE
Klasse
3
Classificatiecode
F1
Verpakkingsgroep
II
Gevaarsetiketten
3 + "vis en boom"
DRAFT
Milieugevaren
ja (gevaar voor het aquatisch milieu)
Bijzondere bepalingen
243, 534, 664
Vrijgestelde hoeveelheden (EQ)
E2
Gelimiteerde hoeveelheden (LQ)
1 L
Vervoerscategorie
2
Tunnelbeperkingscode
D/E
Gevaarsindentificatienummer (GEVI)
33
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018 Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Opmerkingen
Nadere informatie ADN: UN 1203, BENZINE, 3, (N2, CMR, F), II, MILIEUGEVAARLIJK (NSTR 3211, BENZINE). Minimaal wettelijk vereiste ADN-scheepstype: N 2 3 3.
* Internationale Code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee (IMDG)
VN-nummer
1203
Juiste vervoersnaam
BENZINE
Klasse
3
Mariene verontreiniger (Marine Pollutant)
ja (gevaar voor het aquatisch milieu)
Verpakkingsgroep
II
3 + "vis en boom"
Gevaarsetiketten
Bijzondere bepalingen
243
Vrijgestelde hoeveelheden (EQ)
E2
Gelimiteerde hoeveelheden (LQ)
1 L
EmS
F-E, S-E
Stuwage categorie
E
* Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO-IATA/DGR)
VN-nummer
1203
Juiste vervoersnaam
Benzine
Klasse
3
Milieugevaren
ja (gevaar voor het aquatisch milieu)
Verpakkingsgroep
II
Gevaarsetiketten
3
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018 Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
RUBRIEK 15: Regelgeving
15.1 Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel
Relevante bepalingen van de Europese Unie (EU)
* Beperkingen overeenkomstig REACH, bijlage XVII
Geen van de bestanddelen is vermeld.
* Lijst van autorisatieplichtige stoffen (REACH, bijlage XIV) Geen van de bestanddelen is vermeld.
* Seveso Richtlijn
Notatie
49)
- ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 of
- ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden, of
- overige vloeistoffen met een vlampunt ≤ 60 °C, die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden
* Richtlijn over industrieemissie (VOS, 2010/75/EU)
Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging). Richtlijn 94/63/EG van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations.
* Verordening 166/2006/EG betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (PRTR)
Geen van de bestanddelen is vermeld.
* Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid
Geen van de bestanddelen is vermeld.
* Precursoren van explosieven die aan beperkingen onderworpen zijn geen van de bestanddelen is vermeld.
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Nationale voorschriften (Nederland)
* SZW-lijst (CMR-effecten)
| Naam van de stof | CAS No | Kankerver- wekkendheid | Mutageniteit |
|---|---|---|---|
| benzine | | carc | |
| benzine | | | muta |
| ethanol | 64-17-5 T F | carc | |
Legenda
B
Borstvoeding categorie
carc
Opgenomen in "B Lijst van kankerverwekkende stoffen"
D1
Ontwikkeling categorie 1
F1
Vruchtbaarheid categorie 1
muta Opgenomen in "SZW-lijst van mutagene stoffen"
repr
Opgenomen in "NIET-limitatieve lijst van voor de voortplanting giftige stoffen"
15.2 Chemische veiligheidsbeoordeling
Een chemische veiligheidsbeoordeling werd uitgevoerd voor de stoffen in dit mengsel.
RUBRIEK 16: Overige informatie
16.1 Vermelding van wijzigingen (herzien veiligheidsinformatieblad)
| Rubriek | Eerdere vermelding (tekst/waarde) | Actuele vermelding (tekst/waarde) |
|---|---|---|
| 4.1 | Bij oogcontact: Oogleden openhouden en met schoon, vloeiend water spoelen. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blij- ven spoelen. Bij aanhoudende oogirritatie: een arts raad- plegen. | Bij oogcontact: Minstens 10 minuten met schoon, vloeiend water spoelen terwijl de oogleden worden opengehouden. Contactlen- zen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen. Bij aan- houdende oogirritatie: een arts raadplegen. |
| 4.1 | Bij inslikken: GEEN braken opwekken. Onmiddellijk een arts raadple- gen. Bij braken op aspiratiegevaar letten. | Bij inslikken: De mond spoelen - GEEN braken opwekken. Onmiddel- lijk een arts raadplegen. Bij braken op aspiratiegevaar letten. |
| 4.2 | Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effec- ten: Narcotische werking. Ademhalingsmoeilijkheden. Hoest. Dood als gevolg van aspiratie. | Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effec- ten: Narcotische werking. Duizeligheid. Misselijkheid. Kan ir- ritatie van de luchtwegen veroorzaken indien aanwezig in de vorm van olienevel of dampen bij hoge temperaturen. Dood als gevolg van aspiratie. |
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
| Rubriek | Eerdere vermelding (tekst/waarde) |
|---|---|
| 5.2 | Speciale gevaren die door de stof of het mengsel worden veroorzaakt: Bij ontoereikende ventilatie en/of bij gebruik ontstaan van explosieve/licht ontvlambare damp-luchtmengsels moge- lijk. Gevaar van het barsten van de container. Dampen kunnen samen met lucht een explosief mengsel vormen. Dampen van oplosmiddelen zijn zwaarder dan lucht en kunnen zich over de vloer verspreiden. Op slecht geventi- leerde plaatsen zoals putten, kanalen en schachten moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid/ opho- ping van brandbare dampen. |
| 6.3 | Advies over hoe het gemorste product moet worden op- geruimd: T Met absorberend materiaal (doek) opnemen. Gelekte/ge- morste stof opruimen (zaagsel. , kiezelgoer (diatomiet), F zand, universeel bindmiddel). A |
| 8.2 | R • soort materiaal: Nitril rubber |
| 8.2 | D • materiaaldikte: Bij langdurig/ herhaaldelijk contact wordt minimaal 0,45 mm aangeraden. Bij kortstondig/ spatcontact wordt minimaal 0,3 mm aan- geraden. |
| 8.2 | • doorbraaktijd van het handschoenmateriaal: Bij kortstondig/ spat contact, >60 minuten (permeatieni- veau: 3), Bij langdurig/ herhaaldelijk contact:, >480 minu- ten (permeatieniveau: 6) |
| 8.2 | Bescherming van de ademhalingsorganen: Alleen opslaan en gebruiken in gesloten systemen. Ge- bruik bij overpompen en tanken (industrieel/ professio- neel) bronafzuiging/ dampretoursystemen. Maak syste- men voorafgaand aan openmaken of onderhoud leeg en schoon. Bij ontoereikende ventilatie een geschikte adem- bescherming dragen. Type: A (tegen organische gassen en dampen met een kookpunt > 65 °C, kleurcode: bruin). |
| 10.3 | Mogelijke gevaarlijke reacties: Geen gevaarlijke reacties bekend. |
| 12.3 | |
| 12.6 | Andere schadelijke effecten: Er zijn geen gegevens beschikbaar. |
| 14.7 | |
| 14.8 | Bijzondere bepalingen: 243, 363, 534, 664 |
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
| Rubriek | Eerdere vermelding (tekst/waarde) |
|---|---|
| 14.8 | Opmerkingen: Nadere informatie ADN: UN 1203, BENZINE, 3, (N2, CMR, F), II, MILIEUGEVAARLIJK (NSTR 3212, Benzine) Minimaal wettelijk vereiste ADN-scheepstype: N 2 3 3. N 2 2 –t/m 31-12-2015 op basis van overgangsbepalin- gen ADN 18.104.22.168.2. |
| 14.8 | Bijzondere bepalingen: 243, 363 |
| 15.1 | • Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en pre- paraten (ABM) |
| 15.1 | T Saneringsinspanning: A (Aanpak A: aanpak overeenkomstig zwarte-lijststoffen of stoffen met vergelijkbare eigenschappen) |
| 15.1 | A F |
Afkortingen en acroniemen
| Accord européen relatif au transport internationale des marchandises Dangereuses par voies de navigation | | Intéri- |
|---|---|---|
| eures (Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de | binnen- | |
| wateren) | | |
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Versienummer: GHS 2.5 Herziening: 05.01.2018
Vervangt de versie van: 22.02.2016 (GHS 2)
Belangrijke literatuurreferenties en gegevensbronnen
- Verordening (EG) Nr. 1907/2006 (REACH), gewijzigd door 2015/830/EU
- Verordening (EG) Nr. 1272/2008 (CLP, EU-GHS) Indelingsprocedure Fysische en chemische eigenschappen: De indeling berust op basis van de resultaten van de geteste mengsels. Gezondheidsgevaren/milieugevaren: De methode voor indeling van mengsels op basis van de bestanddelen van het mengsel (somformule).
Lijst van relevante zinnen (code en voluit geschreven tekst zoals in hoofdstuk 2 en 3 vermeld)
Disclaimer
Dit SDS is samengesteld op basis van onze huidige kennis en aangeleverde informatie van onze leveranciers en uitsluitend bedoeld voor dit product.
| 0.92158
| 271
|
<urn:uuid:58eefd57-c373-481f-8c96-9175a952a0d6>
|
HELPENDE PLUS, HENGELO
Type
Werkplein
Organisatie
Carintreggeland
Locatie
Hengelo, wijkverpleging
Werkveld
Thuiszorg
Opleidingsniveau
Niveau 3
Arbeidstijd
Part time
Uren van
16
Uren tot
16
Arbeidsovereenkomst
bepaalde tijd, voor een jaar met mogelijkheden voor verlenging
CAO
Verpleging & Verzorging en Thuiszorg
Externe url
Bekijk
Informatie verkrijgen bij
[email protected]
Functie(s)
Verzorgende niveau 3
Publicatiedatum
11-05-2022
Reageer voor
15-07-2022
Nummer
109631
Over de locatie
Hengelo, wijkverpleging
Functieomschrijving
Heb jij inlevingsvermogen en ben jij in staat om écht contact te maken met cliënten?
Ben je zelfstandig en zou je graag je eigen routes willen kunnen draaien?
Wil jij graag bij de cliënten thuis zorg verlenen en heb je hier ervaring mee?
Dan ben je van harte welkom in ons team van de Canadese wijk!
De Canadese wijk, gelegen in het centrum van Hengelo zoekt twee collega's voor de functie van Helpende Plus. Met onze locatie gevestigd aan de Bornsestraat tegenover een zéér bekende ijssalon hebben wij een mooi centraal gelegen gebied in Hengelo. Onze wijk kenmerkt zich als overzichtelijk. Alles is dichtbij elkaar en je hebt hierdoor niet veel reistijd. Een aantal routes zou je zelfs lopend af kunnen. Dat is toch fantastisch!
Als Helpende Plus ondersteun je ons met de routes. We zorgen ervoor dat we voor jou een passend route kunnen creëren waarin je van waarde bent!
In de wijkzorg kom je bij de cliënten thuis zorg verlenen. Als Helpende Plus in de zorg zul je onder andere persoonlijke verzorging, eenvoudige verpleegtechnische handelingen uitvoeren en je begeleidt de cliënt en zijn naasten bij de zorgsituatie. Onze cliënten hebben natuurlijk ook zorg nodig in de avonduren en weekenden; je diensten zullen dus afwisselend zijn gedurende de week. Cliënten weten dat ze op jou kunnen vertrouwen; je speelt echt een belangrijke rol in hun leven!
Je komt als Helpende Plus in een team met collega's te werken die net als jij zich verantwoordelijk voelen voor de cliënten, graag samenwerken met je en klaar staan voor elkaar en de cliënten. Wat vooral ook erg belangrijk is, is dat jij zelf goed de zorgvraag kunt inschatten.
Wie ben jij
Je bent gediplomeerd Helpende Plus
Je hebt bij voorkeur een rijbewijs B
Je bent 16 uur per week beschikbaar
Je hebt de module 'Medicatie toereiken' behaald (bij voorkeur)
Je maakt makkelijk contact met mensen en werkt graag in de somatiek
Je hebt ervaring in het werken met ouderen
Je straalt rust uit en hebt geduld, ook in lastige situaties
Je vindt bij ons
Werkzaamheden die aansluiten bij je bevoegd- en bekwaamheden uit je opleiding
Goede begeleiding bij je professionalisering en ontwikkeling
Een fijne en zelfstandige route die jij als helpende plus mag lopen
De kans om waardevolle werkervaring op te doen en mogelijkheden om na deze baan verder te werken
Beloning volgens CAO VVT, maximaal € 2717,16 bruto per maand op basis van 36 uur. Afhankelijk van vooropleiding en werkervaring kan een afwijkend salaris worden overeengekomen
binnen Carintreggeland, eventueel op een andere locatie
Goede secundaire arbeidsvoorwaarden zoals een eindejaarsuitkering
Binnen Carintreggeland werken wij vanuit een duidelijk visie, namelijk een Waardevol Leven voor onze cliënten. Deze visie staat bij ons centraal en vinden wij erg belangrijk. Wat voor ons minstens zo belangrijk is, en ook onderdeel van onze visie; is Waardevol Werken voor jou als onze collega! Wij zijn van mening dat de beleving van Waardevol werken voor jou als collega een belangrijke voorwaarde is om de beste zorg te kunnen bieden en zo te kunnen bijdragen aan een Waardevol Leven voor onze cliënten.
Carintreggeland heeft daarom als organisatie veel aandacht voor Waardevol werken voor onze huidige collega's én voor jou als toekomstige collega!
Om dit te kunnen waarborgen biedt onze organisatie tal van mogelijkheden om dit te kunnen verwezenlijken, denk hierbij aan bijvoorbeeld; scholingen via ons leerplein. Natuurlijk vinden wij een goede werk- en privébalans ook erg belangrijk, want voor elke fase in jouw leven zijn er passende mogelijkheden.
Als medewerker kun je zelf de regie pakken over je leven en over je baan. Daarin heb jij zelf een belangrijke rol! Leren en ontwikkelen is jouw verantwoordelijkheid en geeft meer plezier in je werk. En dat is belangrijk, een ander kun je namelijk niet veranderen, jezelf wel.
Kom jij waardevol werken bij Carintreggeland?
Interesse
Wil jij graag onderdeel zijn van ons team én onze mooie organisatie? Solliciteer dan via de sollicitatieknop!
Benieuwd naar de visie van Carintreggeland? Bekijk deze hier.
Wil je meer weten over Carintreggeland en het werken binnen onze organisatie? Je vindt ons op Instagram, hierop posten onze medewerkers regelmatig berichten over hun werk! En bekijk ook eens onze Facebook pagina.
Wij zijn verplicht een Verklaring omtrent gedrag (VOG) in het personeelsdossier op te nemen.
| 0.923095
| 10,612
|
<urn:uuid:57110a0a-3a20-4aa9-886a-7e87165955c2>
|
KINDERVERPLEEGKUNDIGE
Type
Vacature
Intern nummer
Z.22.009
Organisatie
Saxenburgh
Locatie
Saxenburgh
Werkveld
Ziekenhuizen
Opleidingsniveau
Hbo
Arbeidstijd
Part time
Uren van
24
Uren tot
24
Arbeidsovereenkomst
Onbepaalde tijd
CAO
Ziekenhuizen
Informatie verkrijgen bij
Agnes Kuiper, teammanager VKC a.i. (0523) 27 68 44 of Monique Meijer, coördinator VKC (0523) 27 61 82
Functie(s)
Verpleegkundige Verpleegkundige kinderen
Publicatiedatum
01-07-2022
Ingangsdatum
zsm
Reageer voor
01-01-2023
Nummer
107400
Over de locatie
Saxenburgh
Het Vrouw en Kind Centrum zoekt een gediplomeerd KINDERVERPLEEGKUNDIGE
Dana: "Het leuke aan mijn baan vind ik het werken in een modern, kleinschalig ziekenhuis met een grote diversiteit in zorg (neonatologie, pediatrie en dagbehandeling inclusief spoedeisende hulp op de afdeling). In veel ziekenhuizen moet je een keuze maken in werken op de neonatologie of op de kinderafdeling. In ons ziekenhuis is hierin geen onderscheid en dus divers aanbod en samenwerking binnen het VKC. Ook zien wij veel kinderen op onze spoed op de afdeling. Er is daarnaast een hele fijne sfeer in het team waarin samenwerking voorop staat."
Hoe ziet het werken binnen het Vrouw en Kind Centrum er uit?
Je werkt in een nieuw ziekenhuis met de nieuwste apparatuur! Als kinderverpleegkundige ben je verantwoordelijk voor de zorg en begeleiding van de aan jou toegewezen kinderen van 0 tot en met 18 jaar. De afdeling heeft ook een spoedeisende hulp functie waar je samen met de kinderarts acute zorg verleend. Binnen het Vrouw en Kind Centrum is er veel aandacht voor de ontwikkeling van het kind en de begeleiding van ouders/verzorgers. Daarnaast ben je verantwoordelijk voor de zorg aan kinderen die voor een operatieve ingreep komen.
Binnen het team zijn diverse aandachtsgebieden verdeeld op basis van interesses. Hierbij kun je denken aan het organiseren én uitvoeren van scholingen voor jouw collega's of thema's rondom het verbeteren van werkprocessen.
Wil je meer van onze afdeling weten, neem dan ook eens een kijkje op onze Instagrampagina Vrouwkindcentrummsc!
Wat hebben onze patiënten nodig?
Een gediplomeerd kinderverpleegkundige. We vinden het belangrijk dat je flexibel bent. Dit betekent dat je bereid bent om alle voorkomende diensten te werken.
Door de onvoorspelbaarheid van de zorg zoeken we iemand die stressbestendig, assertief en besluitvaardig is. Wij zien de patiënt als gast en proberen het verblijf zo aangenaam mogelijk te maken, waarbij er aandacht is voor het gezin. Een positieve en empathische instelling vinden wij daarom heel belangrijk.
Je werkt veel samen met artsen en medisch pedagogen waardoor je als verpleegkundige uitgedaagd wordt in het klinisch redeneren.
Vrouw en Kind Centrum (VKC)
Binnen het VKC is alle medische zorg voor vrouw en kind verenigd. We streven er naar om moeder en kind zoveel mogelijk bij elkaar te houden en ook de vader zo veel mogelijk te betrekken. Een belangrijk kenmerk is de nauwe samenwerking tussen gynaecologen, kinderartsen, klinisch verloskundigen, gespecialiseerd verpleegkundigen en ondersteunende disciplines met één gemeenschappelijk doel: gezinsgerichte zorg. Door het werken op één afdeling is specifieke kennis voor vrouw én kind direct beschikbaar.
Binnenkort start de scholing voor obstetrieverpleegkundigen en kinderverpleegkundigen in "samenwerken aan de zorg voor moeder en kind".
Saxenburgh biedt een volwaardig zorgpakket van basisvoorzieningen in ziekenhuiszorg, ouderenzorg, thuiszorg en revalidatie. Lees hier meer over Saxenburgh.
Wat kunnen wij jou bieden?
Een fijne werkomgeving, met fijne collega's in een klein en gemoedelijk ziekenhuis.
24 uren per week
Er wordt een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd
Salaris is minimaal € 2.759,-- en maximaal € 3.922,--bruto o.b.v. 36 uur per week (cao Ziekenhuizen, FWG 50) Er komt nog onregelmatigheidstoeslag, vakantiegeld en eindejaarsuitkering bij
Je neemt automatisch deel aan het pensioenfonds PFZW
Je kunt gebruik maken van diverse aantrekkelijke collectieve verzekeringen zoals de Vitaal Vechtdal polis.
Saxenburgh biedt daarnaast de mogelijkheid om gebruik te maken van fiscale uitruil voor bijvoorbeeld reiskosten, een fietsplan, een computer en nog een aantal opties.
Word jij blij van de vacature?
Dan nodigen we je uit om bij ons te solliciteren! Twijfel je en wil je eerst meelopen of nog wat vragen stellen? Beide kan! Neem dan contact op met Agnes Kuiper, teammanager van het Vrouw en Kind Centrum, via of (0523) 27 68 44. Je mag ook gerust contact opnemen met Monique Meijer, coördinator VKC (0523) 27 61 82.
Tot snel!
Let op:
Zodra je hebt gesolliciteerd, ontvang je een standaard ontvangstbevestiging via de mail. Het kan zijn dat jouw mailprogramma dit ziet als spam. Wij adviseren je ons mailadres [email protected] op te nemen in je contacten.
| 0.763669
| 7,746
|
<urn:uuid:d1460a6b-8cf1-4159-af70-23b23cc5de6f>
|
Muziek activeert het gehele brein
Waardoor verbindingen makkelijker gemaakt kunnen worden.
Muziek
- Verbeterd kwaliteit dagelijks leven
- Verbeterd motoriek en gedragsfuncties
- Verminderd kans op depressie
- Verminderd pijn met 25% tot 35%
- Oefeningen verlopen makkelijker
- Verbeterd stemming
Hoe?
Door het maken van Play-listen gevuld met jouw favoriete muziek en muziek uit jouw 15-25 periode.
Voorbeeld afspeellijsten
Muziek bij wakker worden
Doel: piekeren tegen te gaan, vermindering van stress, positieve start van de dag
Muziek bij wassen en douchen
Doel: handelingen/bewegingen makkelijker en beter te laten verlopen, kan ook verlichting van de zorgtaken van de mantelzorger opleveren.
Bewegingsmuziek - Muziek voor bij trainen en therapie
Doel: ondersteuning van de motoriek, oefeningen verlopen gemakkelijker
Happy lijst
Gebruiken voor Rust/ Ontspanning / Uit je dak gaan / Vrolijk worden / Goed voelen
15 -25 muziek lijst
Doel: verhoging mentale conditie, weerbaarheid, energie, humeur :)
Sluimer muziek
Doel: beter slapen / minder piekeren = minder stress / hogere weerstand
Maak gebruik van de spiegel neuronen
Ga Spiegelen - Dansen - Bewegen op muziek
Maak gebruik van Ritme & Rijm bij het spreken
Muziek heeft de capaciteit om motorische bewegingen en neuroplasticiteit te ondersteunen waardoor doelen in neurorevalidatie behaald kunnen worden.
Verschillende componenten van de muziek, zoals ritme, kunnen gebruikt worden om het herleren van functionele motorische patronen te bevorderen.
Muziek stimuleert ook hormonale en biochemische veranderingen, die geassocieerd zijn met positieve emoties, stemming en effect en de ervaring tijdens de oefeningen positief beïnvloedt.
Oefeningen en sportprestaties: Het luisteren naar muziek leidt tot gunstige fysiologische en psychologische responses die de uitvoering, ervaring en therapietrouw bevorderen.
Muziek reguleert de stemming en leidt af van pijn, vermoeidheid en andere onaangename gevoelens. Ook worden repetitieve oefeningen als minder saai ervaren als er muziek bij is. Vooral ritme en tempo zijn belangrijk.
Vooral up-tempo muziek met veel variaties in toon, ritme past goed bij actieve bewegingen. De effectiviteit van de muziek is sterk persoonsafhankelijk. Bij het vinden van de juiste muziek beschrijven de ondervraagde het als een bron van motivatie en energie tijdens oefeningen.
Our brain is wired for music - Oliver Sacks ons brein is bedraad voor muziek
| 0.956634
| 297
|
<urn:uuid:c3c20a4e-4551-446b-8e54-2cf5fde5f846>
|
1 maart 2017: Nationale Complimentendag
Wenny Paulzen en Lieke Schmitz van Limburgse zorgorganisatie Proteion ontvangen Nationaal Compliment voor inzamelingsactie CRDL Instrument dat aanraking vertaalt in geluid biedt echte contactmomenten voor mensen met dementie
Roermond, 1 maart 2017 – Wenny Paulzen-Steijven en Lieke Schmitz van zorgorganisatie Proteion hebben vandaag een Nationaal Compliment gekregen van hun Wethouder voor Maatschappelijke zorg, Volksgezondheid, Communicatie en Burgerparticipatie, Marianne Smitsmans. De dames worden geëerd vanwege hun persoonlijke inspanningen om contact mogelijk te maken met bewoners die door dementie moeite hebben met sociale interactie. Met hun geloof in het vergroten van de kwaliteit van leven door persoonlijke aandacht en contact hebben zij zich het afgelopen jaar ingezet om geld te verzamelen voor de aanschaf van de CRDL (Cradle). Het interactieve zorginstrument CRDL vertaalt aanraking tussen mensen in geluid en maakt zó echt en waardevol contact weer mogelijk. Nationale Complimentendag vindt jaarlijks plaats op 1 maart en nodigt uit tot het tonen van oprechte aandacht en persoonlijke waardering voor een bijzonder initiatief.
Nationaal compliment voor belevingsgerichte zorg
Wenny en Lieke werken sinds 2012 bij zorgcentrum Proteion Roncalli. Toen zij middels een demonstratie ontdekten wat het effect van de CRDL is op mensen met dementie, startten zij een jaar geleden een inzamelingsactie. Door een open brief via Facebook, sponsoren en steun van familieleden van bewoners wisten Wenny en Lieke genoeg giften te werven voor de aanschaf van één CRDL.
In navolging op het lovenswaardige eigen initiatief van haar medewerkers heeft moederorganisatie Proteion, besloten om in totaal 14 CRDL's te bestellen voor haar elf zorgcentra in Noord- en MiddenLimburg. Onder andere hiermee geeft Proteion praktisch en daadwerkelijk invulling aan de zo belangrijke belevingsgerichte zorg voor al haar bewoners.
"Mensen met dementie voelen veel, maar kunnen hier vaak moeilijk uiting aan geven. Het is mooi dat wij ons kunnen inspannen voor hen die dat zelf niet meer kunnen. Met de CRDL bieden we bewoners en familie een fijne mogelijkheid om echt contact te maken met familieleden en verzorgers en daar zijn wij ontzettend blij mee", aldus Wenny, Verzorgende IG.
Marianne Smitsmans, wethouder in Roermond, is enthousiast over de inzamelingsactie: "De betrokkenheid van de medewerkers bij de bewoners met dementie komt volledig tot uiting bij dit initiatief. Ik ben trots. Dit draagt zeker bij aan een dementievriendelijk Roermond!"
Aanraking doet heel veel
In Nederland lijden 270.000 mensen aan dementie, in 2040 zal dat aantal explosief gestegen zijn naar een half miljoen. 1 Door dementie wordt communicatie steeds moeilijker en raken mensen het contact met hun naasten en de buitenwereld kwijt. In de zorg wordt naarstig gezocht naar hulpmiddelen die inhoudelijk contact met mensen met dementie mogelijk maken, zodat menselijke waarde en persoonlijke aandacht behouden blijven. Lieke, die werkzaam is als verpleegkundige, licht toe waarom een instrument als de CRDL het verschil kan maken: "Er bestaan weinig hulpmiddelen voor mensen met dementie in een vergevorderd stadium. Het is vaak moeilijk om contact te maken met hen. De communicatie gaat steeds moeizamer, mensen zijn teruggetrokken of zitten zelfs met gesloten ogen. Vooral voor familie is dit zwaar. Je ziet dat een aanraking heel veel met hen doet. Door de CRDL geven wij familie het contact met hun dierbare weer even terug."
1 https://www.alzheimer-nederland.nl/dementie
Over CRDL
De CRDL maakt nieuw contact mogelijk voor mensen die moeite hebben met communicatie en sociale interactie - zoals mensen die lijden aan dementie, autisme of een verstandelijke beperking - en hun omgeving. Het moderne instrument, een Nederlandse uitvinding en ontwikkeling, brengt 25 verschillende geluiden ten gehore die worden geproduceerd op basis van vijf manieren van aanraken. Het zijn herkenbare geluiden (geluiden uit o.a. de natuur, de stad, het huishouden en van muziekinstrumenten) die veranderen als je elkaar op verschillende manieren aanraakt. De CRDL kan zowel 1-op-1 als in een groep worden gebruikt. Mensen kunnen de kring uitbreiden als schakels in een ketting.
De CRDL won onlangs de startup-pitchwedstrijd van NRC Live Zorgtechnologie 2016 en in december 2016 werd aan het in Maastricht gevestigde bedrijf de Prachtig! overhandigd door Alzheimer Nederland en PGGM.
http://www.contactdooraanraking.nl/ www.proteion.nl
- Einde bericht -
Contact
Voor meer informatie, beeldmateriaal en interview-verzoeken over de CRDL neem contact op met Tirza Louwe, [email protected], 06 54 92 10 25
Voor meer informatie, beeldmateriaal en interview-verzoeken over Proteion neem contact op met Jenny Hollemans, [email protected], 06 52 66 90 30
| 0.800266
| 161
|
<urn:uuid:8f257fa2-c20b-425c-97e1-714b4768bffb>
|
Tarieven 2024 - Opbaren
Rouwcentrum
verblijf in rouwcentrum per dag(deel)
Rouwbezoek
begeleid condoleancebezoek gedurende 60 minuten ma t/m za, exclusief consumpties begeleid condoleancebezoek gedurende 60 minuten zondag, exclusief consumpties
Toeslagen en aanvullende dienstverlening
gebruik verzorgingsruimte koffie, thee, fris tijdens condoleancebezoek
€
€
€
€
€
102,00
120,00
211,00
102,00
2,64
24-01
| 0.790499
| 224
|
<urn:uuid:f4028305-7cc8-45a5-adee-99017a589870>
|
Nederlandse Gewichthef Bond
Hooibeemd 1
9403 MD Assen
Lid van IWF, EWF en NOC*NSF [email protected] www.dutchweightlifting.nl
Procedure bij bezwaar, geschil of klacht (Klachtenprocedure)
Deze procedure beschrijft de werkwijze voor het indienen en behandelen van een klacht. Formeel gesproken, heeft een 'klacht' betrekking op persoonlijke bejegening, terwijl een 'bezwaar' of 'geschil' betrekking heeft op de uitslag van een wedstrijd, toepassing van reglementen, of het resultaat van een procedure of regeling. Omwille van de leesbaarheid is in deze procedure steeds het woord 'klacht' gebruikt. Dezelfde regels zijn echter van toepassing op het indienen van een 'bezwaar' of 'geschil'.
Bij het samenstellen van deze procedure zijn de volgende reglementen in acht genomen:
❏ Artikel 6 NGB Statuten – 'Rechtspraak en geschillen'
Grensoverschrijdend gedrag anders melden
Voor meldingen/klachten m.b.t. grensoverschrijdend gedrag geldt een andere procedure. Dit kan gemeld worden bij de vertrouwenscontact persoon of bij [email protected] (zie info op www.centrumveiligesport.nl) . Zie hiervoor ook de pagina vertrouwenspersoon op NGB website: vertrouwenscontactpersonen.
Klager
De klachtindiener moet lid zijn van de NGB.
Opsterten Klachtenprocedure
Klachten worden in eerste instantie behandeld door de door NGB ingestelde Commissies. Een klacht kan ook direct ingediend worden bij het bestuur.
Ontvankelijkheid klacht
❏ Klachten tegen personen die een functie/rol vervullen binnen de NGB, en de klacht dient direct te maken te hebben met het vervullen van deze functie/rol.
❏ Klachten over procedures, besluiten, regelingen of uitvoeringen hiervan binnen de NGB.
❏ Klachten over toepassing wedstrijdreglementen of wedstrijduitslagen.
Procedure klacht
1. Op de NGB website kan men het speciaal daarvoor bestemde formulier downloaden De klacht wordt vervolgens op dit formulier ingevuld en gemaild aan de betreffende commissie of het bestuur.. De beklaagde krijgt een samenvatting van de inhoud van de klacht, zonder melding van naam klager, en de mogelijkheid hier binnen veertien dagen schriftelijk op te reageren.
Nederlandse Gewichthef Bond
Hooibeemd 1
9403 MD Assen
Lid van IWF, EWF en NOC*NSF [email protected] www.dutchweightlifting.nl
2. Eventuele betrokkene(n) worden benaderd, en kunnen binnen veertien dagen schriftelijk reageren.
3. Indien de behandelaar daartoe aanleiding ziet, kunnen klachten van meer dan één persoon worden samengevoegd en gelijktijdig behandeld.
4. De commissie of het bestuur bespreekt de klacht en reacties daarop. Mogelijk wordt er schriftelijk extra toelichting gevraagd.
5. Na ontvangst van toelichting(en) wordt uiterlijk binnen twee weken een hoorzitting gepland met klager en beklaagde of in bijzondere gevallen worden beide apart gehoord. Van de hoorzitting wordt verslag gemaakt.
6. Indien blijkt dat na de hoorzitting nog nader onderzoek nodig is, wordt dit schriftelijk aan klager en beklaagde kenbaar gemaakt onder vermelding van de duur van het onderzoek.
7. De commissie of het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen.
8. De commissie of het bestuur doet binnen 14 dagen na de hoorzitting schriftelijk en gemotiveerd uitspraak. De uitspraak kan zijn dat de ingediende klacht gegrond, gedeeltelijk gegrond of ongegrond wordt verklaard.
9. Indien klager het niet eens is met de uitspraak van de commissie of het bestuur, wordt klager door de commissie of het bestuur verwezen naar het Instituut Sport Rechtspraak (ISR). Het ISR is door sportbonden belast met de uitvoering van hun tuchtrechtspraak. Dit gebeurt door de tuchtcommissie en in beroep door de commissie van beroep. Aan het hoofd van beide commissies staat een algemeen voorzitter. De tuchtcommissie en de commissie van beroep worden bijgestaan door een ambtelijk secretaris en een juridisch secretaris (zie Artikel 6 NGB Statuten).
10. De uitspraken van de ISR Tuchtcommissie en commissie van beroep gelden als uitspraken van de NGB. Alle leden, organen en commissies van de NGB zijn gehouden mee te werken aan de tenuitvoerlegging.
Kosten
Aan het indienen en behandelen van een klacht zijn geen kosten verbonden.
| 0.777323
| 1,913
|
<urn:uuid:cdef4a3e-a43c-4e26-a010-9ba627c285de>
|
Aandachtspunten
* Wij vragen u om nuchter te blijven voor de test. Door de bloeddrukdaling kan u misselijk worden.
* Breng een chauffeur mee. Door de toegediende medicatie kan de bloeddruk nog laag zijn, waardoor het niet veilig is om zelf terug naar huis te rijden.
* Omdat er soms bij het flauwvallen urineverlies kan optreden, is het nuttig om reservekleding mee te brengen.
Waar vind het onderzoek plaats?
* U wordt verwacht in het Jessa Ziekenhuis campus Virga Jesse aan de Stadsomvaart 11 te Hasselt.
* Voor het onderzoek schrijft u zich in bij het onthaal in de inkomhal.
* Daarna kan u plaatsnemen in wachtzaal 109 op de eerste verdieping.
Wat als ik niet kan?
Indien u belet bent voor het onderzoek, bel dan tijdig om uw afspraak te verplaatsen .
Tel: 011 37 35 65
Artsen
dr. Edouard Benit prof. dr. Paul Dendale
dr. Dagmara Dilling
dr. Robert Geukens
dr. Lieven Herbots prof. dr. Hein Heidbuchel
dr. Pieter Koopman
dr. Dirk Mertens
dr. Tom Mulleners
dr. Peter Put
dr. Veerle Reenaers
dr. Joris Schurmans
dr. Didier Stroobants
dr. Philippe Timmermans
dr. Jan Verwerft
dr. Johan Vijgen
dr. Pascal Vranckx
Voor de raadplegingsuren kan u terecht op de website www.jessazh.be.
Heeft u opmerkingen of suggesties i.v.m. deze brochure? Geef ons gerust een seintje!
Dienst kwaliteit
E-mail: [email protected]
Tel: 011 30 81 11
Jessa Ziekenhuis vzw
Salvatorstraat 20
3500 Hasselt www.jessazh.be
versie juli 2014 (Object-ID 12172)
Tilttest
Wat mag u verwachten?
Wat is een tilttest?
Bij een tilttest testen we de reflexen die uw bloeddruk op peil moeten houden. We proberen uw klachten (d.w.z. bewustzijnsverlies) uit te lokken door u vanuit een liggende naar een staande houding te brengen, terwijl we uw hartslag, bloeddruk en elektrocardiogram volgen om zo te kunnen zien of u inderdaad bloeddrukdaling vertoont die klachten uitlokt.
Er zijn geen risico's op blijvende schade verbonden aan deze test. De bloeddrukdaling die we uitlokken is volstrekt zonder gevaar.
Hoe verloopt de tilttest?
* Bij het begin van het onderzoek moet u plaatsnemen op een kanteltafel.
* Een verpleegkundige zal u vragen het bovenlichaam te ontbloten.
* De hartslag, bloeddruk en het elektrocardiogram worden voortdurend gevolgd. Daarvoor brengen we een bloeddrukmanchet aan rond uw arm en worden er een aantal elektrodes op de borst gekleefd.
* U moet uw voeten tegen een voetsteun plaatsen. Daar kan u dan tijdens het rechtstaan op steunen.
* Over de borst en de benen krijgt u een band (veiligheidsriem). Deze band voorkomt dat u, in geval van flauwvallen, van de tafel valt en zich bezeert.
* Een verpleegkundige en/of arts observeert u gedurende het hele onderzoek.
* Het onderzoek begint met het volgen van de bloeddruk, hartslag en het elektrocardiogram terwijl u neerligt.
* Daarna brengt de verpleegkundige de tafel in een bijna verticale positie (70°). Alle metingen worden onafgebroken verdergezet.
* Het rechtstaan duurt 20 minuten.
* Na 20 minuten geven we een vaatverwijder (medicatie onder de vorm van een spray of een pil onder de tong) die de reflexen nog eens extra op de proef stelt.
* Vijftien minuten later eindigt de test.
* Indien u tekens zou geven dat u gaat flauwvallen, zal de verpleegkundige de tafel terug platleggen.
* De tilttest duurt ongeveer 45 minuten.
* Bij kinderen jonger dan 16 jaar wordt er meestal geen medicatie toegediend. Zij staan gedurende 45 minuten recht.
| 0.991645
| 95
|
<urn:uuid:6d3c903f-5876-4aeb-a1bc-5ac2893292a5>
|
Luc Schout 06-11-2021 Looptrainersdag
Peesblessures:
Tips voor sneller herstel
Even voorstellen
* Luc Schout
* Fysio- manueel therapeut
* Atletiekunie
* Het Fysiolab / Het Looplab
* Hardloper
Wat gaan we bespreken
* Wat zijn meest voorkomende (pees)blessures
* Wat is een pees
* Overbelasting van de pees
* Revalidatie
* Preventie
* vragen
Wat zijn meest voorkomende (pees)blessures
* 29% achillespees
* Afhankelijk van verschillende onderzoeken en definities
Wat zijn meest voorkomende (pees)blessures
* Onderbeen (achillespees, peroneus, fascia plantaris, tibialis posterior)
* Bovenbeen (Tractus pees, kniepees, hamstring)
* Heup (gluteus medius)
Wat is een pees
* Verbind spier aan bot
* Geven krachten over van spier aan bot
* Bestaat uit collagen fiber (eiwit)
* Store and restore elastic energy
* Hoge krachten op pezen
* Pees heeft een witte kleur
* Metabolic rate
Wat is een pees
* Pees bestaat voor 70% uit water
* 2% elastine
* Doorbloeding van de pees
* Pees kan 4% rekken zonder schade
Wat is een pees
* Achillespees dikste en sterkste pees van het lichaam
* Bij hardlopen tot wel 12x kracht lichaamsgewicht op pees
* Meest voorkomende hardloopblessure
Overbelasting van de pees
* Acuut vs chronisch
* Ruptuur altijd acuut vaak gepaard met acceleratie of deceleratie moment
* Degeneratieve pees is mogelijke oorzaak ruptuur
* Degeneratieve pees kan minder krachten verdragen
Overbelasting van de pees
* Chronisch
* Belasting vs belastbaarheid
* Echte overbelastingblessure
Overbelasting van de pees
* Chronisch
* Forse overbelasting tijdens training
* Ochtendstijfheid en startstijfheid kenmerkend voor peesblessures
* Zwelling
* Pijn
Overbelasting van de pees
* Zwakke kuitspieren
* Zwakke heupspieren
* Beperkte enkel mobiliteit
* Pronatie van de voet
* Overgewicht
Revalidatie
* Pees moet actief herstellen anders om belastbaarder te worden
* Rust roest
* Monitoring en aanpassen tijdens opbouw
Revalidatie
* Opbouw in fases
* Acute fase
* Herstel fase
* Sport specifieke fase
* Wegnemen ontzien achillespees in belasting
* "Oefening op de trap"
Acute fase
* IJzen
* (relatieve) rust – belasting aanpassen
* Isometrische oefeningen
Herstel fase
* Belasting opbouwen Fietsen/ wandelen/ crosstrainer/ alter G/ hardlopen
* Toename intensiteit van oefeningen Kracht en dynamische oefeningen
Herstel fase
* Hogere intensiteit oefeningen
Sport specifieke fase
* Hoge belasting op de pezen met oefeningen
* Opbouw snelheid van het lopen met interval/ sprints
* Samenwerking Fysio/ Looptrainer
Preventie
* Belasting belastbaarheid
* Geen pieken in belasting (training, snelheid, parcours)
* Oefeningen
* Krachttraining
* Schoenen
* Voeding
* Monitoring (ochtend/startstijfheid, herstel)
* Ben er op tijd bij
Vragen
* [email protected]
Bronnen
* Biology of tendon injury: healing, modeling and remodeling P. Sharma1 N. Maffulli J Musculoskelet Neuronal Interact 2006; 6(2):181-190
* Functional anatomy of the Achilles tendon Mahmut Nedim Doral • Mahbub Alam Murat Bozkurt Egemen Turhan Ozgu ̈r Ahmet Atay Gu ̈rhan Do ̈nmez Nicola Maffulli Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc (2010) 18:638–643
* Current Clinical Concepts: Conservative Management of Achilles Tendinopathy Karin Gra ̈vare Silbernagel Journal of Athletic Training 2020;55(5):438–447
* Youtube Het Fysiolab
* https://www.hetfysiolab.nl/science/blog/de-achillespeesblessureoorzaken-en-oefeningen/
| 0.980444
| 429
|
<urn:uuid:92286aab-4e1c-4187-9799-f0705697a0c2>
|
Eetstoornis ARFID vraagt om een multidisciplinaire aanpak
Veel peuters en kinderen zijn weleens een tijdje kieskeurig in wat ze wel en niet lusten. Bij de eetstoornis ARFID zijn de eetproblemen zo langdurig en ernstig, wat kan leiden tot achterblijvende groei en soms zelfs afhankelijkheid van medische of sondevoeding.
Kinderdiëtist Loes Veenje-Smits vertelt over de behandelmogelijkheden bij de SeysCentra.
In Nederland zijn vier SeysCentra. Deze centra zijn gespecialiseerd in de voedings- en eetstoornis ARFID, voluit Avoidant Restrictive Food Intake Disorder, bij kinderen. De stoornis kenmerkt zich door heel weinig en/of heel selectief eten en komt naar schatting voor bij drie procent van de kinderen en één procent van de volwassenen.
Oorzaken en gevolgen
Criteria
Bij ARFID zijn drie typen te onderscheiden (zie ook het referaat op pag. 19). Ten eerste is het mogelijk dat het hongergevoel van een kind ontbreekt, al dan niet veroorzaakt door medicatie, waardoor het geen interesse in eten heeft. Ook kan sprake zijn van een onder- of overgevoeligheid voor sensorische prikkels, zoals bij autisme, met als gevolg dat een kind bijvoorbeeld de aandacht niet bij het eten kan houden of de smaak, textuur of temperatuur van voeding als onaange-
ARFID leidt niet tot een verstoord lichaamsbeeld en kan dus in principe niet gepaard gaan met anorexia of boulimia nervosa. Ook mag de stoornis niet worden verklaard door een gelijktijdig optredende somatische of psychische stoornis. Verder is een erfelijke component niet aangetoond. Wel komt ARFID meer voor bij kinderen en verstandelijk gehandicapten, net als bij kinderen met autismespectrumstoornissen.
Sinds 2013 is ARFID opgenomen in de DSM-5: het diagnostisch handboek van psychiatrische aandoeningen. Er zijn vier belangrijke criteria bij kinderen: de groei in lengte en gewicht blijft achter, en/of er is sprake van aanzienlijke tekorten aan voedingsstoffen, en/of er ontstaat zonder lichamelijke reden afhankelijkheid van medische of sondevoeding, en/of het eetgedrag heeft negatieve gevolgen op psychosociaal vlak, zoals een sociaal isolement of depressieve gevoelens.
Loes Veenje-Smits, kinderdiëtist bij Seyscentra, ziet in de praktijk regelmatig dat AFRID samengaat met slaap- en zindelijkheidsproblemen. 'De eetstoornis kan samengaan met achterstanden op andere gebieden, zoals de motoriek. Bepaalde karaktertrekken kunnen ARFID uitlokken, vaak gaat het om gevoelige kindjes met een sterke eigen wil'. vertelt ze.
Loes Veenje-Smits, kinderdiëtist bij Seyscentra
Voeding & Visie jaargang 36, nummer 2 2023
13
Strijd aan tafel heeft veel impact op het gezinsleven.
naam ervaart. Tot slot kan angst een rol spelen, bijvoorbeeld doordat een kind associaties heeft met braken na het eten van bepaald voedsel, zoals in geval van een voedingsallergie. Denk aan kinderen die na verstikking of een ernstig braakincident bepaald voedsel of zelfs vast voedsel in het algemeen weigeren.
Bij weinig eten blijven de lengtegroei en het lichaamsgewicht achter en bij selectief eten kunnen tekorten aan nutriënten optreden. In de praktijk valt dit erg mee, is de ervaring van Veenje-Smits. 'We berekenen de voedingsinname en letten op tekorten. Als er reden voor is checken we ook de bloedwaarden. Tekorten aan nutriënten kunnen gepaard gaan met gezondheidsklachten. Zo kan een beperkte inname van voedingsvezels leiden tot obstipatie. Maar het verbaast me altijd dat veel bloeduitslagen minder afwijkend zijn dan je zou verwachten. Tegelijkertijd geven ouders aan dat hun kind vaak moe of ziek is, waardoor het bijvoorbeeld niet meedoet aan de gymles. Het eetpatroon heeft dus wel degelijk effect op het energie- en weerstandsniveau.'
Aan de eetrestrictie kunnen niet-rationele redenen ten grondslag liggen, zoals kleur of consistentie. Veenje-Smits: 'Kinderen vinden blanke voeding vaak gemakkelijk om te eten, zoals witte pasta of witbrood. Ook krokant voedsel, zoals friet, accepteren ze sneller, dan voeding die heel smeuïg is of verschillende consistenties heeft. Verder vinden veel kinderen pitjes lastig om te eten.'
Multidisciplinaire behandeling
Bij SeysCentra wordt een multidisciplinair team samengesteld, onder leiding van een gedragswetenschapper. Dit is
Bij de vroege opsporing speelt de huis- of kinderarts een belangrijke rol. De huisarts kan ouders en kinderen verwijzen naar een kinderarts in een ziekenhuis. De kinderarts kan verwijzen naar SeysCentra als de problematiek niet in de eersteen tweedelijn behandeld kan worden.
Voeding & Visie jaargang 36, nummer 2 2023
kan een pedagoog of behandelaar met een psychologische achtergrond zijn, die kan analyseren waarom een kind voedsel weigert. Het team wordt naast de kinderarts aangevuld met een diëtist, logopedist en soms ook een fysiotherapeut. De zorgverleners in SeysCentra kijken aan het begin van de behandeling eerst wat een kind wél kan eten. Vaak is het eerste doel om een kind meer te laten eten van de producten die het al kent om te komen tot een betere voedingstoestand. Veenje-Smits: 'Insteken op een voeding die voldoet aan de Richtlijnen goede voeding is in eerste instantie te veel gevraagd. Als een kind heel angstig is, kijken we wat uitlokkende factoren zijn in het voedingspatroon en proberen we dit ongemak weg te nemen. Is er sprake van sensorische gevoeligheid, dan kijken we wat goed gaat en wat iets moeilijk maakt, wat gemakkelijk te veranderen is en wat aansluit bij de smaak van een kind. Onze insteek is heel praktisch.' Dat neemt niet weg dat ook voor diëtisten in de eerste lijn een rol is weggelegd als het gaat om ARFID, vindt de kinderdiëtist. 'Het is mooi als minder complexe problematiek ook in de eerste lijn kan worden opgevangen. Wel is het dan vaak lastiger om lijntjes te leggen met andere hulpverleners. In de toekomst kan hier een rol zijn weggelegd voor zgn. eetteams. De jeugdgezondheidszorg (JGZ) of huisarts kan hier dan naar verwijzen.' In het algemeen benadrukt ze het belang van samenwerking. 'Het beeld bij ARFID is heel wisselend. Je hebt een goede blik nodig als diëtist; hoe veilig is de behandeling en kan ik dit zelf of heb ik er anderen bij nodig? In het algemeen ben ik een voorstander van samenwerken.'
Stappenplan
'De behandeling bij SeysCentra hangt sterk af van wat er speelt', vertelt Veenje-Smits. 'Met een bio-psychosociaal model kunnen risicofactoren en instandhoudende factoren in kaart worden gebracht. Het is heel individueel bepaald wat in de dieetbehandeling de eerste prioriteit heeft. Is er echt
14
te veel risico voor achterblijven in groei, dan is sondevoeding mogelijk. Dit kan er ook voor zorgen, dat er geen druk op het eten ligt. Maar het inbrengen van een neus-maagsonde is niet prettig voor het kind, dus dat moet je als behandelaar goed overwegen. En uiteraard willen we een kind niet sondeafhankelijk maken. Daarom spreken we in dat geval op voorhand af wanneer de sondevoeding wordt gestopt, bijvoorbeeld wanneer een streefgewicht is bereikt. Een alternatief is om voeding te verrijken door dieetpreparaten toe te voegen, al ligt dat bij kinderen met autisme moeilijk.'
Bij oudere kinderen wordt gewerkt met cognitieve gedragstherapie: de eerste vier weken via een dagbehandeling en daarna via een ambulant na-traject. De therapie is gericht op de overtuigingen die een kind heeft rondom eten. 'Een kind kan bijvoorbeeld de overtuiging hebben "Als ik warm moet eten ga ik spugen en iedereen vindt mij dan raar." We oefenen dan om toch een hapje te nemen bij de warme maaltijd. Daarna vragen we "Is er gebeurd wat jij dacht?" Zo geven we het kind positieve ervaringen die we verder uitbouwen.' Het ambulante na-traject gaat vaak via beeldbellen. De gedragswetenschapper geeft huiswerk mee aan de ouders, totdat de doelen zijn behaald. Het streven is om de behandeling in een paar maanden af te ronden.
Jonge kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar krijgen vaak een dagbehandeling. Dit kan enkele maanden duren. 'Ze gaan dan elke dag naar een behandelcentrum, vergelijkbaar met een kinderdagcentrum, waar het kind een programma krijgt dat erop is gericht om het eetgedrag positief te conditioneren. Dit kan een slikprogramma zijn om dikvloeibare voeding te leren eten. Dit programma bestaat uit twaalf opeenvolgende stappen, waarbij wordt begonnen met wat een kind nog wel accepteert. Denk aan het leggen van een vinger op de mond of een druppel water op de tong. Het kind wordt beloond met bijvoorbeeld een spelletje, favoriete voeding of een knuffel.'
Strijd aan tafel
Strijd aan tafel is een belangrijk thema, weet ze. 'Je ziet vaak wanhoop bij ouders, en ouders doen dan gekke dingen. Elke dag friet halen bijvoorbeeld. Soms is een ontspannen eetsituatie niet meer mogelijk. Bij oudere kinderen kan dat gezellig praten zijn tijdens de maaltijd, bij jonge kinderen positieve aandacht geven en positief gedrag belonen, zoals hapjes nemen en niet te veel treuzelen. Negatief gedrag kun je juist
Hoe jonger de kinderen, hoe groter de betrokkenheid van de ouders bij de behandeling. De eerste stapjes op het behandelcentrum worden gezet zonder de ouders, maar zo gauw het mogelijk is, worden de ouders betrokken. Zij kunnen bijvoorbeeld van achter een scherm meekijken en gaan op een gegeven moment ook eten geven. Bij oudere kinderen is het van belang dat het kind zelf verantwoordelijkheid krijgt voor zijn eetgedrag. Veenje-Smits: 'We kijken wat past bij het ontwikkelingsniveau van het kind en wat past binnen het gezin. Het gaat dan vooral om hoe het eten wordt aangeboden.'
ARFID is een complex ziektebeeld met verstrekkende gevolgen" "
beter niet veel aandacht geven.' De ouders kunnen meekijken hoe de gedragsdeskundige dit doet. Andersom kijkt de gedragsdeskundige thuis mee als ouders het geleerde in de praktijk gaan brengen en coacht deze ouders daarbij op afstand.
Uiteindelijk slaagt de behandeling bij zo'n tachtig procent van de kinderen. Dat wil zeggen dat ze gevarieerde dikvloeibare of vaste voeding kunnen eten en daarmee voldoen in hun voedingsbehoefte. Tegelijk geldt: eten kan een "taakje" blijven. 'Bijvoorbeeld als er sprake is van een onderliggende oorzaak, zoals autisme. Bij een aandoening als cystic fibrosis past het bij het medische beeld dat iemand af en toe medische voeding nodig blijft hebben. Dan is de behandeling toch geslaagd en is er ondanks de inzet van medische voeding geen sprake meer van ARFID. Ook komt het voor dat ouders besluiten met de behandeling te stoppen of eerst een ander probleem op te lossen, zoals een onderliggend trauma of hechtingsproblematiek.'
Duidelijk is, dat ARFID een complex ziektebeeld is met verstrekkende gevolgen wat een multidisciplinaire behandeling vergt en waarin de diëtist een belangrijke rol speelt.
Karin Lassche
In een behandelsessie oefent een kind iedere dag in kleine stapjes met nieuwe voedingsproducten.
Voeding & Visie jaargang 36, nummer 2 2023
15
Meer lezen en leren over ARFID
L. Veenje-Smits, B. F. Paes, E. L. M. Dumont en L. M. G. Feron, Avoidant Restrictive Food Intake Disorder (ARFID), Voedingskennis.nl, 25 mei 2023, Bohn Stafleu van Loghum.
Bronnen en publicaties
ARFID Position Statement, British Dietetic Association, mei 2023, https://ap.lc/XoIGr.
Rita Maris, 'Over leven met ARFID'', Uitgeverij Aldo, 2021. Rita Maris, 'ARFID te lijf!', Graviant Publishers, 2022. Rachel Bryant-Waugh, 'ARFID, A Guide for Parents and Carers', 2019. Thomas Fondelli, 'Autisme en eetproblemen', Uitgeverij Lannoo Campus, 2016.
Cursussen
Driedaagse training 'Dieetcreatie', specifiek gericht op sensorische informatieverwerking bij eten, Anders kijken naar kinderen, anderskijkennaarkinderen.nl/.
Loes Veenje is als cursusbegeleider betrokken bij de vierdaagse opleiding Eetproblemen met jonge kinderen van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN), waarin onder meer ARFID aan bod komt. www.han.nl/opleidingen/post-hbo/kinderdietetiekeetproblemen-kinderen/
Netwerken
De Nederlandse kinderdiëtisten hebben een werkgroep 'Kritische eters en ARFID'.
De kinderen leren op het behandelcentrum stapsgewijs orale voeding te accepteren om toe te werken naar een leeftijdsadequaat dagmenu.
Zie dietisten-eetstoornissen.nl/home.
Sinds dit voorjaar is de Nederlandse Diëtistenvereniging voor eetstoornissen opgericht en erkend door Nederlandse Vereniging van Diëtisten. De vereniging is ontstaan uit Stuurgroep Voedingsinterventie Eetstoornissen (VIE).
Nee eten! Vereniging voor Ouders van Kinderen met Chronische Voedselweigering en Sondevoeding (VOKCVS), www.nee-eten.nl.
Het boek ARFID te lijf! door Rita Maris
In het boek ARFID te lijf! gaat Rita Maris, auteur van Over leven met ARFID en Thijs lust geen ijs, journalist en moeder van twee kinderen met ARFID, opnieuw op zoek naar antwoorden op de vele vragen die zij heeft rondom de eetstoornis ARFID. Dit keer richt ze haar aandacht
FID-patiënten lijkt te lopen, maar dat autisme ook vaak een rol lijkt te spelen bij het ontstaan van ARFID. Ze wil weten waarom er een zekere mate van handelingsverlegenheid lijkt te zijn, wanneer er sprake is van ARFID als comorbiditeit. Ook gaat ze in gesprek over het onomkeerbare proces van voedingsdeficiënties, als er langdurig zeer selectief en/of restrictief wordt gegeten. Doordat de gedeelde kennis van professionals wordt gekoppeld aan bijpassende ervaringsverhalen van patiënten, wordt theoretische kennis benadrukt door praktijkervaring. Een mooie combinatie, waardoor het boek voor zowel patiënten als zorgverleners een schat aan informatie bevat.
ARFID te lijf!, ISBN 9789492593603, 16 september 2022 344 pagina's, prijs € 34,95
op pubers en (jong) volwassenen met ARFID en duikt ze nóg dieper in de verschillende verschijningsvormen van ARFID. Rita spreekt tijdens haar zoektocht met ruim tachtig zorgprofessionals en ervaringsdeskundigen.Ze wil weten hoe ARFID ontstaat, hoe de diagnose kan worden gesteld en waar patiënten terecht kunnen met hun vragen. Tijdens haar zoektocht valt het haar op dat angst als een rode draad door het leven van veel AR-
16
Voeding & Visie jaargang 36, nummer 2 2023
| 0.990152
| 378
|
<urn:uuid:2fe6d8a9-b447-455f-bbb7-636f05af7a64>
|
Aan het bestuur van
− Zorgverzekeraars en zorgkantoren
− ActiZ, Alzheimer NL, BTN, NPCF, VGVK, VNG, V&VN, ZN
− Algemene ziekenhuizen
Newtonlaan 1-41 3584 BX Utrecht
Postbus 3017 3502 GA Utrecht
T 030 296 81 11
F
030 296 82 96
E
[email protected]
I
www.nza.nl
Behandeld door
Telefoonnummer
E-mailadres
Kenmerk CI/14/46c 97354/0136343
Directie Zorgmarkten Cure
0900 770 70 70
[email protected]
Onderwerp
Datum
Beleidsregel ketenzorg dementie
19 september 2014
Geachte heer, mevrouw,
Op 9 september 2014 heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Beleidsregel ketenzorg dementie met kenmerk BR/CU-7111 vastgesteld.
Wij hebben de beleidsregel inmiddels gepubliceerd op onze website zodat zorgaanbieders en zorgverzekeraars weten welke regelingen gelden voor de zorginkoop voor 2015. De regelgeving kunt u vinden op www.nza.nl.
De beleidsregel is door de NZa onder voorbehoud van politieke besluitvorming vastgesteld. In de betreffende beleidsregel hebben wij daarom een voorbehoud opgenomen.
In deze circulaire lichten wij het beleid met betrekking tot ketenzorg dementie toe. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod:
− aanleiding van deze beleidsregel;
− uitleg over de werking van een experimenteer-beleidsregel en de declaratie op prestatieniveau in plaats van patiënt niveau;
− de beleidsregel ketenzorg dementie voorziet enkel in de continuering van netwerkstructuren;
− uitleg over de aanvraag procedure;
− de voorwaarden met betrekking tot de prestatie ketenzorg dementie.
− Aanleiding
Per 1 januari 2015 zal verpleging en verzorging worden overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw.
Het pakket aan beleidsregels en nadere regels verpleging en verzorging is op 15 juli jl. reeds (onder voorbehoud) vastgesteld. In het algemeen overleg op 3 juli jl. is door de Staatsecretaris op verzoek van partijen toegezegd een aparte prestatie voor ketenzorg dementie in de Zorgverzekeringswet (Zvw) mogelijk te maken.
Wij hebben de beleidsregel in nauw overleg met direct betrokken partijen opgesteld. Reacties, opvattingen en opmerkingen op concept versies van de beleidsregel hebben we verwerkt en heeft geleid tot aanpassingen en aanscherpingen van de beleidsregel. Uitgangspunt hierbij is dat in het overgangsjaar (2015) de bestaande netwerkstructuren voor ketenzorg dementie in stand kunnen worden gehouden. Net zoals onder de AWBZ is ketenzorg dementie in de beleidsregel vormgegeven als een kortdurend kleinschalig experiment en moeten er afspraken overeengekomen worden. Dit alles met dien verstande dat er in de Zvw andere actoren zijn, namelijk zorgverzekeraars in plaats van zorgkantoren.
− Uitleg experimenteer-beleidsregel en prestatieniveau in plaats van patiënt niveau
Ketenzorg dementie wordt in de Zvw als een experimenteer beleidsregel vormgegeven. Ketenzorg dementie kan als zodanig worden voortgezet onder kleinschalige kortdurende experimenten zoals dat reeds in de AWBZ gebeurt. Dit betekent conform de Wmg dat een experimentovereenkomst gesloten moet worden tussen één (of meerdere) zorgaanbieder(s) en één (of meerdere) zorgverzekeraar(s).
Partijen moeten een tweezijdige aanvraag indienen met daarin een experimenteerovereenkomst. De experimenteerpartijen hebben de vrijheid om in plaats van te declareren op patiënt niveau te declareren en te vergoeden op prestatieniveau. Tevens kunnen partijen een lumpsumbedrag overeenkomen in de experiment-overeenkomst. Als technische uitwerking wordt de prestatie ketenzorg dementie opgegeven met daarbij het afgesproken tarief van de prestatie. De door de NZa af te geven individuele beschikking dient als betaaltitel.
− BR ketenzorg dementie: voorziet in de continuering van netwerkstructuren
Er is jarenlang binnen de AWBZ geëxperimenteerd binnen de beleidsregel ketenzorg dementie om regionaal te komen tot samenwerkingsverbanden die tegemoet komen aan de zorgbehoefte van dementerenden en hun (informele) zorgverleners. De netwerkstructuren die hiervoor opgezet zijn, moeten ook binnen de Zvw doorgang kunnen vinden. Omdat op regionaal niveau invulling is gegeven aan de zorgketens dementie, zullen zorgverzekeraars en aanbieders vanwege maatwerk in de ketens afspraken willen maken over de projectgelden. De BR ketenzorg dementie maakt de bekostiging van de verschillende netwerkstructuren voor dementiezorg mogelijk, voor zover vallend binnen de Zvw.
De beleidsregel ketenzorg dementie faciliteert dat de bestaande netwerkstructuren onder de Zvw doorgang kunnen vinden. Hieronder valt onder andere de regiefunctie, coördinatie en dergelijke. Het risico op dubbele bekostiging van casemanagement dementie is begrensd.
Kenmerk CI/14/46c 97354/0136343 Pagina 2 van 3
In de 'Beleidsregel Verpleging en verzorging' wordt in de toelichting genoemd dat onder de aanspraak en prestaties verpleging en verzorging casemanagement valt (waaronder casemanagement dementie). Dit betekent dat voor zover de activiteiten en zorglevering aan mensen met dementie wel valt onder de 'Beleidsregel Verpleging en verzorging' geen gebruik kan worden gemaakt van de 'Beleidsregel ketenzorg dementie'.
− De aanvraag
Voordat de NZa een beschikking kan afgeven die geldt als betaaltitel moeten de experimenteerpartijen een experiment-overeenkomst aangaan. In de beleidsregel vindt u de voorwaarden waar de experiment-overeenkomst aan moet voldoen. De experimentovereenkomst wordt naar de NZa opgestuurd. De aanvraag wordt door de NZa binnen een redelijke termijn en uiterlijk binnen acht weken afgehandeld. De beleidsregel heeft een ingangsdatum van 1 oktober 2014 om er voor te zorgen dat de aanvraag procedure op tijd van start kan gaan en de beschikkingen voor 1 januari 2015 afgegeven worden. De beschikking en dus tevens het aangevraagde experiment gaat pas in op of vanaf 1 januari 2015.
− Voorwaarden prestatie ketenzorg dementie
Voorts willen wij u erop wijzen dat er een aantal voorwaarden verbonden zijn aan de prestatie ketenzorg dementie. Het moet gaan om Zvw-zorg. Voorts staat in de toelichting een uitleg van het Zorginstituut Nederland over de inhoud van de prestatie ketenzorg dementie. Om de prestatie ketenzorg dementie te declareren en te vergoeden moet dus aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Binnen deze kaders kunnen onderling afspraken worden gemaakt tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
− Heeft u vragen?
Voor vragen kunt u terecht bij onze informatielijn. De informatielijn is op werkdagen telefonisch te bereiken van 09:00 tot 14:00 op telefoonnummer 0900-7707070 (€0,05 per minuut). U kunt uw vragen ook per e-mail stellen via [email protected].
Met vriendelijke groet, Nederlandse Zorgautoriteit drs. J.C.E. Kursten unitmanager Eerstelijns Zorg en Ketens
Kenmerk
CI/14/46c 97354/0136343
Pagina
3 van 3
| 0.786687
| 1,803
|
<urn:uuid:233e2be8-9f55-4303-b5dd-9cf4f92c50ec>
|
IJSLANDS PREVENTIEMODEL IN GEMEENTE URK
IJslandse jongeren waren 20 jaar geleden nog de grootverbruikers in Europa van drank, sigaretten en drugs. Door een andere manier van preventie, gebruiken zij nu het minst van alle Europese jongeren. Vanwege de goede resultaten van het IJslands preventiemodel, onderzoekt de gemeente Urk samen met 5 andere gemeenten, het Trimbosinstituut en het Nederlands Jeugdinstituut hoe zij de IJslandse aanpak kan gebruiken.
ONDERZOEK URK
Bijna 350 jongeren van 15 en 16 jaar die op Urk naar school gaan en op Urk wonen, hebben een vragenlijst ingevuld. Hoe gaat het met deze jongeren?
MIDDELENGEBRUIK
De afgelopen 30 dagen heeft
54,1% alcohol gedronken
13,7% teveel gedronken
31,3% een sigaret gerookt
17,7% een E-sigaret gerookt
Alcoholgebruik jongeren
79,7% heeft ooit alcohol gedronken
32,4% is ooit dronken geweest
15,9% drinkt thuis alcohol
28,6% drinkt bij anderen thuis
37% drinkt in een uitgaansgelegenheid
8,5% drinkt in een jeugdhonk
24,4%
is op de leeftijd van 13 jaar of jonger begonnen met roken.
25,7%
1,5%
is op de leeftijd van 13 jaar of jonger begonnen met Cannabis
is op de leeftijd van 13 jaar of jonger begonnen met alcohol drinken.
13,9%
is op de leeftijd van 13 jaar of jonger begonnen met E-sigaretten
SCHOOL
OUDERS
Betrokkenheid van ouders
NOOIT
16%
VRIJETIJDSBESTEDING
60 minuten sporten/bewegen in de afgelopen week
1 DAG
2 DAGEN
3 DAGEN
4 DAGEN
5 DAGEN
12,6%
6 DAGEN
7 DAGEN
15,6%
18,2%
10%
7,4%
7,1%
15,7% sport 3 of meer x per week bij een vereniging/team
25,1% traint 3 of meer x per week in vrije tijd
3,7% neemt 3 of meer x per week deel aan georganiseerde activiteiten in vrije tijd
WELZIJN
79,7% voelt zich lichamelijk sterk en gezond
91,7% is gelukkig
30,5% vindt dat er veel dingen met anderen te doen is in hun wijk
36,3% wil graag in hun wijk blijven wonen als ze ouder zijn
89,9% voelt zich veilig in hun wijk
4% slaapt meer dan 9 uur
17,6% slaapt ongeveer 9 uur
35,6% slaapt ongeveer 8 uur
28,4% slaapt ongeveer 7 uur
9,7% slaapt ongeveer 6 uur
4,7% slaapt minder dan 6 uur
13%
SCHERMTIJD
STEMMING
7,5% was snel boos of geirriteerd in afgelopen week
1,8% had woedeuitbarstingen, niet onder controle
4,3% huilde snel of wilde huilen in afgelopen week
5,1% voelde zich droevig of somber in afgelopen week
2,5% werd niet meer blij van dingen doen de afgelopen week
Vragen of op de hoogte blijven?
Heb je vragen, wil je op de hoogte blijven, heb je ideeën of wil je meedenken? Mail dan naar [email protected]
| 0.799831
| 305
|
<urn:uuid:3807171f-127f-473a-a558-28dbe7dc18c1>
|
Facts Pilotprogramma
546 Coachinggesprekken
11
Gecertificeerde coaches
91
Deelnemers (coachees)
75% van de deelnemers verminderen hun stress
72% van de deelnemers verbeteren hun werk-privé balans
24 Geïnteresseerde organisaties
116 (waarvan 98% tevreden) Deelnemers 1 e symposium
3850
Unieke bezoekers website
CHALLENGE & SUPPORT PROGRAMMA FACTSHEET 2019
Ambitie Challenge & Support
Wat is Coaching?
In het dagelijks leven van de medisch professional is het moeilijk ruimte te vinden voor persoonlijke reflectie. Coaching versterkt de persoonlijke en professionele ontwikkeling, passend bij life-long learning. De ambitie van het Challenge & Support programma is om hoogwaardige coaching laagdrempelig beschikbaar te stellen voor medisch professionals (artsen, artsen in opleiding en andere beroepsgroepen). Het programma legt de focus op potentieontwikkeling; Challenge waar het kan en support indien nodig.
Succesfactoren Challenge & Support
* Ontwikkeld vanaf de werkvloer door een multidisciplinair team
* Aanmelding voor het programma is laagdrempelig en online
* Deelname aan het programma kent een actieve support door het afdelingsmanagement en opleiders binnen het specialisme
* Coaches van het hoogste niveau met kennis van zaken van de medische sector
* Vrijwillige deelname
* Zelf gekozen vraagstuk
* Effectmeting en kwaliteitsborging door wetenschappelijk onderzoek (zie andere zijde)
Toekomst Challenge & Support programma
Er is grote behoefte aan hoogwaardige coaching voor medisch professionals. De belangstelling voor de pilot onder kinderartsen (in opleiding) in het Erasmus MC – Sophia kinderziekenhuis en het LUMC – WAKZ was enorm. Er vindt uitbreiding plaats naar meer specialismen binnen het Erasmus MC en LUMC. Daarnaast is vanuit andere medisch specialistische opleidingen veel interesse in dit programma. Als eerste heeft het Concilium Pediatricum deelname geaccordeerd voor alle kinderartsen in opleiding in Nederland.
Individuele begeleiding door een professional waar in een vertrouwelijke setting bewustwording en groei in eigen mogelijkheden kan plaatsvinden door exploratie, spiegeling en reflectie. Dit leidt tot persoonlijke ontwikkeling, bewustwording van kansen in de carrière en optimale duurzame inzetbaarheid.
Opzet van het programma
• Online vragenlijst
• Deelnemer selecteert een coach
• 6 gesprekken met coach
• 10 maanden doorlooptijd
• Evaluatie
• Online vragenlijst
KWALITEITSBORGING EN EFFECTMETING DOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
Onderzoeksopzet
Pilotprogramma Challenge & Support
Medisch professionals hebben over het algemeen een beroep met hoge werkeisen: hoge werkdruk, veeleisende en emotionele patiëntencontacten en grote verantwoordelijkheid. Ondanks een hoge werkbevlogenheid is overbelasting en uitval een toenemend probleem. Toename van burn-out symptomen bij medisch professionals leidt tot verminderde patiëntveiligheid, en patiënttevredenheid ("Association between physician burnout and Patient safety" (JAMA 2018).
Volgens het Job Demands-Resources model geven hoge werkeisen een verhoogd risico op uitputting en burn-out en hebben steunende persoonlijke hulpbronnen (flexibiliteit, stresscoping, veerkracht) hierop een beschermend effect. Persoonlijke hulpbronnen kunnen versterkt worden middels coaching (Does coaching work? A meta-analysis. T. Theeboom et al. 2014).
In de pilotstudie werd coaching binnen het C&S programma aangeboden aan kinderartsen (in opleiding) in het Erasmus MC – Sophia kinderziekenhuis en het LUMC – WAKZ. Voorafgaand en na afloop vulden deelnemers een gevalideerde vragenlijst in. De controlegroep vulde dezelfde vragenlijsten in binnen een vergelijkbaar tijdsinterval, maar kreeg dit programma niet aangeboden. De controlegroep werd samengesteld uit medisch specialisten (in opleiding) neurologie en interne geneeskunde vanuit het Erasmus MC en kinderartsen (in opleiding) vanuit het Amsterdam UMC.
Job Demands-Resources Model
Job demands
Job resources
Workload
Job insecurity
Autonomy
Colleague support
In samenwerking met de afdeling Arbeidsen Organisatiepsychologie van de Universiteit van Amsterdam evalueren we middels vragen- lijstonderzoek bij deelnemers en gematchte controlegroepen het effect van coaching op het vergroten van persoonlijke hulpbronnen, het bereiken van doelen en het verminderen van stress- en burn-out klachten en uitval.
Work-family interference
Health impairment
Supervisor support
Personal resources
Psychological capital
Self-compassion
Psychological flexibility
Motivation
Burnout
Work engagement
Demerouti, Bakker, Nachreiner, & Schaufeli (2001)
Dit zeggen coachees en coaches over het Challenge & Support Programma:
Door coaching is het gelukt mijn eigen potentie zichtbaar te krijgen.
Door het C&S programma kan ik een periode met medisch specialisten (in opleiding) oplopen en hen helpen bij persoonlijke en professionele vraagstukken. Dat geeft mij steeds weer de grootste voldoening.
Aanvankelijk stond ik erg kritisch tegenover coaching; dat had ik niet nodig! Nu heb ik ervaren hoe nuttig professionele reflectie kan zijn voor een succesvolle carrière. Ik kan het iedereen aanraden.
Resultaten
De eerste onderzoeksresultaten tonen aan dat de groep die coaching heeft ontvangen (N=57 aios en medisch specialisten) significant hoger scoort op autonomie, steunende persoonlijke hulpbronnen en rapporteert minder stress & burn-out klachten en een verbeterde werk-privé balans vergeleken met de controlegroep (N=57). Dit is wereldwijd het 1 e gecontroleerde effectiviteitsonderzoek naar coaching voor medisch specialisten (Institute of Coaching Annual Conference, Harvard Medical School 2018).
Coaching
* Helpt om doelen te bereiken
* Verhoogt persoonlijke hulpbronnen relevant voor motivatie & gezondheid
* Vermindert stress & burn-out symptomen
* Verbetert herstelmogelijkheden & werk-privé balans
Vervolgonderzoek
Vervolgonderzoek richt zich op overige specialismen en beroepsgroepen binnen de zorg, bestendiging van het effect, efficiencyonderzoek (kwalitatieve analyse) en de impact op cultuur en kwaliteit van patiëntenzorg.
In de topsport is een coach van doorslaggevend belang om prestatieverlies zowel als team als geheel als bij de individuele spelers, te minimaliseren. Een sporter kan eigenlijk niet het beste uit zichzelf halen zonder deze 'spiegel'. Eigenlijk is het dan ook ontzettend raar dat door hoog opgeleide professionals, het spiegelen met een coach nog steeds als zwakte wordt ervaren en niet als noodzakelijke voorwaarde om jezelf in je kracht te houden!
| 0.802944
| 9,802
|
<urn:uuid:ea0d7dad-2049-4a06-937c-3992a6a041bc>
|
Het allereerste Vlaams competentieprofiel voor ergotherapeuten in de eerste lijn
Vanuit Ergotherapie Vlaanderen kwam de vraag om een Vlaams competentieprofiel voor ergotherapeuten in de eerste lijn op te stellen. Marine Lécharny, Kuni Vergauwen en Kathleen Empsten, lectoren en onderzoekers aan de AP Hogeschool, gingen er mee aan de slag. Het definitieve resultaat zal in de loop van 2023 uitgebracht worden, maar de eerste bevindingen delen ze al graag mee.
ook een duidelijke omschrijving van ons beroep en helpt het in besprekingen met het RIZIV en de overheid", licht Marine toe.
T ijdens een vierjarig projectmatig wetenschappelijk onderzoek (PWO) gingen Marine, Kuni en Kathleen op zoek naar wat in het Vlaams competentieprofiel voor ergotherapeuten in de eerste lijn moest komen. Dat onderzoek zit nu in de laatste rechte lijn om vervolgens de bevindingen te delen met het werkveld. De vraag voor dit profiel kwam vanuit Ergotherapie Vlaanderen. "Enerzijds heeft het tot doel om ergotherapeuten duidelijk te profileren naar andere zorgprofessionals. Anderzijds is het
Marine Lécharny, Kuni Vergauwen en
Kathleen Empsten op het WFOT congres.
14
WERKT
ergo
Het onderzoek startte met een internationale literatuurstudie. "Het is een toekomstgericht competentieprofiel", vertelt Kuni. "De Vlaamse ergotherapeut in de eerste lijn moet vandaag bepaalde competenties nog niet uitvoeren, maar binnenkort misschien wel. Vandaar dat we onze blik internationaal gericht hebben." Vervolgens werd het CanMEDS model gekoppeld aan de bevindingen uit de literatuurstudie en vonden er ook focusgesprekken plaats tussen ergotherapeuten, andere zorgprofessionals en cliënten uit de eerste lijn. "Met die resultaten maakte we een eerste versie op. Zowel beleidsmakers als ergotherapeuten uit de eerstelijnszorg konden hier hun feedback op geven. We volgden hiervoor de Delphimethode om tot een consensus en een definitief profiel te komen. Hier waren drie rondes voor nodig", vult Marine aan. "Die laatste ronde was een focusgesprek om duidelijkheid te scheppen over enkele belangrijke details."
| "Het is het allereerste Vlaamse competentieprofiel voor ergotherapeuten in de eerste lijn met als doel de zorgkwaliteit te waarborgen."
NETWERKER EN EXPERT
In het competentieprofiel werden acht rollen, negentien kerncompetenties en negentig gedragsindicatoren opgenomen. Voor de benamingen werd enerzijds gekeken naar de woordkeuzes vanuit de Vlaamse overheid over de eerstelijnszorg. Anderzijds werd het CanMEDS model gebruikt.
De acht rollen van de ergotherapeut in de eerste lijn
- Netwerker
- Communicator
- Samenwerker
- Manager
- Professional
- Levenslang lerende
- Expert
- Gezondheidsbevorderaar
Deze rollen worden aangevuld met negentien kerncompetenties en negentig gedragsindicatoren.
"Zo hebben we aan het model twee rollen toegevoegd. Die van netwerker en die van expert. Als ergotherapeut in de eerste lijn moet je jezelf namelijk gaan profileren en bekendmaken. De ergotherapeut is een generalist, maar heeft ook een specifieke expertise waarvoor hij bekend staat. Als ergotherapeut weet je wat je kan, waar je grens ligt en wanneer je moet doorverwijzen naar een andere hulpverlener", licht Kuni toe. "Daarnaast was er ook discussie over de term manager of leider. CanMEDS gebruikt sinds 2015 de term leider, maar wij kozen er bewust voor om manager te behouden omdat het beter matcht met de competentie van ondernemen." Een van de toekomstgerichte elementen in het profiel is onder meer het deelnemen van de ergotherapeut aan kwaliteitsopvolging en -verbetering en het bewaken van de kwaliteit van de praktijkvoering. "De meerwaarde van dit competentieprofiel zit absoluut in die kwaliteitsbevordering en -bewaking. Onder meer om toe te werken naar accreditering voor onze beroepsgroep", zegt Marine.
De reacties tijdens het WFOT-congres waren bijzonder positief. Heel wat ergotherapeuten uit het buitenland vonden de resultaten en discussiepunten herkenbaar. "Niet onlogisch, gezien de internationale literatuurstudie", zegt Marine nog. "Het is goed om weten dat de bevindingen en barrières van ons onderzoek overeenstemmen met de resultaten in het buitenland. We hebben met dit competentieprofiel het warm water niet uitgevonden, maar we zijn wel van een schone lei vertrokken, met Ergotherapie Vlaanderen en EDiTh als partners. Het is het allereerste Vlaamse competentieprofiel voor ergotherapeuten in de eerste lijn met als doel de zorgkwaliteit te waarborgen. Nu het profiel helemaal op punt staat, gaan we verder met de verspreiding en bewustwording ervan binnen onze beroepsgroep en officiële instanties."
WERKT
ergo
15
| 0.843629
| 40,294
|
<urn:uuid:4965e52b-0517-43a5-a909-93fb873efd4b>
|
STELLINGEN
behorende bij proefschrift
DUCTAL CARCINOMA IN SITU: THE JOURNEY TO INVASIVE BREAST CANCER
1. DCIS is een heterogene ziekte
2. Synchroon DCIS en invasief borstkanker hebben veel moleculaire overeen komsten, maar zijn niet identiek
3. Individuele risicoschatting zou een geïntegreerd onderdeel moeten zijn van het behandeltraject van patiënten met DCIS
4. DCIS bij mannen is anders dan DCIS bij vrouwen
5. Onzekerheid leidt tot overbehandeling
6. An ounce of prevention is worth a pound of cure -Benjamin Franklin
7. The more you know, the less you need - Yvon Chouinard
8. You are unique, and if that is not fulfilled, then something has been lost Martha Graham
9. He will manage the cure best who has foreseen what is to happen from the present state of matters - Hippocrates
10. You can't make decisions based on fear and the possibility of what might happen -Michelle Obama
11. Een ziekte spreekt voor ieder zijn eigen taal
| 0.908658
| 1,976
|
<urn:uuid:7c7051ab-6f83-4f9f-9927-96b07d6d6782>
|
UW PRIVACY
Voor een goede behandeling is het noodzakelijk dat ik, als uw behandelend therapeut, een dossier aanleg. Dit is ook een wettelijke plicht, opgelegd door de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO).
Uw dossier bevat aantekeningen over uw gezondheidstoestand en gegevens over de uitgevoerde onderzoeken en behandelingen.
Ook worden in dit dossier gegevens opgenomen die voor uw behandeling noodzakelijk zijn en die ik, na uw expliciete toestemming, heb opgevraagd bij een andere zorgverlener zoals bijv. uw huisarts.
Ik doe mijn uiterste best om uw privacy te waarborgen. Dit betekent onder meer dat ik :
* zorgvuldig om ga met uw persoonlijke en medische gegevens,
* er voor zorg dat onbevoegden geen toegang hebben tot uw gegevens.
Als uw behandelend therapeut heb ik als enige toegang tot de gegevens in uw dossier.
Daarnaast heb ik een wettelijke geheimhoudingsplicht (beroepsgeheim).
De gegevens uit uw dossier kunnen evt. ook voor de volgende doeleinden worden gebruikt :
* Om andere zorgverleners te informeren, bijvoorbeeld als de therapie is afgerond of bij een verwijzing naar een andere behandelaar. Dit gebeurt uiteraard alleen met uw expliciete toestemming.
* Voor het bespreken van casuïstiek uit de praktijk met collega's of intervisiegroepen. Dit gebeurt altijd anoniem en onherkenbaar.
* Indien u de factuur die u ontvangt ter declaratie indient bij uw zorgverzekeraar. Dan vraagt uw zorgverzekeraar om de onderstaande gegevens :
- Uw naam, adres en woonplaats.
- Uw geboortedatum.
- De datum van de behandeling.
- Een korte omschrijving van de behandeling : Consult Shiatsu, prestatiecode 24102
- De kosten van het consult.
Als ik vanwege een andere reden gebruik wil maken van uw gegevens, dan zal ik u eerst informeren en expliciet om uw toestemming vragen.
Een klein deel van de gegevens uit uw dossier wordt gebruikt voor mijn financiële administratie zodat ik een factuur kan opstellen.
PRIVACY OP GEBRUIK EMAILADRES EN TELEFOONNUMMER
In uw dossier staan ook uw contactgegevens zoals telefoonnummer en emailadres.
Uw telefoonnummer wordt enkel gebruikt met betrekking tot het bevestigen, herinneren, wijzigen, annuleren, verifiëren of informeren van gemaakte afspraken.
Uw emailadres zal alleen met uw toestemming worden gebruikt voor onderstaande redenen:
* Om u te informeren over relevante informatie m.b.t praktijkvoering of behandeling.
EXPLICIETE TOESTEMMING
Hieronder geeft u aan mij, als uw behandelend therapeut, expliciet toestemming om uw persoonsgegevens te mogen gebruiken voor onderstaande doeleinden.
U behoudt daarbij het recht om een eerder afgegeven uitdrukkelijke toestemming in te trekken en uw gegevens te laten verwijderen.
Ik, de cliënt, :
□ geef toestemming (JA)
□ geef geen toestemming (NEE)
aan de therapeut om mijn persoonsgegevens vast te leggen in een cliëntendossier.
Ik, de cliënt, geef toestemming aan de therapeut om gegevens uit mijn cliëntendossier voor de volgende doeleinden te gebruiken :
□ Om mijn huisarts te informeren dat een shiatsu behandelplan is opgestart (JA)
Naam huisarts…………………………………………….. te ………………………………
Te communiceren reden ……………………………………..
Ik ben een groot voorstander van een heldere communicatie richting huisarts. Voor uw relatie is het wellicht belangrijk. Voor mijn praktijk is het belangrijk om shiatsu therapie meer op de kaart te krijgen. Samenwerking met de reguliere zorg helpt daar zeker bij. Uiteraard is het geheel aan u om hierover te beslissen.
□ Om andere zorgverleners te informeren (JA)
□ Voor het geanonimiseerde gebruik tijdens intercollegiale toetsing (JA)
□ Voor het opstellen van een factuur / zorgnota (JA)
Ik, de cliënt, :
□ geef toestemming (JA)
□ geef geen toestemming (NEE) aan de therapeut om mijn emailadres te gebruiken.
□ heb zowel de Privacy Verklaring als de "Algemene Voorwaarden" ontvangen waar deze Privacy Verklaring een onderdeel van is (JA)
Naam cliënt ……………………..………………………. Handtekening………………………….
Naam therapeut ………………………………………… Handtekening………………………….
Datum ……………………………………………………..……
| 0.987166
| 638
|
<urn:uuid:1f40ec33-3e9f-4628-a2b1-7dea49996a45>
|
stellingen behorende bij het proefschrift
Postpartum Psychosis: Treatment, follow-up and immunological parameters
1. Behandeling van een postpartum psychose met lithium zorgt voor minder terugval in de eerste 9 maanden postpartum (dit proefschrift).
2. Vrouwen herstellen over het algemeen goed na een postpartum psychose, 9 maanden postpartum rapporteert het merendeel goed functioneren op meerdere gebieden (dit proefschrift).
3. De vooruitzichten na het doormaken van een eerste postpartum psychose zijn beter dan uit voorgaande onderzoeken is gebleken (dit proefschrift).
4. Een postpartum psychose en bipolaire stoornis zijn twee verschillende ziektebeelden binnen hetzelfde spectrum (dit proefschrift).
5. Immunologisch gezien is een postpartum psychose een uniek psychiatrisch ziektebeeld (dit proefschrift).
6. Ten aanzien van het voorkomen van drop-outs in het onderzoek is het belangrijk een goede band op te bouwen met de onderzoekspopulatie.
7. Aan het eind van het onderzoek, weet je hoe je het had moeten doen.
8. Een proefschrift schrijven vergroot de creativiteit, flexibiliteit en doorzettingsvermogen en is zodoende een goede basis voor de rest van de carrière.
9. Het hebben van een huisdier zorgt voor een betere fysieke en psychische gezondheid.
10. Het slechts vergoeden van bepaalde psychiatrische diagnoses door de verzekeraar is nutteloos en zorgt voor over diagnostisering van ziekten die wel vergoed worden.
11. Moeder worden voelt als continue bereikbaarheidsdienst, zonder inwerken en zonder supervisie (eigen ervaring).
| 0.768027
| 3,833
|
<urn:uuid:80ff8716-899f-4a79-b2a6-0a6477af707b>
|
Randvoorwaardelijke implicaties JGZ-richtlijn Voeding en eetgedrag
In dit document wordt beschreven welke veranderingen en aanpassingen worden verwacht dankzij de invoering van deze JGZ-richtlijn. Bijvoorbeeld wat is het verschil tussen de huidige werkwijze en de werkwijze die wordt aanbevolen in de richtlijn? Welke organisatorische aanpassingen zijn nodig om de richtlijn uit te kunnen voeren, wat zijn de benodigde financiële om dit te realiseren?
Tabel 1 Mate van verandering en aanpassing JGZ-richtlijn Voeding en eetgedrag
Toelichting
1. Mate van verandering in professioneel handelen
Hierbij is gekeken naar het verschil tussen de huidige werkwijze en de werkwijze die wordt beschreven in de richtlijn. Hoe groter het verschil hoe meer bijscholing nodig zal zijn.
De beschreven werkwijze in de richtlijn komt grotendeels overeen met de huidige werkwijze. Er zijn een paar veranderingen:
- Advisering omtrent starten met bijvoeding bij borst- of kunstvoeding is iets aangepast op basis van actuele evidence.
- Er is een toegenomen aandacht voor pedagogische advisering.
- Criteria voor verwijzing van eetproblemen zijn in het kader van de nieuwe richtlijn opgesteld, evenals somatische alarmsymptomen voor verwijzing naar de kinderarts.
2. Mate van benodigde praktische en organisatorische aanpassingen
Hier wordt aangegeven welke organisatorische aanpassingen JGZ-organisaties nodig zijn om ervoor te zorgen dat JGZ-professionals de richtlijn kunnen uitvoeren of welke knelpunten te verwachten zijn die om een organisatorische aanpassing vragen.
Deze zijn nauwelijks te verwachten, zie punt 1. De JGZ professional dient wel kennis te nemen van de veranderingen.
3. Mate van benodigde financiële middelen
Bovenstaande punten zijn van invloed op de benodigde financiële middelen (ook voor eventuele extra menskracht en tijd). Het gaat hierbij om financiering voor onderstaande activiteiten of materialen.
Om met de richtlijn te kunnen werken, moet deze gelezen worden en is aansluitend inhoudelijke scholing (bij voorkeur gevolgd door regelmatige 'opfrismomenten') wenselijk. Bij zwaardere problemen zal extra benodigde consulttijd van naar schatting 9 minuten nodig zijn. Verder is er tijd nodig voor de follow-up na begeleiding of verwijzing.
| 0.837379
| 4,923
|
<urn:uuid:cac4ef14-1f90-4a2c-8040-864696464c23>
|
OP KINDEREN, JONGEREN EN JONGVOLWASSENEN
Specifieke doelgroepen
Jonge kinderen, kinderen, jongeren en jongvolwassenen zijn een heterogene groep. Sommigen bleven minder op de radar dan anderen tijdens de coronapandemie.
INHOUD
DE DIVERSITEIT VAN PERSONEN TUSSEN 0 EN 25 JAAR MOET WORDEN ERKEND
2 PERSONEN TUSSEN 0 EN 25 JAAR IN BEPAALDE SITUATIES BLEVEN ONDER DE RADAR
3 JONGE KINDEREN KWAMEN ONVOLDOENDE AAN BOD
LEGENDE
SYMBOLEN
aanbeveling
ontbrekende informatie
LEEFTIJD DOELGROEPEN
jonge kinderen
0-6 jaar
kinderen
6-12 jaar
jongeren
12-18 jaar
jongvolwassenen
18-25 jaar volwassenen
18+
ACHTERGROND
Deze overzichtstudie brengt een brede waaier aan onderzoeken in kaart met betrekking tot de impact van de coronamaatregelen op (jonge) kinderen, jongeren en jongvolwassenen. Aan de hand van een systematische verzameling van en oproep naar relevant onderzoek biedt deze overzichtstudie inzicht in de wisselwerking tussen de genomen coronamaatregelen en de leefwereld van personen tussen 0 en 25 jaar.
In totaal werden 964 onderzoeken gescreend, waarvan 105 geaccepteerd werden voor verdere analyse. Daarnaast werden 10 onderzoeken toegevoegd die gekend waren bij de onderzoekers. De systematische literatuurstudie liep van maart tot en met juni 2022.
KeKi en JOP organiseerden ook een cocreatief kennisinitiatief, IMPULS. We werkten samen met onderzoekers, beleidsmakers en praktijkmedewerkers aan een datavisualisatie over kinderen, jongeren, jongvolwassenen. Op IMPULS hebben we kennis verbonden, legden we overeenkomsten en verschillen bloot tussen de resultaten en inzichten en detecteerden we blinde vlekken.
De bevindingen worden verdeeld over verschillende thema's:
GEZONDHEID
SPECIFIEKE DOELGROEPEN
ONDERWIJS & WERK
WONEN EN BUURTBELEVING
SOCIALE MEDIA
VRIJE TIJD
GEWELD & CONFLICT
Het is op basis van de huidige onderzoeksresultaten moeilijk om algemene conclusies te trekken over de impact van de coronamaatregelen op personen tussen 0 en 25 jaar. Bovendien blijft de langetermijnimpact onduidelijk. Er moet hiervoor meer gevarieerd onderzoek gebeuren naar de coronamaatregelen.
Details over de onderzoeken staan in de voetnoten. Elk onderzoek kadert binnen een bepaalde context: de geldende coronamaatregelen, de bevraagde groep van (jonge) kinderen, jongeren en jongvolwassenen, de onderzoeksvraag en de gehanteerde methodologie. Het is belangrijk om aandacht te hebben voor de specificiteit van elk individueel onderzoek. Om die reden moeten vergelijkingen tussen onderzoeken met voorzichtigheid gelezen worden. Bij onduidelijkheid over de onderzoeksmethode, wordt dit aangegeven in de voetnoot met vierkante haakjes ([]).
Specifieke doelgroepen
De impact van de coronamaatregelen was uiteenlopend voor (jonge) kinderen, jongeren en jongvolwassenen. Er was echter onvoldoende aandacht voor deze diversiteit onder de doelgroep 0 tot 25 jaar. Zeker wat jonge kinderen betreft, werd er zeer weinig onderzoek uitgevoerd.
DE DIVERSITEIT VAN PERSONEN TUSSEN 0 EN 25 JAAR MOET WORDEN ERKEND
(Jonge) kinderen, jongeren en jongvolwassenen waren, zeker in het begin van de pandemie, een vergeten groep bij het opstellen van de coronamaatregelen. 1 Wanneer er wel oog was voor (jonge) kinderen, jongeren en jongvolwassenen, werden ze vaak gezien als een homogene groep, en werd er weinig rekening gehouden met hun specifieke levensomstandigheden. 2
Personen tussen 0 en 25 jaar zijn divers, zowel op vlak van leeftijd als de situatie of context waarin ze zich bevinden. 3 Bepaalde factoren, zoals het onderhouden van belangrijke sociale contacten, beschermden tegen de negatieve impact van de coronamaatregelen, terwijl andere factoren, zoals een kleine leefruimte, deze negatieve impact versterkten. 4
1- Zie bv. Eva Rens e.a., 'Mental Distress and Its Contributing Factors Among Young People During the First Wave of COVID-19: A Belgian Survey Study', 28/01/2021.Methode: Online survey waaruit een subsample werd genomen. Respondentengroep: personen tussen 16-25, 78% vrouw en 67% student. Respondentenaantal: 2008. Geen toevalssteekproef. Niet representatief. Geografische scope: België. Onderzoeksperiode: 20/03/2020-3 weken later (3/4/2020).
2, 3- Elke Van Hoof e.a., 'Living Document I: Belgian mental health (care) data repository Version 7', 16/06/2021. Methode: Systematische analyse waarbij de bevindingen van resultaten besproken worden en er een algemene conclusie genomen wordt. Hier worden alle studies samen besproken. Geografische scope: België. Onderzoeksperiode: 2020-2021
4- Hoge Gezondheidsraad, '2020 BELGIAN MENTAL HEALTH(CARE) DATA REPOSITORY ON COVID-19 infografiek'. Methode: Versie 1-6 van het BMHDR wordt samengevat in een infografiek. Geografische scope: België. Onderzoeksperiode: 2020.
PERSONEN TUSSEN 0 EN 25 JAAR IN BEPAALDE SITUATIES BLEVEN ONDER DE RADAR
Er bestond in onderzoek onvoldoende aandacht voor doelgroepen in specifieke situaties of contexten. Tijdens het IMPULS evenement werden enkele vergeten doelgroepen geïdentificeerd. Het betreft bijvoorbeeld schoolverlaters en jongeren en jongvolwassenen die pas op de arbeidsmarkt kwamen, LGBTQIA+ personen, personen tussen 0 en 25 jaar met een moeilijke thuissituatie, een migratieachtergrond of (een voorgeschiedenis van) mentale gezondheidsproblemen of een combinatie van voorgaande. Ook "niet-georganiseerde" (niet verbonden aan een formele (jeugdwerk)organisatie) kinderen, jongeren en jongvolwassenen waren zelden onderwerp van onderzoek. Personen tussen 0 en 25 jaar in institutionele zorg werden ook vaak niet opgenomen in onderzoek.
?
Voorlopig lijkt een diepgaande analyse van de impact van de coronamaatregelen op deze vergeten doelgroepen te ontbreken.
Een belangrijke kanttekening hierbij is dat heel wat onderzoek gebeurde op basis van online bevragingen. Dat wil zeggen dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen met beperkte of geen toegang tot het internet, zelden bereikt werden met het huidige coronaonderzoek. 5 De doelgroepen die vergeten waren in onderzoek tijdens de coronapandemie zijn overwegend (jonge) kinderen, jongeren en jongvolwassenen die ook al voor de pandemie moeilijk in beeld kwamen vanuit onderzoek en verbinding missen met de bredere samenleving. 6
5- IMPULS evenement en analyse van de verschillende methodes gebruikt in het onderzoek. Hierop bestaan enkele uitzonderingen, zoals Uit de Marge, ' De impact van de COVID-19-maatregelen op kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties', mei 2020, p. 31. Methodologie: Bevraging. Respondentengroep: kwetsbare kinderen en jongeren via de jeugdwelzijnswerkers. Respondentenaantal: 2,412 kinderen en jongeren uit 35 gemeenten [gemakssteekproef]. Geografische scope: Vlaanderen en Brussel. Onderzoeksperiode: 2020 en KRC, KiReCO en KeKi, 'Kinderrechtenperspectief in de coronacrisis', 25/05/2020. Methodologie: Online bevraging. Er is een aparte vragenlijst voor kinderen ouder dan 12 jaar. Respondentengroep: Aandacht voor kwetsbare groepen. Ook kinderen jonger dan 8 (3901) en ouder dan 18 (6024) vulden de enquête in. Deze resultaten worden apart gerapporteerd indien zinvol. Ook de resultaten van de respondenten die niet alles invulden worden mee opgenomen indien nuttig. Dit wordt telkens duidelijk aangegeven. Respondentenaantal: 17,335 kinderen tot 12 jaar en 26,675 jongeren vanaf 12 jaar. Totaal 44,030. 1/16 van de kinderen en jongeren in Vlaanderen. Niet representatief, maar wel zo representatief mogelijk [Gemakssteekproef]. Geografische scope: Vlaanderen. Onderzoeksperiode: 11/05/202017/05/2020.
6- IMPULS evenement.
JONGE KINDEREN KWAMEN ONVOLDOENDE AAN BOD
Jonge kinderen hebben een andere ervaring dan kinderen, jongeren of jongvolwassenen. Ze zijn afhankelijker van hun opvoedingsverantwoordelijken en nog niet schoolplichtig. 7?
Praktijkwerkers hebben het aanvoelen dat sinds de coronapandemie meer jonge kinderen een achterstand hebben op vlak van taal en bij het lopen. 8
Toch weten we vanuit onderzoek weinig over de impact van het sluiten van de kinderopvang op de ontwikkeling van jonge kinderen 9 én de impact van de coronamaatregelen op de eerste 1000 dagen van een kind. 10
Gevoerd onderzoek gebeurde vaak indirect via de ouder. Dit valt te verklaren door de moeilijkheid om online bevragingen te voeren bij jonge kinderen. Ook voor de coronapandemie gebeurde er al weinig onderzoek naar het mentaal welbevinden van jonge kinderen. 11
7- Christine Bergmann e.a., 'Young children's screen time during the first COVID-19 lockdown in 12 countries', 7/02/2022. Dit onderzoek is niet ontvankelijk volgens de zoekmethode toegepast, aangezien er geen data gebruikt is uit Vlaanderen.
8, 9- IMPULS evenement.
10, 11- Hoge Gezondheidsraad, "PSYCHOSOCIALE OPVANG TIJDENS DE COVID-19 PANDEMIE -KINDEREN & JONGEREN", juli 2021. Methode: Analyse van internationale literatuur, inventaris van Belgische gegevens (BMHDR), feedback van professionals uit het veld en discussies binnen een werkgroep. Geografische scope: België. Onderzoeksperiode: onduidelijk.
OUDERS VAN JONGE KINDEREN HEBBEN HET MOEILIJK TIJDENS DE CORONAPANDEMIE, WAT EEN WEERSLAG HEEFT OP DE ALLERJONGSTEN
58%
van de professionelen zei gezondheidszorg op afstand te gebruiken. Dit gaat bijvoorbeeld over online geboortelessen, postnatale zorg via de telefoon en online psychosociale zorg
Uit eerder onderzoek bleek al dat het welzijn van ouders van cruciaal belang is voor de veerkracht van kinderen. 12 (Toekomstige) moeders gaven ook in ander onderzoek aan meer angstgevoelens en stress te hebben sinds de coronapandemie. 13
Onderzoek toonde aan dat toegang tot groene ruimtes in de nabije omgeving, kan leiden tot lagere stressniveaus bij jonge moeders. Dit kan een impact hebben op het mentaal welzijn van het hele gezin. 14 Dit was onafhankelijk van het stressniveau van de moeder voor de coronapandemie of van socio-economische factoren. 15
Het voortzetten van de perinatale zorg voor moeders en baby's was geen prioriteit in het begin van de coronapandemie. Professionelen zetten vaker in op gezondheidszorg op afstand bij perinatale zorg. 58% van de professionelen zei gezondheidszorg op afstand uit te voeren. Dit gaat bijvoorbeeld over online geboortelessen, postnatale zorg via de telefoon en online psychosociale zorg. Gezondheidszorg op afstand bracht ook verschillende beperkingen met zich mee. Zo kon er niet steeds een gelijke kwaliteit gegarandeerd worden. Bovendien konden niet alle doelgroepen even gemakkelijk bereikt worden via gezondheidszorg op afstand. 16 Het ontbrak aan voldoende richtlijnen over de perinatale zorg in de coronapandemie. 17
12- Verolien Cauberghe e.a., 'Children's resilience during Covid-19 confinement. A child's perspective–Which general and media coping strategies are useful', Journal of Community Psychology, 27/09/2021. Methodologie: Online bevraging. Respondentengroep: Nederlandstalige Belgische kinderen tussen 9 en 13 jaar. Aantal respondenten: 667 [gemakssteekproef]. Geografische scope: Vlaanderen. Onderzoeksperiode: 31/4/2020 - 24/5/2020.
13- Michael Ceulemans e.a., 'Vaccine Willingness and Impact of the COVID-19 Pandemic on Women's Perinatal Experiences and Practices-A Multinational, Cross-Sectional Study Covering the First Wave of the Pandemic', 24/03/2021. Methode: Cross-sectional anonieme online studie. Respondentengroep: 6 landen. Vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven (4 weken na de bevalling in B) en ouder dan 18 zijn; mochten deelnemen. 44% van de antwoorden kwamen uit België. Respondentenaantal: 16,063 vrouwen (6661 zwanger en 9402 borstvoeding). Niet longitudinaal, niet representatief.[Gemakssteekproef]. Geografische scope: België, Noorwegen, Nederland, Zwitserland, Ierland en het VK. Onderzoeksperiode: april-juli 2020, in B tussen 10/04/2020 en 31/05/2020. Elke Van Hoof e.a., 'Living Document I: Belgian mental health (care) data repository version 5', Zenodo, 7/05/2021. Methode: Systematische analyse waarbij de bevindingen van resultaten besproken worden en er een algemene conclusie genomen wordt. Hier gaat het om de onderzoeken met het laagste niveau van bewijs. Geografische scope: België. Onderzoeksperiode: 2020 (eerste en tweede lockdown).
14, 15- Stijn Vos e.a., 'Residential green space is associated with a buffering effect on stress responses during the COVID-19 pandemic in mothers of young children, a prospective study', 4/01/2022. Methode: Bevraging en statistische analyse. Respondentengroep: deelnemers van de ENVIRONAGE birth cohort (een dataset van moeders in Limburg, ° 2011). Aantal respondenten: 766 jonge moeders.[Toevalssteekproef].Niet representatief. Geografische scope: Vlaanderen (Limburg). Onderzoeksperiode: December 2020 - mei 2021.
16- Anna Galle, 'A double-edged sword—telemedicine for maternal care during COVID-19: findings from a global mixed-methods study of healthcare providers', 10/02/2021. Methode: Online survey. Cross-sectional repeated (dit zijn de bevindingen van de tweede bevraging). Respondentengroep: moeder en baby zorgmedewerkers. Respondentenaantal: 1060. Gemakssteekproef. Geografische scope: Wereldwijd - 70 landen, incl. België. Onderzoeksperiode: 5/07/2020-10/09/2020.
17- Aline Semaan e.a., 'Voices from the frontline: findings from a thematic analysis of a rapid online global survey of maternal and newborn health professionals facing the COVID-19 pandemic', 5/06/2020. Methode: Online cross-sectional bevraging. Respondentengroep: gezondheidsprofessionals. Respondentenaantal: 714 professionals. Niet representatief.[Gemakssteekproef]. Sneeuwbalsteekproef. Geografische scope: 81 landen, waarvan 63% hoge inkomstenlanden (incl. België). Onderzoeksperiode: 24/03/202010/04/2020.
SPECIFIEKE DOELGROEPEN
40%
van de moeders ervaarde een verstoord medisch toezicht tijdens de zwangerschap tijdens de coronapandemie
10%
van de moeders stopten met borstvoeding geven o.w.v. de pandemie
50% van de moeders gaf langer borstvoeding
Er werden verschillende maatregelen genomen die niet noodzakelijk gebaseerd waren op wetenschappelijke argumenten en vaak zelfs niet nodig ter bescherming van moeder, baby en personeel tegen COVID-19. 18 Er waren striktere regels in de kraamafdeling. 19 Uit een internationaal onderzoek bleek dat partners uitgesloten werden op verschillende niveaus tijdens de kraamzorg of dat er significante limieten waren op het contact dat een moeder kon hebben met haar pasgeboren baby. Dit is niet in overeenstemming met de belangen van de moeder, de baby en de familie. 20 Een Belgische studie toonde aan dat 40% van de moeders een verstoord medisch toezicht ervaarde in de zwangerschap tijdens de coronapandemie. 21 De borstvoedingspraktijken werden zowel negatief als positief beïnvloed. Zo vond slechts 10% dat de pandemie hun borstvoedingspraktijken aantastte of dat het virus verantwoordelijk was voor het stoppen van borstvoeding. De helft van de vrouwen gaf zelfs aan langer borstvoeding te geven. De persoonlijke situatie had hier een grote invloed op. Voor sommige vrouwen bevorderde het vaker thuisblijven de borstvoeding, terwijl dit andere vrouwen stress bezorgde. 22?
Een voorspellende studie naar vroedkunde suggereert dat er een trend was richting meer thuisbevallingen, een korter verblijf in de kraamafdeling en een stijging in borstvoeding. Dit werd nog niet bevestigd in onderzoek. 23
18- J. Lalor e.a., 'Balancing restrictions and access to maternity care for women and birthing partners during the COVID-19 pandemic: the psychosocial impact of suboptimal care', 4/08/2021. Methode: Een poll werd gevolgd door een virtuele meeting met het COST Action CA18211 netwerk. Respondentenaantal: 88 artsen en onderzoekers van 32 deelnemende landen (incl. België). Geografische scope: Europa – incl België. Onderzoeksperiode: 25 en 26 november 2021.
19- Roxanne Bleijenbergh e.a., 'Midwifery Practice and Education in Antwerp: Forecasting Its Future With Scenario Planning'1/01/2022. Methode: Structuration theory and intuitive logics scenario planning. Geografische scope: Antwerpen. Doelgroep: Vroedkundigen (in spe).
20- J. Lalor e.a., 'Balancing restrictions and access to maternity care for women and birthing partners during the COVID-19 pandemic: the psychosocial impact of suboptimal care', 4/08/2021. Methode: Een poll werd gevolgd door een virtuele meeting met het COST Action CA18211 netwerk. Respondentenaantal: 88 artsen en onderzoekers van 32 deelnemende landen (incl. België). Geografische scope: Europa – incl België. Onderzoeksperiode: 25 en 26 november 2021.
21- Obasanjo Afolabi Bolarinwa e.a., 'Mapping Evidence of Impacts of COVID-19 Outbreak on Sexual and Reproductive Health: A Scoping Review', 8/04/2021. Methode: Scoping review - literatuur review. 17 studies werden opgenomen in de analyse. Onderzoeksperiode: december 2019 - oktober 2020. Geografische scope: Wereldwijd, incl. België.
22- Michael Ceulemans e.a., 'SARS-CoV-2 Infections and Impact of the COVID-19 Pandemic in Pregnancy and Breastfeeding: Results from an Observational Study in Primary Care in Belgium', 17/09/2020. Methode: Cross-sectional studie met online survey. Respondentengroep: zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven/gaven de laatste 4 weken. Respondentenaantal: 6470. De bevraging is deel van een grotere studie. Selection bias, niet representatief.[Gemakssteekproef]. Geografische scope: België. Onderzoeksperiode: april 2020.
23- Roxanne Bleijenbergh e.a., 'Midwifery Practice and Education in Antwerp: Forecasting Its Future With Scenario Planning'1/01/2022. Methode: Structuration theory and intuitive logics scenario planning. Geografische scope: Antwerpen. Doelgroep: Vroedkundigen (in spe).
AANBEVELINGEN
Het beleid zou in pijlers van demografische groepen, zoals jongeren of jongvolwassen, moeten denken en niet enkel binnen beleidsdomeinen. Heb bij het uitwerken van maatregelen bij een pandemie voldoende aandacht voor personen tussen 0 en 25 jaar. 24
Heb voldoende aandacht voor specifieke doelgroepen in onderzoek om aan gedifferentieerde dataverzameling te kunnen doen en gevarieerde data aan het beleid te kunnen aanbieden. 25
Inzicht in het perspectief van ouders en opvoedingsverantwoordelijken is essentieel bij de impact van de coronamaatregelen op (jonge) kinderen, jongeren en jongvolwassenen. Dit is in het bijzonder het geval bij jonge kinderen. 26
24,25- IMPULS evenement.
26- Stijn Vos e.a., 'Residential green space is associated with a buffering effect on stress responses during the COVID-19 pandemic in mothers of young children, a prospective study', 4/01/2022. Methode: Bevraging en statistische analyse. Respondentengroep: deelnemers van de ENVIRONAGE birth cohort (een dataset van moeders in Limburg, ° 2011). Aantal respondenten: 766 jonge moeders. [Toevalssteekproef].Niet representatief. Geografische scope: Vlaanderen (Limburg). Onderzoeksperiode: December 2020 - mei 2021.
DE IMPACT VAN DE CORONAMAATREGELEN
OP KINDEREN, JONGEREN EN JONGVOLWASSENEN: EEN SYSTEMATISCHE LITERATUURSTUDIE
AUTEURS
Kenniscentrum Kinderrechten vzw (KeKi)
Jeugdonderzoeksplatform (JOP)
Dr. Susan Lagaert en Prof. Dr. Lieve Bradt, Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek, Universiteit, verbonden aan het Jeugdonderzoeksplatform (JOP)
Met dank aan de deelnemers van het IMPULS evenement.
OPDRACHTGEVER
Departement Cultuur, Jeugd en Media
VORMGEVING
Eline Cornelissen - www.elinecornelissen.be
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
Kenniscentrum Kinderrechten vzw (KeKi) Kon. Maria Hendrikaplein 5/201 9000 GENT
© 2022, Kenniscentrum Kinderrechten en Jeugdonderzoeksplatform, All rights reserved
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor educatieve, pedagogische en sociale doeleinden die geen commercieel oogmerk hebben, mag al het materiaal vrij gebruikt worden mits correcte bronvermelding van deze publicatie.
KENNISCENTRUM KINDERRECHTEN VZW (KEKI) – CHILDREN'S RIGHTS KNOWLEDGE CENTRE
[email protected]
www.keki.be facebook.com/KeKivzw
twitter.com/kekivzw linkedin.com/company/kenniscentrumkinderrechten
JEUGDONDERZOEKSPLATFORM (JOP)
www.jeugdonderzoeksplatform.be
twitter.com/JOPonderzoek
| 0.867917
| 663
|
<urn:uuid:5c7fb736-c9bf-4fcd-8e9e-d4d5a66002b3>
|
20
Ga voorzichtig om met mest
Mest bevordert de grasgroei, maar kan ook ziektekiemen zoals Salmonella en Paratbc bevatten. Hoe lang de ziektekiemen overleven in de mest is afhankelijk van het soort mest en de wijze van bemesten, de ziektekiem, het weer en of het gras gemaaid of beweid wordt.
Mest bevat naast nuttige stoffen voor de groei van gewassen allerlei organismen zoals bacteriën en eencelligen. De meesten zijn niet schadelijk of sterven snel af in de omgeving waarin ze terechtkomen.
Er zijn echter ook ziektekiemen die daar een uitzondering op vormen. Het gevolg daarvan is dat overal waar die besmette mest terechtkomt, de omgeving kortere of langere tijd besmet raakt. Daar kunnen dieren de infectie oppikken.
Wilt u dat risico beperken? Dan is het goed het volgende te weten:
* welke ziektekiemen die lang kunnen overleven in mest zijn er?
* welke van deze ziektekiemen komen voor op mijn bedrijf en hoe lang overleven die buiten de koe?
* welke van deze ziektekiemen komen voor in de omgeving van mijn bedrijf of op contactbedrijven (i.v.m. insleep)?
* wat gaat er gebeuren met de percelen waarop mest is uitgereden of waarop geweid is?
Overlevingstijd afhankelijk van soort mest
De overlevingstijd van de diverse ziektekiemen in mest verschilt sterk. Dit is onder andere afhankelijk van de resistentie van de kiem en de omstandigheden waarin ze terecht komen. Zo verliezen virussen over het algemeen vrij snel hun besmettelijk vermogen. Bacteriën blijven vaak enkele dagen tot soms vele maanden infectieus en eieren van parasieten kunnen vaak lange tijd besmettelijk blijven tot meer dan een jaar.
De overlevingstijd is ook sterk afhankelijk van hoe de mest bewaard of behandeld wordt en wat de omstandigheden zijn na het uitrijden. Globaal overleven kiemen het langst in vaste, niet gecomposteerde mest. Iets minder lang overleven ze in: opgedroogde mest; drijfmest; vaste, gecomposteerde mest.
Er is nog weinig bekend over de hoeveelheid ziektekiemen in vergiste mest (digestaat) uit een mestvergister. Het lijkt logisch dat het aantal levende ziektekiemen flink zal afneemt na de vergisting, maar of ze in alle gevallen helemaal verdwenen zijn is niet zeker.
Weiden of maaien?
Ook de manier van mestverspreiding en de tijd tussen het aanwenden en beweiden of maaien zijn mede bepalend. In die periode zijn de weersomstandigheden van belang. Ziektekiemen blijven langer besmettelijk bij koele, vochtige en bewolkte omstandigheden, zoals in de herfst.
Aangevoerde mest
Paratbc of Salmonella aanwezig?
Bij het uitrijden van mest op grasland, en aansluitend gebruik voor beweiding of graswinning, is het in ieder geval goed te weten of er een paratbc- en salmonella-infectie op het bedrijf aanwezig is.
Is er salmonella op uw bedrijf dan is het beter om niet binnen 60 dagen na het uitrijden van dierlijke mest die percelen te beweiden of te maaien voor het voeren van vers gras. Het is dan beter dit gras in te kuilen of te hooien en pas daarna te gebruiken voor beweiding of vers graswinning.
Paratbc-bacteriën overleven veel langer, tot wel meer dan een jaar, en kunnen ook nog lange tijd overleven in kuilgras. Is er paratbc op uw bedrijf? Laat dan geen
De risicofactoren van de mest van het eigen bedrijf staan in het artikel beschreven. Maar mest van een ander bedrijf brengt een risico op ziekteinsleep met zich mee. Denk hierbij niet alleen aan de aanvoer van mest, maar bijvoorbeeld ook aan de mest die nog in de tank van de loonwerker zit of mest uit een gemeenschappelijke mestopslag. Problemen hiermee kunt u voorkomen door die mest te gebruiken voor bouw- of maïsland.
kalveren weiden op percelen die met dierlijke mest zijn bemest. En voer ook geen kuilgras van deze percelen aan uw kalveren.
Geen infecties aanwezig? Toch oppassen
Ook bedrijven waar tot nu toe geen salmonella of paratbc is aangetoond kunnen baat hebben bij maatregelen om het risico van infectie via bemesting te beperken. Deze infecties kunnen namelijk bij beperkte omvang onopgemerkt aanwezig zijn, maar mede door overdracht via bemesting sterk toenemen.
GD Herkauwer
|
Mei 2011
|
21
| 0.785329
| 73
|
<urn:uuid:1fc31cc8-e256-47c0-86f6-0c6d20be0bcb>
|
EFT
EFT staat voor Emotional Freedom Techniques. In Nederland is
het ook bekend als EVT (Emotionele Vrijheid Technieken). Hoe het precies werkt, daar zijn de meningen over verdeeld. Maar ik durf wel te zeggen dat er veel mogelijk is met EFT. Er is niet voor niets een hele groep mensen mee bezig.
Gary Craig
EFT is ontwikkeld door Gary Craig. Hij heeft ook een website vol informatie: www.emofree.com
Verder vind je op YouTube een leuke introductievideo van hem (zoek met EFT en Gary Craig). Zo ziet de video eruit:
Wanneer EFT?
Het is methode waarbij op bepaalde acupunctuurpunten getikt wordt, waarbij men zich concentreert op een lichamelijk of geestelijk probleem. Dat probleem kan zeer
divers van aard zijn. Om enkele voorbeelden te geven: hoofdpijn, vliegangst, verdriet over een scheiding, een trauma, vermoeide spieren, een pijnlijke onderrug, een koude plek tussen de schouderbladen.
EFT kan snel werken. Zo is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat binnen een half uur een fobie van vele jaren opgelost is. Maar het is ook mogelijk dat je verschillende sessies moet houden en elke keer iets meer van het probleem afknabbelt.
Experimenteer!
De basis van EFT is gemakkelijk te leren (ik leg het je hieronder uit), waarna men er zelf volop mee kan experimenteren. Wees niet bang, probeer de techniek uit op wat je dwars zit, en ervaar of je progressie ziet. En echte fouten kan je er bijna niet mee maken. In dit document leg ik de korte versie van EFT uit. Er is een langere versie, maar vaak vinden mensen die onnodig complex.
Kijk ook eens op YouTube, daar staan heel veel EFT video's op tegenwoordig. Soms gebruikt men andere punten dan ik hier heb beschreven (ook hier is men volop aan het experimenteren).
Therapeut?
Soms kan het nuttig zijn de hulp van een goede EFT-therapeut in te roepen. Bijvoorbeeld, om samen te ontdekken wat er werkelijk achter bepaalde problemen zit en welke aspecten een rol spelen. Maar meestal kom je zelf een heel aardig eind.
De Basisprocedure (korte versie)
Stap 1
Bepaal voor welk concreet probleem je EFT wilt doen. Benoem dit probleem (als voorbeeld nemen we vliegangst). Waar hieronder "vliegangst" staat, moet je natuurlijk je eigen probleem invullen. Dat kan iets fysieks zijn (zoals een pijnlijke schouder), maar ook iets geestelijks (zoals een fobie, trauma of verslaving – denk aan een rookverslaving, angst voor spinnen, het verlies van een geliefde of een afschuwelijke ervaring die je gehad hebt).
Leef je een beetje in (stel je bijvoorbeeld voor dat je in een vliegtuig zit dat zo op gaat stijgen), en bepaal dan op een schaal van 0 tot 10 hoe ernstig je probleem dan zou zijn (hier: 0 = geen angst en 10 = maximale angst). Wanneer je een bijvoorbeeld een fysiek probleem neemt (zoals rugpijn) kan je denken aan hoe erg het soms is, of misschien heb je op dat moment rugpijn en dan schat je in hoe erg het op dat moment is (0 = geen pijn, 10 = erg veel pijn).
Stap 2
Breng de topjes van de vingers van 1 hand bij elkaar, tik daarmee stevig op het karatepunt van je andere hand (dat is het punt op je hand waarmee je bij karate een plankje zou doorslaan). Daarbij zeg je drie keer de volgende zin:
"Alhoewel ik ["erg bang ben om te vliegen"], accepteer ik mezelf volledig en totaal."
Begin dus met "Alhoewel", omschrijf dan je probleem in je eigen woorden, en zeg als laatste "accepteer ik mezelf volledig en totaal". Je eigen omschrijving van het probleem kan steeds iets anders zijn. Je hoeft zeker niet elke keer precies dezelfde woorden gebruiken.
Het maakt niet uit met welke hand je tikt, en op welk karatepunt je tikt (links of rechts is allebei prima). Ook bij de vervolgpunten kan je met je rechterhand de linkerkant van je lichaam aflopen, of met je linkerhand de rechterkant aflopen. Kies wat gemakkelijk is voor je.
Stap 3
Tik achtereenvolgens met de toppen van je vingers de volgende punten 7-8 keer snel achter elkaar, terwijl je hardop zegt: "mijn vliegangst".
- Bovenop het hoofd (gebruik alle vingers)
- Het begin van een wenkbrauw (aan de neuskant, gebruik 2 vingers)
- Op het bot net naast het oog (gebruik 2 vingers)
- Op het bot midden onder het oog (gebruik 2 vingers)
- Tussen neus en bovenlip (gebruik 2 vingers)
- Midden tussen onderlip en kin (gebruik 2 vingers)
- Waar sleutelbeen en borstbeen bijeenkomen (gebruik alle vingers of een vuist)
- Onder de arm (ongeveer 10 cm onder oksel, ter hoogte van de tepel ongeveer)
Stap 4
Kijk naar de score (0 – 10) voor je probleem, en kijk of de score naar beneden gegaan is. Herhaal Stap 3 en 4, en kijk hoe dicht bij 0 je kan komen.
Samenvatting Basisprocedure (korte versie)
Stap 1
Bepaal voor welk probleem je EFT wilt doen. Maak je probleem zo concreet mogelijk. Bepaal op een schaal van 0 tot 10 hoe ernstig je probleem is.
Stap 2
Tik met alle vingers van je hand op het karatepunt terwijl je zegt:
"Alhoewel ik [---- "omschrijf hier je probleem in je eigen woorden" ----], accepteer ik mezelf volledig en totaal."
Het maakt niet uit met welke hand je tikt, en op welk karatepunt je tikt.
Stap 3
Tik achtereenvolgens deze punten 7-8 keer snel achter elkaar, terwijl je hardop je probleem benoemd (zoals "mijn vliegangst").
- Bovenop hoofd (gebruik alle vingers)
- Begin wenkbrauw (gebruik 2 vingers)
- Naast oog (2 vingers)
- Onder oog (2 vingers)
- Onder neus (2 vingers)
- Op kin (2 vingers)
- Op sleutelbeen (alle vingers of een vuist)
- Onder de arm (2 of alle vingers)
Stap 4
Kijk naar de score (0 – 10) voor je probleem, en kijk of de score naar beneden gegaan is. Herhaal Stap 3 en 4, en kijk hoe dicht bij 0 je kan komen.
Kom later die dag of week terug naar je probleem, en kijk waar je nu staat. Herhaal de hele procedure wanneer dat nodig is (soms komen andere aspecten van een probleem naar boven waar je toen niet direct aan gedacht had).
Er is ook een langere versie van EFT. En er zijn enkele variaties mogelijk op hoe je deze kortere EFT procedure precies doet.
Veel succes
Dick Kuiper
Buteyko Therapeuten Nederland
| 0.958436
| 2,093
|
<urn:uuid:fc211c1d-d284-4443-b8c3-f1d0e28e78ae>
|
Botoxbehandeling bij overactieve kauwspieren
Patiënteninformatie
PIJNZORG
Door overactiviteit van de kauwspieren kunnen deze pijnlijk worden. Ook de kaakgewrichten, tanden en kiezen kunnen hierdoor overbelast raken en pijn gaan doen. Een botoxbehandeling kan hierbij helpen. Botox verlaagt namelijk de spierspanning waardoor pijnklachten kunnen verminderen.
In deze folder vindt u informatie over de botoxbehandeling bij overactieve kauwspieren en wat u kunt verwachten van de behandeling.
Hoe kan een botoxbehandeling helpen?
Botox verzwakt spieren door plaatselijk de zenuwimpulsen te blokkeren. Daardoor kunnen de pijnklachten door overactiviteit van de kauwspieren verminderen. Botox heet officieel 'botuline toxine type A'. Het is een natuurlijk eiwit dat wordt aangemaakt door een bacterie (clostridium botulinum). Dit eiwit werkt als een lokale spierverslapper. Botox geeft geen andere belangrijke bijwerkingen dan lokale spierzwakte. Het effect van botox is altijd tijdelijk.
Voor de behandeling
Uw arts heeft u geïnformeerd over wat de behandeling inhoudt en wat u kunt verwachten. Op de dag van de behandeling komt u op het afgesproken tijdstip naar de kliniek. U meldt u bij de balie. De behandeling vindt plaats op de pijnpoli. Zodra u aan de beurt bent, wordt u naar de behandelkamer gebracht.
De behandeling
De botox wordt geïnjecteerd in uw kauwspieren (meestal aan beide kanten) met een heel dun naaldje. U voelt kleine prikjes. Een verdoving is voor deze behandeling niet nodig.
Duur van de behandeling
De behandeling met botox duurt ongeveer 5 minuten.
Na de behandeling
* De zwelling van de spieren die is opgetreden door de overbelasting, neemt geleidelijk af. Het duurt enkele weken tot maanden voordat het effect van de behandeling voelbaar is.
* Na de behandeling blijft u nog even op de afdeling. U mag gewoon weer alles doen.
* Het effect van de botoxbehandeling is tijdelijk (meestal drie tot zes maanden).
* Na de behandeling plannen wij een vervolgafspraak met u in voor over acht weken.
Complicaties of bijwerkingen
behandeling. De bijwerkingen zijn over het algemeen tijdelijk en gaan vanzelf over. Mogelijke bijwerkingen zijn:
Zoals elk geneesmiddel kan ook botox bijwerkingen hebben. Deze treden meestal op in de eerste dagen na de
* Een blauwe plek op de plaats van de injecties.
* Het gevoel dat u minder goed kunt kauwen. De kauwfunctie wordt overgenomen door andere spieren.
* Kauwspieren die wat stijf en dik aanvoelen.
* Het komt af en toe voor dat de lachspieren iets verzwakt worden, waardoor u niet breed kunt lachen. Dit is tijdelijk en herstelt volledig.
* Neem contact met ons op als de beweging van uw gezicht niet goed terugkomt.
26/09/24
In zeer uitzonderlijke gevallen kan een infectie optreden op de plek waar de injectienaald heeft gezeten. Neem direct contact met ons op als u last krijgt van:
* Lokale zwelling die erger wordt
* Lokale roodheid die erger wordt
* Koorts (hoger dan 38 graden)
Overig
Het is belangrijk om ook de oorzaak van de overbelasting van de kauwspieren aan te pakken, zoals knarsen, klemmen of belastende gewoontes. Bespreek dit met uw huisarts of tandarts.
Reanimatie
Alle patiënten bij DC Klinieken worden bij een noodsituatie gereanimeerd. Heeft u een niet reanimerenverklaring of heeft u met uw arts besproken dat u niet gereanimeerd wilt worden? Dan is het belangrijk dat u ons hierover informeert.
Vergoedingen
DC Klinieken heeft contracten met alle zorgverzekeraars. Dat betekent dat vrijwel alle zorg vergoed wordt. Net als in het ziekenhuis. U heeft wel een verwijzing van uw (huis)arts nodig. Houd rekening met uw eigen risico. Hier vindt u meer informatie over vergoedingen en eventuele uitzonderingen: www.dcklinieken.nl/ vergoedingen.
Vragen
Ga voor meer informatie en antwoorden op veelgestelde vragen naar: www.dcklinieken.nl/contact of neem contact op met ons Service- en Informatiecentrum via 088 0100 900.
Spoedgeval na bezoek aan DC Klinieken
Bel in geval van spoed: 088 0100 998.
Spoedgeval na bezoek aan DC Klinieken Dokkum
Patiënten van DC Klinieken Dokkum bellen in geval van spoed na pijnzorg, of maag- en darmonderzoek: 088 0100 960 of na radiologie: 088 0100 985.
Zorgkaart Nederland
Wilt u een
waardering
achterlaten?
Wij vinden uw mening erg belangrijk. Laat daarom uw waardering achter op ZorgkaartNederland.nl!
26/09/24
| 0.994673
| 428
|
<urn:uuid:8d555342-a016-4dc7-b76e-fd61a1c55d65>
|
De zorg knelt ook in de beeldvormende diagnostiek
Ondanks de schijnbaar oneindige technische mogelijkheden en fysieke beschikbaarheid van apparatuur komt de toegankelijkheid van de beeldvormende diagnostiek steeds meer onder druk te staan en nemen wachtlijsten toe. De krappe arbeidsmarkt vertolkt hierbij een hoofdrol. 1,2
In de Nederlandse gezondheidszorg wordt in toenemende mate een beroep gedaan op beeldvormende diagnostiek. In de afgelopen decennia steeg het aantal verrichte onderzoeken over alle modaliteiten. 3,4 Deze toename in de vraag naar beeldvormende diagnostiek, waarbij zowel het totale aantal verrichte onderzoeken als het aantal onderzoeken per hoofd van de bevolking toeneemt, wordt deels verklaard door de vergrijzing en het stijgend aantal chronisch zieken in Nederland. Ook andere factoren dragen hieraan bij, zoals verbeterde technologieën en de hiermee verbonden toegenomen mogelijkheden tot de inzet van beeldvormende diagnostiek 5,6 . Daarbij lijkt de hedendaagse patiënt zich te gedragen als een consument, bij wie hoge verwachtingen bestaan over de geleverde zorg, zowel ten aanzien van in te zetten diagnostiek als de behandelopties. Aan de kant van de zorgverlener neemt de verantwoordingsdruk verder toe, zowel juridisch als via de media, waardoor meer gebruik wordt gemaakt van beeldvormende diagnostiek om te voorkomen dat diagnoses gemist worden. 7
en de ontwrichting van de samenleving wereldwijd, ontstonden acute tekorten aan (opgeleid) personeel, bedden, medicijnen en medische apparatuur, waaronder de apparatuur ten behoeve van beeldvormende diagnostiek. Ook pre-COVID-19 waren er in de zorg al toenemende problemen door onder meer de groei en de vergrijzing van de bevolking. Zorgaanbieders werden overvallen door een stijgende zorgvraag in combinatie met een dalend zorgaanbod door een gebrek aan personeel en een tekort aan financiële middelen. Als gevolg hiervan kunnen zorgsystemen imploderen of kan de kwaliteit van de zorg en gezondheid langdurig afnemen. Het beeld van een zorgsysteem onder druk is post-covid niet alleen in Nederland te zien: over de hele wereld neemt de druk op zorgstelsels toe. 8
De innovatiegolf in de zorg lijkt post-covid te stagneren
In 2020 leerde de COVID-19-crisis Nederland de harde les dat ons zorgsysteem feilbaar is. Door de hoge druk op medewerkers, de toegenomen patiëntenstromen
1 Artsen zien lange wachtlijsten in zorg voorlopig niet verdwijnen | NOS.nl
3 Echografie en MRI | RIVM
2 Wachttijd diagnostiek medisch-specialistische zorg: Overschrijding Treeknorm en gemiddelde wachttijd | De Staat van Volksgezondheid en Zorg
4 Diagnostiek | RIVM
6 Infographic Impact van de vergrijzing | RIVM
5 Analyse van trends in de stralingsbelasting als gevolg van beeldvormende diagnostiek | RIVM
7 Why does demand for medical imaging keep rising? | BMJ
9
8 Healthcare Horizons - KPMG Global
10
11
© 2024 KPMG Advisory N.V.
Daarnaast zorgt de stijgende inflatie ervoor dat de (kleine) marges die in de zorg worden behaald, nog verder onder druk komen te staan. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om dure technologie in te kopen, terwijl technologische innovaties belangrijk zijn om eventuele nieuwe crises in de zorg zo goed mogelijk het hoofd te kunnen bieden. Een afdeling waar de technologie al meer dan vijftig jaar zeer belangrijk is, is de beeldvormende diagnostiek. Met de introductie van de CT in jaren zeventig en de MRI in de jaren tachtig was de beeldvormende diagnostiek in het verleden koploper op het gebied van innovatie. Met een market push door de MedTech, bestaat buiten de muren van het ziekenhuis voldoende financiële ruimte voor onderzoek en innovatie. Maar is de beeldvormende diagnostische tak van een ziekenhuis anno 2024 niet bij uitstek geschikt om koploper te zijn als het gaat om innovatie en een vernieuwende werkwijze? 91011
Veranderingen in het zorglandschap voor beeldvormende diagnostiek
Sinds de eeuwwisseling is het zorglandschap, inclusief de beeldvormende diagnostiek, op verschillende vlakken veranderd. Binnen deze veranderingen in het zorglandschap zijn verschillende trends te herkennen. Verschillende trends zijn in deze veranderingen te herkennen. In deze box worden de effecten van de introductie van de Zorgverzekeringswet, het betreden van de diagnostiekmarkt door commerciële aanbieders en het toegenomen consumentisme onder patiënten besproken.
de oplopende wachttijden in de tweede lijn en de mogelijkheid om diagnostiek tegen lagere kosten aan te bieden, is een interessant businessmodel ontstaan voor eerstelijns diagnostische centra.
De verplaatsing van beeldvormende diagnostiek naar de eerste lijn als gevolg van de introductie van de Zorgverzekeringswet
Van oorsprong werd beeldvormende diagnostiek in Nederland aangeboden in de tweede en derde lijn, enkel binnen de muren van het ziekenhuis. Door de introductie van de Zorgverzekeringswet in 2006, deed marktwerking in de gezondheidszorg haar intrede. Door de introductie van de marktwerking zijn doelmatigheid en prijskwaliteitverhouding belangrijker geworden. Patiënten nemen serviceaspecten – toegang buiten kantooruren, de uitstraling van de kliniek, of de snelheid van de terugkoppeling van onderzoek – mee in hun overweging bij het maken van een keuze voor een aanbieder van diagnostiek. Deze behoefte aan serviceaspecten opende de deur voor nieuwe aanbieders op de diagnostiekmarkt.
Het betreden van de markt door (commerciële) aanbieders van diagnostiek
Sinds de eeuwwisseling zijn verschillende commerciële aanbieders actief in de diagnostiekmarkt. In Nederland bestaan verschillende ondernemingen waar uitsluitend beeldvormende diagnostiek wordt aangeboden, maar ook zelfstandige behandelcentra (ZBC's) waar beeldvormende diagnostiek een onderdeel van het zorgaanbod is. 9
Met de invoering van de DBC-systematiek, is afgesproken dat wanneer medisch-specialistische zorg wordt geleverd, ook altijd een medisch specialist betrokken moet zijn. In deze context wil dat zeggen dat radiologen altijd betrokken zijn bij de beeldvorming die in de tweede lijn wordt verricht, zowel voor eerste- als tweedelijnsindicaties. Diagnostische centra nemen een andere positie in. Zij bieden faciliteiten die vergelijkbaar zijn met de tweede lijn, maar hebben daarbij de mogelijkheid om processen bedrijfsmatig te optimaliseren door efficiënte inrichting. Binnen deze eerstelijnszorg kan de inzet van de radioloog bij het verrichten van beeldvormende diagnostiek worden geminimaliseerd om de kosten per zorgproduct te reduceren. Als gevolg van dit verschil in werkwijze, de veranderende positie van de patiënt als consument,
© 2024 KPMG Advisory N.V.
Een verplaatsing van zorg is gaande van het ziekenhuis (van in het ziekenhuis aangevraagde diagnostiek) naar zelfstandige diagnostische centra (ZDC's). Dit is het resultaat van samenwerkingen tussen ziekenhuizen en zelfstandige aanbieders van onder andere diagnostiek en wachttijdbemiddeling door zorgverzekeraars. Deze trend is met name zichtbaar bij de modaliteiten waarvoor lange wachttijden bestaan en waarvoor geen röntgenstraling vereist is, zoals de MRI. Bij de zelfstandige aanbieders van beeldvormende diagnostiek zijn verschillende subgroepen te definiëren:
Diagnostiek als focus
De eerste groep betreft de groep aanbieders die zich specifiek richt op diagnostiek. Zij bieden uitsluitend diagnostiek en in sommige gevallen ook de verslaglegging aan. Deze aanbieders richten zich met name op schaarse modaliteiten zoals de MRI. Daarnaast worden echografie, CT en overige modaliteiten aangeboden. Voorbeelden van partijen met een focus op beeldvormende diagnostiek zijn 'MRI-centrum', 'DiaSana' en 'Diagnostiek voor U'.
Preventieve diagnostiek
De tweede groep diagnostiekaanbieder onderscheidt zicht door te focussen op 'preventief gezondheidsonderzoek'. Deze aanbieders richten zich met name op een groep gezonde individuen die op dat moment geen klachten hebben, maar met behulp van diagnostisch onderzoek willen uitsluiten of ze lijden aan een bepaalde aandoening die op dat moment nog asymptomatisch is. Denk hierbij aan bedrijven als Prescan en Privatescan.
Diagnostiek als onderdeel van een zorgpad
Als derde en als laatste is er de groep aanbieders die zich richt op een, of meerdere, specifieke, goed planbare behandelingen. Voor specifieke medische aandoeningen bieden zij de volledige zorg, inclusief diagnostiek. Voorbeelden hiervan zijn de Rugpoli, waar als onderdeel van het diagnostisch traject röntgenen MRI-onderzoek wordt aangeboden, of de Sint Maartenskliniek die als onderdeel van het zorgpad ook MRI-onderzoek, caudografie, echografie, discografie, CT-scans en röntgenonderzoek bieden. Ook Bergman Clinics en Xpert Clinics zijn bekende aanbieders van zorg voor het bewegingsapparaat inclusief de bijbehorende diagnostiek.
De zorg knelt ook in de beeldvormende diagnostiek
Toenemend consumentisme onder patiënten Het toegenomen consumentisme bij patiënten is een belangrijke katalysator voor ZDC's. Patiënten verwachten meer ruimte voor zelfregie en flexibiliteit, wat invloed heeft op de rol van diagnostiek en de noodzaak tot de uitwisseling van gegevens. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat patiënten bij bepaalde klachten verwachten dat beeldvormend onderzoek wordt verricht, waardoor dit ook vaker wordt ingezet. Daarnaast verwacht de patiënt zonder wachttijd gebruik te kunnen maken van deze dienst. Dit leidt ertoe dat patiënten vaker wachttijden vergelijken, waardoor de zorgvraag afneemt waar deze het minst snel beschikbaar is. Er zijn echter ook ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de groei van ZDC's stagneert. Niet alle ZDC's
Schaarste
Net als op veel andere plekken in de zorg heeft ook de beeldvormende diagnostiek steeds vaker te maken met een mismatch in vraag en aanbod. De oplossing lijkt eenvoudig: bij oplopende toegangstijden kan het aanbod worden vergroot door meer apparaten in te zetten of door intensiever gebruik te maken van bestaande apparatuur. Voor zowel het inzetten van extra apparatuur als het intensiever gebruiken van bestaande apparatuur, is de beschikbaarheid van personeel om deze apparatuur te bedienen echter een voorwaarde. Als gevolg van bredere personele krapte in de zorg is dit daarom geen oplossing met onbegrensde mogelijkheden. Het is daarom belangrijk om voor andere oplossingsrichtingen naar de vraagzijde van dit probleem te kijken.
1. Per patiënt wordt meer diagnostiek aangevraagd
Een belangrijke factor die bijdraagt aan de oplopende vraag naar diagnostiek is vergrijzing. Het aandeel van de populatie dat ouder is dan 65 jaar neemt toe, waarbij de gemiddelde leeftijd in deze groep steeds hoger komt te liggen. De oudere patiënt heeft vaker een of meerdere chronische aandoeningen, waardoor deze een zwaarder beroep doet op beeldvormende diagnostiek.
In totaal is het aantal MRI-verrichtingen gestegen van ongeveer 75.000 in 1993 naar iets meer dan 1 miljoen in 2020. 12 Ook het aantal CT-scans is gestegen van ongeveer 360.000 in 1991 naar ruim 2 miljoen in 2020. 13 Naast de toename van het aantal patiënten, verandert ook het aanvraaggedrag van artsen onder invloed van verschillende factoren, waaronder het in Box 1 besproken consumentisme, maar ook als gevolg van toegenomen verantwoordingsdruk en oplopende wachttijden.
12 Echografie en MRI | RIVM
14 Overdiagnostiek onderbelicht? | NTvG
13 Diagnostiek | RIVM
© 2024 KPMG Advisory N.V.
hebben contractafspraken bij alle zorgverzekeraars. In Nederland is het hebben van een zorgverzekering verplicht, waardoor zorg die wordt verricht na verwijzing van een zorgprofessional bij een gecontracteerde aanbieder zal worden vergoed. Zorgverzekeraars hebben echter aangekondigd vanaf 2023 hun vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg te verlagen, waardoor deze niet-vergoede (extra) zorg alleen nog toegankelijk is voor de mensen die de resterende kosten kunnen betalen of waarvoor de zorgorganisatie deze kosten draagt. 10,11
9 Voor een prikje | medischcontact
11 Marktdenken in de ouderenzorg en ondersteuning en Zygmunt Bauman | show.cgi | UVT
10 Verzekeraars maken ongecontracteerde zorg duurder of onmogelijk | Skipr
Steeds vaker hebben patiënten voorafgaand aan hun bezoek aan de huisarts of het ziekenhuis zelf een idee gevormd over de diagnostiek en/of behandeling die ze verwachten te ontvangen. Dit kan in lijn zijn met de diagnostiek die de zorgverlener in wil zetten, maar dit is niet altijd het geval. Zorgverleners worden regelmatig geconfronteerd met patiëntverzoeken om al dan niet noodzakelijke diagnostiek. De zorgverlener staat dan voor de keuze: het gesprek met de patiënt aangaan om af te zien van het gewenste onderzoek of meegaan in dit verzoek. Niet altijd lukt het om tot overeenstemming te komen en daadwerkelijk af te zien van het gewenste onderzoek. 14 Daarnaast wordt het met de opkomst van digitale media voor patiënten steeds eenvoudiger om ervaringen bij zorgverleners te delen. In Nederland is het bekendste voorbeeld Zorgkaart Nederland. Zorgverleners voelen druk om patiënten tegemoet te komen, uit angst voor een slechte review. Zorg wordt daarnaast steeds meer vastgelegd in kwaliteitsrichtlijnen, waarin beschreven wordt welke diagnostiek normaliter wordt aangeraden om te verrichten bij de verdenking van een bepaalde diagnose. Zorgprofessionals kunnen daarvan afwijken, mits zij deze afwijking kunnen onderbouwen. De druk bij zorgverleners om in elk geval maar geen diagnoses te missen, is door bovenstaande punten toegenomen. Deze druk draagt zeer waarschijnlijk bij aan het aanvragen van diagnostiek.
De huisarts is de poortwachter van het Nederlandse zorgstelsel. Huisartsen vormen het eerste aanspreekpunt voor een patiënt en beoordelen of aanvullende diagnostiek en/of een doorverwijzing naar de tweede lijn op zijn plaats is. Het gericht en specifiek aanvragen van de aanvullende diagnostiek kan daarbij een complexe handeling zijn. Met toenemende wachttijden is het echter niet ondenkbaar dat diagnostiek breder wordt aangevraagd om te voorkomen dat een onderzoek geen diagnose oplevert en een patiënt daarna opnieuw op een wachtlijst komt voor aanvullende diagnostiek. Dit beeld wordt door zorgprofessionals in de tweede lijn herkend.
2. Dubbeldiagnostiek door een versnippering van diagnostiekaanvragen
Het aandeel patiënten dat te maken heeft met comorbiditeit is toegenomen, onder andere als gevolg van vergrijzing. De huisarts wordt gezien als de coördinator van de verschillende trajecten van een patiënt binnen de zorg. Door de toegenomen werkdruk is deze coördinerende rol niet altijd haalbaar. Bij de oudere patiënten is een vergelijkbare rol weggelegd voor de specialist ouderengeneeskunde (SOG). In de praktijk heeft een patiënt echter vaak te maken met veel verschillende specialisten, die onderzoeken en behandelen binnen hun eigen vakgebied. Hierdoor wordt diagnostiek gefragmenteerd verricht, waar deze ook gecombineerd had kunnen worden.
Vijf factoren die bijdragen aan het ontstaan (en de oplossing) van het zorginfarct in de beeldvormende diagnostiek
Diagnostiek is een frequent onderdeel van het primaire zorgproces van een patiënt. De patiënt heeft een klacht, gaat naar de huisarts, krijgt een verwijzing, aanvullend onderzoek wordt gepland, het onderzoek wordt uitgevoerd, de diagnose wordt gesteld op basis van het aanvullend onderzoek en tot slot volgt een terugkoppeling naar behandelaar/patiënt. Dit proces loopt vaak vertraging op als gevolg van de te verrichten diagnostiek.
De apparatuur gecombineerd met de bediening en beoordeling vormen samen de beeldvormende capaciteit. Verschillende factoren kunnen daarbij ook verschillende knelpunten opleveren. In figuur 1 noemen we oplossingsrichtingen voor verschillende knelpunten. Innovaties in de beeldvormende diagnostiek kunnen de markt, inclusief de ingenomen stellingen en posities, binnen de beeldvormende diagnostiek kantelen. Hierbij kan aan de prijs (P) en aan de aantallen (Q) van diagnostiek worden geschaafd. De rode lijn in deze potentiële oplossingsrichting is samenwerking over deze vijf factoren.
Figuur 1 Vijf factoren die de beeldvormende diagnostische capaciteit beïnvloeden
1
Operationele
capaciteit:
inzet van mensen
5
Artificiële intelligentie
2
Operationele
capaciteit:
inzet van apparatuur
4
Informatieuitwisseling
in een netwerk
3
Anders omgaan met hoge
initiële investeringen
© 2024 KPMG Advisory N.V.
1. Efficiënter omgaan met de operationele capaciteit: inzet van mensen
Voor de aansturing van de beeldvormende diagnostische apparatuur zijn radiodiagnostisch laboranten noodzakelijk. Het aantal laboranten is de afgelopen jaren gestaag gegroeid, van 4.891 in 2010 naar 6.291 in 2019. Experts voorzien dat de behoefte aan radiodiagnostisch laboranten blijft stijgen; zij schatten in met 2,0% per jaar. 15 Dit is hoger dan de huidige jaarlijkse groei van 1,4%. Er is dus een fors hogere instroom van laboranten nodig om aan de hoge groeiverwachtingen te voldoen. We zien echter een afname in het aantal beschikbare stageplekken voor studenten. De opleidingsinstituten voor laboranten geven al geruime tijd aan dat het aantal stageplaatsen dat wordt aangeboden niet genoeg is voor het aantal studenten dat wordt opgeleid. Door het tekort aan stageplaatsen wordt het moeilijk voor studenten om de opleiding zonder vertraging af te ronden. Zo wordt het tekort aan laboranten in stand gehouden.
Naast de laboranten zijn radiologen nodig om de onderzoeken te beoordelen en te verslaan. Het aantal radiologen is de afgelopen jaren gestegen van 1195 in 2019 naar 1220 in 2021. 16 Het takenpakket van de radioloog groeit door de toename van het aantal te beoordelen onderzoeken, maar ook door de deelname aan steeds meer multidisciplinaire overleggen (MDO's), superspecialisatie en de verhoogde (24/7) service die verlangd wordt. 17 We zien echter steeds vaker dat, mits een zorgprofessional bevoegd en bekwaam is, de uitvoering van een handeling onder toezicht kan worden gedelegeerd. Bijvoorbeeld door een arts aan een radiodiagnostisch laborant, of door een radiodiagnostisch laborant aan een verpleegkundige. De Nederlandse richtlijnen bieden deze ruimte niet altijd; soms moeten zorgprofessionals deze ruimte zoeken, ter discussie stellen en testen.
Dat de zorgvraag, inclusief de vraag naar beeldvormende diagnostiek, de komende jaren verder zal toenemen, lijkt een gegeven. Vanuit het perspectief van oplopende tekorten van zorgpersoneel en de voorspelling dat in 2040 één op de vier werkenden in de zorg zal moeten werken om het huidige niveau van zorg te handhaven, verdient het aandacht te exploreren hoe mensen en innovaties ingezet kunnen worden om de capaciteit van beeldvormende diagnostiek zo efficiënt mogelijk te benutten. Zo varieert de inzet van personeel in de praktijk sterk om beeldvormende diagnostiek mogelijk te maken. Er zijn ziekenhuizen/ centra waar gemiddeld meerdere laboranten op één MRI samenwerken, maar er bestaan ook ziekenhuizen/ centra waar één laborant één MRI aanstuurt. Innovaties bieden kansen om efficiënt om te gaan met de beperkte menselijke capaciteit.
Ook door innovatie verschuiven handelingen en kunnen taken mogelijk eerder gedelegeerd worden. Zo was het dertig jaar geleden complex om via MS-DOS een MRI in
te stellen. Anno 2024 vinden eenvoudige MRI's plaats met één druk op de knop. Een voorbeeld is het 'myExam Companion'-systeem van Siemens, een autopilot voor het maken van de juiste MRI-scan. Dit systeem biedt mogelijkheden om met schaarse zorgprofessionals eenzelfde of een grotere hoeveelheid patiënten te bedienen. Wanneer met minder personele inzet eenzelfde hoeveelheid patiënten bediend kan worden, leidt dit tot een lagere zorglast per onderzoek. Door een eenvoudigere bediening kan tevens personeel worden ingezet met een lager opleidingsniveau (substitutie).
Een voorbeeld van Siemens Healthineers is de 'Virtual Cockpit', een centrale cockpit waarin een MRI-laborant plaatsneemt. 18 Vanaf deze centrale locatie kan de laborant meerdere MRI's op afstand besturen waardoor de werkdruk voor laboranten wordt verlicht. De patiënt kan door een andere zorgprofessional gepositioneerd worden en uitleg krijgen over het onderzoek. Belangrijk hierbij is dat de patiënten elkaar in de vooraf geprogrammeerde volgorde opvolgen, zodat de 'cockpit' geen knelpunt wordt in de workflow. In het verlengde hiervan is ook de Siemens Healthineers 'WeScan'-service ontwikkeld. Hierbij wordt de aansturing van de MRI door Siemens Healthineers op afstand geleverd en hoeft het ziekenhuis enkel de patiënt te positioneren, bijvoorbeeld met behulp van een doktersassistent.
15 NVMBR Magazine 2021 II – Arbeidsmarkt, via: Publicaties (nvmbr.nl)
17 De rol van de radioloog in 2020: Strategische visie Nederlandse Vereniging voor Radiologie | NVvR
16 Statline: Medisch geschoolden, specialisme, arbeidspositie, leeftijd, woonregio | CBS
18 Diakonessenhuis - Health-Matters - v2.pdf (scrvt.com)
© 2024 KPMG Advisory N.V.
2. Efficiënter omgaan met de operationele capaciteit: inzet van apparatuur
Naast de inzet van mensen, dient de inzet van de apparatuur geoptimaliseerd te worden, door te streven naar hoge benuttingspercentages. Wanneer wisseltijden korter worden, kan een apparaat intensiever worden benut, waardoor de zorglast per onderzoek wordt teruggebracht. Dit kan wordt bereikt door optimalisatie van de volgorde van taken en door slim gebruik te maken van de ruimte en materialen. Daarnaast speelt de medewerking van de patiënt een cruciale rol.
Voor het uitvoeren van een beeldvormend onderzoek zijn verschillende handelingen nodig. Door deze taken te spreiden in tijd en ruimte kan de inzet van apparatuur geoptimaliseerd worden. Zo kan CT-capaciteit geoptimaliseerd worden door gebruik te maken van een voorportaal waar patiënten een infuus krijgen, zodat zij vervolgens in de CT direct eventuele contrastvloeistof toegediend kunnen krijgen. Bij MRI-onderzoek kost het aansluiten van de spoelen tijd. Door met twee bedden per MRI (dockable table) te werken, is het mogelijk om de spoelen rondom de patiënt te plaatsen en de patiënt inclusief bed de MRI-ruimte in te rijden. Dit kan tijd besparen ten opzichte van het model waar de patiënt de MRI-ruimte inloopt en de spoelen dan (pas) aangesloten worden. 19
Een meewerkende patiënt kost minder tijd dan een patiënt die angst ervaart, veel vragen heeft, niet comfortabel ligt of beweegt. Een patiënt vooraf goed informeren over het aanstaande onderzoek speelt hierbij een belangrijke rol. Ook hebben leveranciers van apparatuur verschillende oplossingen om patiënten een comfortabel gevoel te geven. Zo kan een patiënt tegenwoordig series kijken door een infotainmentsysteem in de bore van een MRI. 20,21
3. Anders omgaan met hoge initiële investeringen
De aanschaf van diagnostische apparatuur vereist grote investeringen, en technologische ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op, waardoor de tijd tot afschrijving van de apparatuur korter wordt. Als gevolg van de combinatie van grote investeringen en een kortere afschrijvingsperiode zijn binnen de beeldvormende diagnostiek bepaalde modaliteiten schaars. Een voorbeeld van een schaarse modaliteit is de MRI, waarbij de aanschafkosten vaak rond een miljoen euro liggen voor een 1,5 Tesla (magneetsterkte) en anderhalf miljoen euro voor een 3 Tesla-machine. Tel daarbij nog ten minste 150.000250.000 euro aan kosten voor een kooi van Faraday (de speciale ruimte waarin de MRI zich bevindt). Met kleine marges in de zorg zijn dat grote investeringen voor partijen in de zorg. Zeker als daar nog (ver)nieuwbouwkosten, ICTinfrastructuur en software bij komen.
In het eerdere Hoofdlijnenakkoord en het Integraal Zorgakkoord (IZA) is opgenomen dat zorgkosten blijven groeien, maar dat de snelheid waarmee de kosten groeien, moet afnemen. De conservatief geschatte kosten voor beeldvormende diagnostiek per jaar bedragen ongeveer 1,4 miljard euro. Dit komt doordat er veel verschillende aanbieders van beeldvormende diagnostiek actief zijn en er geen centrale registratie is van het aantal zorgprestaties en bijkomende kosten. 24,25
Kosten beeldvormende diagnostiek
Alle drie de bovengenoemde oplossingen dragen bij aan het optimaliseren van de tijdsinzet van de beeldvormende apparatuur. Ook is er verschillende software op de markt om de diagnostiek te optimaliseren. Zo bestaat software waarmee de duur van het onderzoek verkort kan worden, doordat de software delen van de beelden invult. Ook is er software die zich focust op het optimaliseren van de workflow. 22,23 Zo worden gegevens van patiënten automatisch ingeladen in de apparatuur of wordt er op basis van de dagplanning en bijbehorende onderzoekstijden automatisch de beste dagplanning opgesteld.
Beeldvormende diagnostiek wordt door verschillende aanbieders uitgevoerd. Niet voor alle vormen van diagnostiek zijn precieze cijfers beschikbaar, waardoor het lastig is om de totale omvang van de sector vast te stellen. Een grove schatting is dat jaarlijks bijna veertien miljoen onderzoeken worden verricht, die bij elkaar ongeveer 1,4 miljard aan kosten vertegenwoordigen. 26,27 Het overgrote deel van deze beeldvormende diagnostiek wordt geleverd binnen de medischspecialistische zorg (MSZ). Andere marktsegmenten zijn Huisartsenzorg, Verloskunde en Geestelijke gezondheidszorg. 10
19 Optimization of MRI Turnaround Times Through the Use of Dockable Tables and Innovative Architectural Design Strategies | PMC
21 MRI patient experience | Siemens Healthineers Nederland
20 MRI in-bore experience | Philips Healthcare
22 Aidence
24 Rapport marktverkenning medische diagnostiek | ACM
23 Radiology Partners
25 Trend in het aantal röntgenonderzoeken | RIVM
27 FMS_PoPaper_Diagnostiek-koersbepalend(2022) def_0.pdf | NVKC
26 Rapport marktverkenning medische diagnostiek | ACM
© 2024 KPMG Advisory N.V.
Grofweg zijn er vier veelvoorkomende klassieke financieringsopties die worden aangeboden aan zorgaanbieders om beeldvormende apparatuur te financieren:
* Huurkoop - De aankoopkosten van het apparaat worden verspreid over de looptijd van de overeenkomst. Een zorgaanbieder heeft de optie om het apparaat aan het einde van de looptijd te bezitten.
* Financiële lease - De afnemer (in dit geval de zorgaanbieder) wordt bij het aangaan van de overeenkomst direct eigenaar van de apparatuur en doet betalingen over een afgesproken periode. De zorgaanbieder is zelf verantwoordelijk voor onderhoudsreparaties en verzekeringen van de apparatuur.
* Operationele lease - Deze vorm van lease kan worden vergeleken met huur, waarbij de afnemer een vast bedrag per maand betaalt. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst kan de afnemer de apparatuur kopen op basis van de restwaarde.
* Zorgleningen - Deze worden door MedTech-partijen aangeboden om nieuwe investeringen te ondersteunen wanneer lease of huurkoop niet mogelijk of niet geschikt is.
Delen van beeldvormende technologieën om kosten te delen
Organisaties maken steeds vaker gedeeld gebruik van (dure) beeldvormende technologieën. Ziekenhuizen en private organisaties bundelen de krachten en delen de capaciteit van beeldvormende diagnostiek. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen het Amsterdam UMC (AUMC) en Cardiologie Centra Nederland (CCN). CCN is hiermee in 2022 als eerste ZBC in Nederland een cardiologiepolikliniek waarbij een CT-scan beschikbaar is gestart. De krachten van beide partijen worden gebundeld door de combinatie van de juiste en snelle diagnose bij CCN en de specifieke expertise van het AUMC.
Diverse recente ontwikkelingen bestaan als toevoeging op bovenstaande financieringsopties. Zo wordt een bedrijfsmodel aangeboden waar een zorgaanbieder betaalt per 'slice' of 'coupe' van het beeldvormende onderzoek. Hierdoor zijn er marginale investeringen nodig aan de voorkant, maar betaalt de zorgaanbieder een hogere prijs 'per slice'. Daarnaast worden steeds meer MES (Managed Equipment Services)- contracten opgesteld tussen zorgaanbieder en leveranciers. In een traditionele situatie schaft een zorgaanbieder zelf zijn apparatuur aan, met bijbehorende financiering. De zorgaanbieder is daarbij zelf verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer. Bij een MES-contract wordt een langjarig investeringsplan ontwikkeld, waarbij de zorgaanbieder en de leverancier gezamenlijk beoordelen welke apparatuur wanneer wordt vervangen en neemt de leverancier het onderhoud van de machine over. 28
4. Informatie-uitwisseling in een netwerk
Een ander fenomeen dat bijdraagt aan onder andere dubbeldiagnostiek, is de momenteel nog zeer beperkte mogelijkheid tot uitwisseling van gegevens in de zorg. Wanneer de indicatie voor aanvullende diagnostiek wordt gesteld, kan de patiënt vaak terecht in een regionaal ziekenhuis en er zijn ook steeds vaker afspraken met ZDC's. Afhankelijk van de keuze van de patiënt, wordt onderzoek vervolgens verricht in een ziekenhuis of in een ZDC. Omdat in iedere beeldvormende diagnostiek verrichtende organisatie verschillende of anders ingestelde apparatuur staat, andere standaarden gelden voor de beeldvorming of beperkingen zijn in het integraal opnemen (op de juiste plek) in het dossier van elders verrichte diagnostiek, worden diagnostische onderzoeken niet zelden dubbel uitgevoerd.
Voor steeds meer aandoeningen is de relatie tussen een hoger volume en betere uitkomsten aangetoond. 29 Zorgprofessionals spreken daarom steeds vaker volumenormen af. Om te kunnen voldoen aan deze volumenormen, vindt vaak concentratie van (meestal hoogcomplexe) zorg plaats. Hierbij worden patiënten initieel gezien in hun eigen regio, en hier vindt vaak al een vorm van diagnostiek plaats. Wanneer een diagnose is gesteld, wordt de patiënt aangemeld voor een multidisciplinair overleg of doorverwezen naar het ziekenhuis waar de zorg voor de betreffende aandoening is geconcentreerd. Als gevolg van de centralisatie van specialistische zorg zullen patiënten vaker grotere afstanden moeten afleggen. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat patiënten de reisafstand een belangrijke factor vinden bij de keuze voor een zorgverlener. 30 Deze discrepantie voedt het concept van de juiste zorg op de juiste plek, namelijk verder weg als dat moet, maar dicht bij als het kan. Het is daarom belangrijk om te faciliteren dat de beeldvormende diagnostiek dicht bij huis kan blijven plaatsvinden. Om het zorgproces efficiënt (met voorkoming van dubbeldiagnostiek) in te richten en de
28 MES-contract kan innovatie in de zorg voeden | Zanders Nederlands
30 Het keuzeproces van zorgconsumenten voor een zorgverlener | TSG - Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen (springer.com)
29 Effect of centralization on complex surgical care: A population-based case study of radical cystectomy - PMC (nih.gov)
© 2024 KPMG Advisory N.V.
juiste zorg op de juiste plek te faciliteren, is het een vereiste dat de kwaliteit en verslaglegging van beeldvorming door heel Nederland voldoet aan dezelfde standaarden.
In deze publicatie zijn tot op heden meerdere ontwikkelingen in de beeldvormende diagnostiek besproken die voor een goede uitvoering ervan het eenvoudig uitwisselen van zowel de beeldvorming als de verslagen als voorwaarde hebben. Denk hierbij aan het voorkomen van dubbeldiagnostiek bij het gebruik van anderhalvelijnszorg en de concentratie van hoogcomplexe zorg. Steeds vaker wordt daarom gesproken over toegang tot zorg via één digitale voordeur. 31,32
verwijzen naar een cluster van meerdere ziekenhuizen of radiologieafdelingen in een enkel beeldvormingssysteem waarmee het sturen van beelden voor de interpretatie van onderzoeken mogelijk is. Een EIS buiten de muren van een ziekenhuis vereenvoudigt hiermee de informatieuitwisseling.
In deze tijd van digitalisering is de beeldvormende tak van een zorgaanbieder bij uitstek geschikt om koploper te zijn op het gebied van de digitale uitwisseling van gegevens. De afgelopen jaren zijn op dit gebied stappen gezet, met als startpunt dataopslag per apparaat, gevolgd door een centrale dataopslag (fysiek) bij de zorgaanbieder, en meer recent het opslaan van data in de cloud (PACS – Picture Archiving and Communication System). Vaak wordt dit per zorgaanbieder of afdeling opgezet en kunnen data en beelden binnen de ICT-infrastructuur, soms via het EPD (elektronisch patiëntendossier), van een zorgaanbieder gedeeld worden.
Een vervolgstap kan een Enterprise Imaging System (EIS) zijn: een integratie van alle medische beelden in een enkel archief, vaak geïntegreerd in het EPD. 33 Ook kan het
31 Hoe komen we in Nederland tot één voordeur voor de patiënt? | KPMG
33 What is Enterprise Imaging? | Dicom Systems
Als aanbieders niet tot een gedeeld EIS komen, is het mogelijk te werken met een landelijk afsprakenstelsel. In dit afsprakenstelsel worden afspraken gemaakt over het delen van gegevens. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van bestaande ICT-infrastructuur. Hiermee kunnen verschillende zorgaanbieders met verschillende PACS-data gericht delen met andere organisaties. Het verschil is dat er niet gewerkt wordt met een gedeeld archief, maar dat iedere zorginstelling haar eigen archief houdt. Op individueel verzoek kunnen de beelden dan gericht van zorgaanbieder A naar zorgaanbieder B verzonden worden. Ook kunnen hier per regio zogenoemde XDS-netwerken opgezet worden, waardoor een regionaal 'EIS' wordt ingericht. 34 Twiin is een voorbeeld van een dergelijk landelijk afsprakenstelsel voor beeldvormende diagnostiek. 35
De uitdaging zit anno 2024 operationeel binnen de muren van de verschillende zorgaanbieders. Beelden die niet doorkomen, verslagen die missen of specialisten die niet weten hoe beelden te importeren. Technisch is de uitdaging beperkt, beleidsmatig is deze des te groter.
32 Patiënten willen structurele digitale toegangsdeur tot zorg | ICT&health
34 A Foundation for Enterprise Imaging: HIMSS-SIIM Collaborative White Paper | PMC
35 Wat doet Twiin | Twiin
© 2024 KPMG Advisory N.V.
5. Artificiële intelligentie (AI)
Radiologie is bij uitstek een van de specialismen dat al jaren bezig is met artificiële intelligence (AI). Door de vroege digitalisering in de radiologie is veel data beschikbaar. Er bestaan veel diagnostische producten gebaseerd op AIalgoritmen. De website 'AI for Radiology' is aangemaakt met een overzicht van bijna tweehonderd radiologische AI-producten. 36 Veel onderzoek naar AI in de radiologie wordt gedaan in de academische centra, maar ook diverse bedrijven en start-ups dragen op verschillende manieren bij aan de ontwikkeling van AI in de radiologie. Daarnaast heeft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) twee miljoen euro uitgetrokken om AI te ontwikkelen die betere en snellere MRI-scans mogelijk maakt. 37 De duur van een scan zou daarmee terug kunnen worden gebracht naar vijf minuten. Door de scantijd te reduceren, kunnen met eenzelfde hoeveelheid scanners en eenzelfde hoeveelheid zorgpersoneel meer scans worden gemaakt. Deze ontwikkeling draagt positief bij aan het terugdringen van wachttijden en het optimaal benutten van zorgpersoneel.
AI-algoritmen zijn in staat om complexe patronen in beelden te herkennen en te analyseren. Bij beeldvormende technieken zoals röntgenfoto's, MRI-scans of CT-scans kunnen AI-algoritmen helpen bij het detecteren van afwijkingen, tumoren en andere medische aandoeningen. Dit kan bijvoorbeeld door automatisch beelden in te tekenen of afwijkingen te markeren. Door AI in te zetten in de beeldvormende diagnostiek, kan de radioloog ondersteund worden in het stellen van diagnoses. De radioloog kijkt vooralsnog mee, maar doordat het AIalgoritme al voorwerk heeft gedaan, kost het de radioloog minder tijd om naar de foto's en scans te kijken en kan deze zich focussen op de medische context.
Behalve voor het analyseren van de beelden kan AI namelijk ook worden gebruikt om de efficiëntie en kwaliteit van medische beeldvormingsprocessen te verbeteren. 38 De Philips Radiology 'Smart Assistant' is hier een voorbeeld van. De Philips Radiology Smart Assistant zet AI-algoritmen in om de planning van onderzoeken te automatiseren, constante feedback te geven over de nauwkeurigheid van de scan en kansen tot verbetering te identificeren op afdelingsniveau. 39 Op deze manier ondersteunt AI de laboranten en radiologen in hun werk en verbetert de kwaliteit van de gegenereerde beelden.
Met de komst van generatieve AI kan een AI-algoritme nu niet enkel informatie interpreteren, maar ook nieuwe data creëren. Dit biedt weer nieuwe mogelijkheden voor de beeldvormende diagnostiek. Zo kunnen generatieve AI-algoritmen ook de radiologen ondersteunen in de verslaglegging.
In het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis is onderzoek gedaan naar een algoritme dat al tijdens de MRI-scan kan zien of er sprake is van een afwijking in de borst. Als die er niet is, kan de MRI-scan vroegtijdig gestaakt worden. Hiermee wordt een grote tijdsbesparing behaald voor de meeste vrouwen en is het mogelijk om een grotere groep patiënten in dezelfde tijd te onderzoeken. 40
Wie moet wat doen?
De beeldvormende diagnostiek moet in actie komen. De focus moet zich verplaatsen naar het verbeteren van de toegankelijkheid van de beeldvormende diagnostiek en op weg gaan naar een toekomst van integrale diagnostiek. Om dit te bereiken, moet de regie over de capaciteit van de beeldvormende diagnostiek landelijk worden geregeld. Hier kunnen het ministerie van VWS en de zorgverzekeraars een rol spelen, zoals ook grip op de IC-beddencapaciteit landelijk is ingericht. Mogelijk zijn er andere partijen, bijvoorbeeld vanuit MedTech, die hierin ook een rol kunnen spelen. Door de centralisatie van capaciteit komt er meer controle op het aantal
36 Producten | AI for Radiology
38 De toekomst van AI in medische beeldvorming | PostDICOM
37 Artificial intelligence-project om MRI-scans te versnellen ontvangt 2 miljoen euro | LUMC
39 Your intuitive guide for precise positioning | Philips
40 Artificiële intelligentie (AI) | Antoni van Leeuwenhoek
© 2024 KPMG Advisory N.V.
uitgevoerde beeldvormende onderzoeken, meer grip op de kosten en de gevolgen hiervan, en kan de beschikbare capaciteit door een integrale aanpak en data-uitwisseling beter worden benut. Door de verrichte onderzoeken in aantal en in uitkomsten inzichtelijker te maken, is meer mogelijk op het gebied van kennisuitwisseling en het verbeteren van de benuttingspercentages. Als daarnaast meer kennisoverdracht plaatsvindt, kan de uniformiteit van beeldvorming en verslaglegging toenemen, ondanks de bekende verschillen die ontstaan door het gebruik van uiteenlopende apparatuur.
Tegelijkertijd moeten opleidingen tot laboranten en radiologen op een duurzame manier worden ingericht. Dit voorkomt een verder oplopen van tekorten aan personeel in deze sector. Door een centrale invulling van curricula kan worden bijgedragen aan het terugdringen van praktijkvariatie en dubbeldiagnostiek.
Het verrichten van dubbeldiagnostiek doet afbreuk aan optimale capaciteitsbenutting. Doordat het ondoorzichtig is welke onderzoeken in andere klinieken en/of ziekenhuizen zijn verricht, het niet mogelijk is deze beelden (eenvoudig) te delen, of deze beelden op een andere plek in het EPD terechtkomen, is het belangrijk dat er landelijke overeenstemming komt over de standaardisering van de wijze van beeldvorming, dataopslag en gegevensuitwisseling. Met de recente instemming van de Eerste Kamer voor het wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling in de zorg wordt hier een belangrijke stap gezet.
Verschillende partijen moeten in de komende tijd een rol gaan spelen bij het bereiken van bovenstaande doelen. Hierbij moet het ministerie van VWS de eerste aanzet geven, waarbij het delen van gegevens tussen verschillende zorgaanbieders verbeterd moet worden. Ziekenhuizen en ZDC's moeten innovaties adopteren en gegevensuitwisseling mogelijk maken, en samen met de specialisten inzetten op het uniformeren van richtlijnen en protocollen. Daarnaast moeten ziekenhuizen meer opleidingsplaatsen bieden voor laboranten en dient er door opleidingsinstituten meer opgeleid te worden. Medtech innoveert razendsnel, maar dient focus te brengen naar het betaalbaar houden van de beeldvormende zorg, door te focussen op de uitwisseling van bijvoorbeeld MRI-beelden in plaats van het maken van hetzelfde MRI-onderzoek op verschillende zorglocaties. Door in te zetten op een betere samenwerking met de bestaande organisaties en te focussen op data-uitwisseling. Ook het ontwikkelen van nieuwe functies die worden gemaakt voor de totale zorg in plaats van individuele zorgorganisaties spelen hierbij een belangrijke rol. Zo heeft de Medtech (ten minste een deel van) de sleutel in handen voor het realiseren van onderzoekscapaciteitsoptimalisatie en het slimmer inzetten van personeel. Ten slotte moet de zorgverzekeraar deze data-uitwisseling (financieel) faciliteren en stimuleren.
© 2024 KPMG Advisory N.V.
Contact
Luuk Versluis
Partner KPMG Health [email protected] +31 (0)6 1311 3375
Marilou Jansen
Senior Consultant KPMG Health [email protected] +31 (0)6 5728 7001
© 2024 KPMG Advisory N.V., een naamloze vennootschap en lid van het KPMG netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Limited, een Engelse entiteit.
Alle rechten voorbehouden. De naam KPMG en het logo zijn geregistreerde merken die onder licentie worden gebruikt door de zelfstandige ondernemingen die lid zijn van de wereldwijde KPMG organisatie.
De zorg knelt ook in de beeldvormende diagnostiek
10
| 0.893073
| 963
|
<urn:uuid:aeb361bf-2821-434b-82a5-c13a9e1545c4>
|
Aanvraagformulier bij ingrepen/bridging
Vlambloem 21 Postbus 8661 3009 AR, Rotterdam
Naam patiënt:
Adres:
Geboortedatum:
Patiëntnummer:
….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….…..….….….….….….….…..….….….…
T 088 020 95 30
F 010 207 11 63 [email protected]
star-shl.nl
Geachte collega,
Uw patiënt ondergaat binnenkort een ingreep.
Wij verzoeken u vriendelijk onderstaand aanvraagformulier bij ingrepen/bridging in te vullen.
De medewerkers van Star-shl trombosedienst zullen zorgdragen voor het gewenste beleid rondom de ingreep (inclusief recept LMWH, prikinstructies, aantal dagen stoppen en eventueel vitamine K).
Wanneer u zelf zorgdraagt voor de overbrugging, brengt u ons daar dan alstublieft van op de hoogte.
Handtekening/naam specialist/huisarts:
………………………………………………………..
NB: het aanvraagformulier bij ingrepen/bridging graag faxen naar 010 207 11 63 Indien u vragen heeft kunt u bellen naar 088 020 95 30.
Hartelijke groet,
Antistollingsarts Star-shl
Houdt u alstublieft rekening met het volgende:
- Op vrijdagen (of de dagen vóór feestdagen) kunnen overbruggingen waarvan het aanvraagformulier na 12.00 uur binnenkomt niet meer door ons georganiseerd worden.
- Ingrepen waarvoor het 'aanvraagformulier overbrugging bij ingrepen' minder dan 5 ( bij gebruik van acenocoumarol) of 7 (bij gebruik van fenprocoumon) werkdagen van tevoren bij ons binnenkomen, kunnen door ons niet meer georganiseerd worden.
TR07.12 Aanvraagformulier bij ingrepen – bridging / Versie maart 2020 / Pagina 1 van 3
Aanvraagformulier bij ingrepen/bridging
Naam patiënt:
Adres:
Geboortedatum:
Patiëntnummer:
….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….…..….….….….….….….…..….….….…
T 088 020 95 30
F 010 207 11 63 [email protected]
star-shl.nl
Ingrepen formulier t.b.v. patiënten die Vitamine K Antagonisten gebruiken onder controle van de trombosedienst.
Datum ingreep:………………………………….
□Opname
□Poliklinisch
Naam ingreep:…………………………………...
In te vullen door uitvoerder ingreep
NB: trombosedienst spreekt dosering af om de gewenste INR te bereiken!
□ Antistolling NIET onderbreken. Ingreep is niet/nauwelijks bloedig INR 2.0-2.5 Bridging niet nodig, ga direct naar ondertekening.
□ Matig (na)bloedingsrisico. Antistolling verminderen tot INR 1.5-2.0 Overweeg bridging. Vul het bridging formulier in, indien van toepassing.
□ Hoog (na)bloedingsrisico. Antistolling verminderen tot INR < 1.5 Overweeg bridging. Vul het bridging formulier in, indien van toepassing.
Bridging nodig:
□ Ja (indien bridging geregeld moet worden door Star-shl verzoeken wij u zowel het ingrepen- en het bridging formulier te faxen naar 010 207 11 63)
□ Nee (het ingrepen formulier faxen naar 010 207 11 63)
Naam (tand)arts: ……………………………. Specialisme: …….………………………
Tel: …………………………………………… Ziekenhuis: ..…………………………….
DATUM: ………………………
HANDTEKENING:
Vlambloem 21 Postbus 8661 3009 AR, Rotterdam
Houdt u alstublieft rekening met het volgende:
- Op vrijdagen (of de dagen vóór feestdagen) kunnen overbruggingen waarvan het aanvraagformulier na 12.00 uur binnenkomt niet meer door ons georganiseerd worden.
- Ingrepen waarvoor het 'aanvraagformulier overbrugging bij ingrepen' minder dan 5 ( bij gebruik van acenocoumarol) of 7 (bij gebruik van fenprocoumon) werkdagen van tevoren bij ons binnenkomen, kunnen door ons niet meer georganiseerd worden.
TR07.12 Aanvraagformulier bij ingrepen – bridging / Versie maart 2020 / Pagina 2 van 3
Aanvraagformulier bij ingrepen/bridging
Naam patiënt:
Adres:
Geboortedatum:
Patiëntnummer:
….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….….…..….….….….….….….…..….….….…
T 088 020 95 30
F 010 207 11 63 [email protected]
star-shl.nl
Bridging formulier (Richtlijnen Antitrombotisch beleid)
Naam ingreep: ………………………………………………….
Datum ingreep: ………………/………………/…………………
Gewicht patiënt: ………………………………………………..kg
Hoog risico* (Behandeling met therapeutische LMWH)
□ Atriumfibrilleren (zonder klepgebrek) CHA2DS2VASc score 8-9
□ Atriumfibrilleren met reumatische hartziekte
□ Atriumfibrilleren met MHV of recent < 6 maanden geleden herseninfarct/TIA
□ MHV(mechanische hartklep) in mitralispositie
□ Hartklepprothese <3 maanden geleden geplaatst
□ Hartklepprothese met extra risicofactor (AF,linkerventrikel ejectiefractie <35%, tromboembolie in voorgeschiedenis)
□ MHV oud model (caged ball, till disc (Starr Edwards,Bjork Shiley))
□ Intracardiale thrombus
□ Recente VTE < 3 mnd geleden
□ Recidiverende VTE < 3 mnd geleden
Bij verminderde nierfunctie* MDRD-GFR klaring 30-60 ml/min: 75% van normale dosis
□ Kreatinine: ……….µmol/L MDRD/GFR klaring:………….ml/min/op (labuitslagen van maximaal 6 maanden oud)
□ Aangepaste dosis fragmin …………….….dd…………….……EH
Bij onvoldoende nierfunctie* MDRD-GFR klaring <30 ml/min
□ Kreatinine: ……….µmol/L MDRD/GFR klaring:………...ml/min/op
(labuitslagen van maximaal 1 maand oud)
□ LMWH's dosering altijd/alleen in overleg met nefroloog
CHA2DS2VASc score 0-9* (alleen invullen indien patiënt bekend is met Atrium Fibrilleren)
□ C Chronisch hartfalen
1
□ H Hypertensie>140/90 (of behandelde HT
1
□ A2 Leeftijd >75 jaar
2
□ D Diabetes Mellitus
1
□ S2 Eerder CVA of TIA of trombo-embolie
2
□ V Vasculaire ziekte (PAOD,Myocard Infarct)
1
□ A Leeftijd 65-74
1
□ Sc Geslacht (ie.Vrouwelijk)
1
* Aangeven wat van toepassing is.
Naam arts:
Handtekening:
Vlambloem 21 Postbus 8661 3009 AR, Rotterdam
TR07.12 Aanvraagformulier bij ingrepen – bridging / Versie maart 2020 / Pagina 3 van 3
| 0.996019
| 766
|
<urn:uuid:11f1c0bd-3a94-4708-ad63-1edfed1375ef>
|
--------------------------------------------------
BESLISSING
Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg inzake
mevrouw [klaagster]
per adres: instellingslocatie [adres] te Breda tegen:
GGz Breburg
Vertegenwoordigd door: Zorgverantwoordelijke en psychiater mevrouw [zorgverantwoordelijke]
zaaknummer RKC 23-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen:
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van mevrouw [klaagster] in behandeling genomen.
De commissie is betreffende de klacht van mevrouw [klaagster], geboren [datum], tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht:
Mevrouw [klaagster] heeft een klaagschrift ingediend welke is ontvangen op [dag] mei 2023. Zij heeft op [dag] mei 2023 de commissie toestemming verleend haar dossier in te zien. Zij heeft daarbij verschillende klachten verwoord waaronder een klacht gericht tegen de verplichte zorg in de vorm van antipsychotische medicatie.Te weten Abilify middels depot. Dit klachtonderdeel is ontvankelijk en wordt in onderhavige uitspraak beoordeeld.
Ontvankelijkheid klaagster:
Klaagster is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd.
Regionale Klachtencommissie Wvggz West- en Midden- Brabant
--------------------------------------------------
De hoorzitting:
De commissie, bestaande uit mr. [naam], voorzitter, de heer [naam], psychiater-lid en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting van 6 juni 2023 gehoord:
Mevrouw [klaagster], klaagster, bijgestaan door de heer [pvp], patiëntenvertrouwenspersoon en zijdens de instelling mevrouw [zorgverantwoordelijke] als verweerder
Voorafgaand aan het bespreken van de klacht over verplichte zorg wordt door de commissie vastgesteld dat mevrouw [klaagster] er van op de hoogte is dat van haar klachten betreffende het verlenen van de zorgmachtiging door de rechtbank en de diefstal van haar eigendommen vanuit haar kamer op de HIC, niet tot de competentie van deze commissie behoren. Mevrouw [klaagster] laat weten dat zij de betreffende klachten reeds met professionele ondersteuners bespreekt.
Mevrouw [klaagster] licht toe welke items er van haar zijn gesloten of beschadigd en waarom zij denkt te weten dat daartoe mensen op haar kamer zijn geweest. Zij laat weten dat ze schadeformulieren heeft ingevuld en denkt de schade vergoed te zullen krijgen. Zij wordt hierbij ondersteund door de klachtenfunctionaris. Betreffende haar bezwaren tegen het verlenen een zorgmachtiging door de rechtbank zegt mevrouw [klaagster] inmiddels begrepen te hebben dat deze commissie daar niet over kan oordelen en zij is daarom naar het Bureau voor Rechtshulp gegaan.
Mevrouw [klaagster] vertelt dat zij tijdens de zitting voor de zorgmachtiging niemand binnen wilde laten in haar huis. Dit kwam omdat zij pas 5 minuten van te voren hoorde wie haar advocaat zou zijn en zij niemand van de medewerkers van de instelling die er waren, kende. Mevrouw [naam] van het FACT was er bij maar die kende zij niet.
Mevrouw [klaagster] zegt dat ze niet in de instelling wil zijn omdat zij niet ziek is. Zij is ook niet druk, maar iemand die emotioneel en extrovert is; zij wordt niet voor niets 'tijger van de horeca' genoemd.
Over de medicatie licht mevrouw [klaagster] toe dat zij die niet wil. Zij denkt ook dat ze iets anders krijgt dan afgesproken want ze zou alleen Haldol krijgen en alleen als er een noodsituatie was. Maar nu krijgt zij een hoge dosis Abilify en daar wordt ze depressief van. Mevrouw [klaagster] vertelt dat zij liever naar PsyQ gaat voor behandeling.
Zij is gebeld door de apotheker omdat ze een hele lijst aan medicatie had open staan die ze niet ophaalde. De apotheker vertelde haar dat ze er alleen maar 2 van nodig had. Zij zegt al 2 jaar tegen de zorgverleners dat ze depressief is en daar wordt niets mee gedaan.
Mevrouw [klaagster] bevestigt desgevraagd dat ze momenteel geen woonruimte heeft. De woonstichting stelt als voorwaarde dat ze in behandeling is bij de ggz en zich laat ondersteunen door Impegno maar dat is volgens haar helemaal verschrikkelijk en ze wilt er niets mee te maken hebben.
Regionale Klachtencommissie Wvggz West- en Midden- Brabant
--------------------------------------------------
Mevrouw [klaagster] zegt verder dat ze tijdens de ambulante behandeling maar 1 keer per jaar contact had met haar psychiater. Om over medicatie te praten moest ze zelf een apart gesprek met de psychiater aanvragen. Zij heeft haar psychiater voor het laatst september 2022 gezien.
Reagerend op de inbreng van mevrouw [zorgverantwoordelijke] dat zij nu al veel rustiger is op de afdeling, zegt mevrouw [klaagster] dat dat komt omdat er nu niet meer wordt gestolen.
Gevraagd wat ze bedoelt met tegen verblijf op de HIC zijn, zegt mevrouw [klaagster] dat daar te veel gestolen wordt.
Tot slot herhaald mevrouw [klaagster] dat zij alleen Haldol wil en alleen bij nood- en crisissituaties.
De heer [pvp] laat weten dat hij op een laat moment in de procedure door mevrouw [klaagster] is gevraagd om bij de hoorzitting aanwezig te zijn in de rol van getuige. Hij merkt op dat hoewel mevrouw [zorgverantwoordelijke] zegt dat het beter gaat, mevrouw [klaagster] zelf aangeeft dat zij zich niet goed voelt.
Mevrouw [zorgverantwoordelijke] licht toe dat mevrouw [klaagster] voorafgaand aan de opname ambulant behandeld werd door het FACT . Het betrof een vrijwillige behandeling nadat zij eerder onder de wet BOPZ wel gedwongen opgenomen was geweest. Haar psychiater [naam] zag gebeuren dat haar gesteldheid verslechterde maar kon geen overeenstemming bereiken over de medicatie. Sinds hij haar dringend over medicatiegebruik adviseerde, verbrak zij volledig het contact. Gevraagd waarom zij geen antipsychoticum in tabletvorm voorschrijft, zegt mevrouw [zorgverantwoordelijke] dat dat zowel eerder ambulant als ook na opname is aangeboden maar alles wordt geweigerd. Abilify in tablet vorm heeft ze wel ooit eerder gebruikt juist omdat ze van Haldol teveel bijwerkingen ervoer.
Lamotragine was ook voorgeschreven maar die nam ze al lang niet meer. Dat middel is alleen in tabletvorm verkrijgbaar en geschikt voor regulier gebruik als stemmingsstabilisator.
Desgevraagd laat mevrouw [zorgverantwoordelijke] weten dat zij mevrouw [klaagster] zelf een paar dagen na de opname heeft gesproken.
Verder licht zij toe dat het momenteel al beter gaat met mevrouw [klaagster]. Zij heeft inmiddels dan ook veel vrijheid om naar buiten te gaan en daar gaat ze goed mee om. Ook op de afdeling is haar gedrag verbeterd.
Aangaande de inbreng van mevrouw [klaagster] dat zij zich depressief voelt door de Abilify, licht mevrouw [zorgverantwoordelijke] toe dat het gebruikelijk is dat men na een manische periode gevoelens van neerslachtigheid ervaart. Zij ziet geen relatie met het Abilify-depot. Abilify werkt juist tevens als een stemmingsstabilisator.
Mevrouw [zorgverantwoordelijke] vertelt verder dat mevrouw [klaagster] niet wil praten met het FACT, ook niet over het verkrijgen van een woning.
Regionale Klachtencommissie Wvggz West- en Midden- Brabant
--------------------------------------------------
Behandeling door PsyQ is voorlopig niet aan de orde omdat die organisatie geen verplichte zorg kan verlenen.
Het oordeel van de commissie:
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde de, het klaagschrift, onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen zijdens betrokkenen ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat mevrouw [klaagster] bij de zorgaanbieder in behandeling is op grond van een zorgmachtiging d.d. [dag] april 2023 in aansluiting op een periode van vrijwillige ambulante zorg.
Zij is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis met psychotische kenmerken en een persoonlijkheidsstoornis en bekend bij de zorgaanbieder vanwege eerdere behandelperiodes.
Zij is opgenomen op [dag] april 2023 vanwege een manisch episode vermoedelijk ontstaan door het stoppen met de voorgeschreven medicatie.
Mevrouw [klaagster] klaagt over het besluit aangaande verplichte zorg d.d. [dag] mei 2023 waarbij besloten is dat er medicatie zal worden toegediend Abilify antipsychoticum in depotvorm.
De commissie heeft vastgesteld dat het toedienen van medicatie als verplichte zorg onderdeel uitmaakt van de maatregelen die volgens de zorgmachtiging getroffen kunnen worden door de zorgverantwoordelijke ter voorkoming of afwending van ernstig nadeel. Dit dreigend nadeel is, aldus de rechtbank, onder andere gelegen in maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Krachtens de Wvggz dient de zorgverantwoordelijke alvorens over te gaan tot toepassing van verplichte zorg (omdat mevrouw [klaagster] niet bereid is vrijwillig de zorg te nemen die de rechtbank als noodzakelijke zorg heeft opgenomen in de zorgmachtiging) te voldoen aan een aantal zorgvuldigheidseisen genoemd in artikel 8:9 van de Wvggz. Tevens dient het besluit van de zorgverantwoordelijke te voldoen aan de beginselen van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid.
De Wvggz stelt in artikel 8:9 een aantal eisen waaraan een besluit tot toepassing van verplichte zorg moet voldoen om zorgvuldig en rechtmatig te zijn.
De commissie is van oordeel dat in casu aan die eisen wordt voldaan. De zorgverantwoordelijke heeft zich voorafgaand op de hoogte gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene en met haar overlegd over het voorgenomen besluit tot verplichte zorg.
Verder is de wilsbekwaamheid van klaagster ten aanzien van de passende zorg met medicatie beoordeeld en geregistreerd; zij is als wilsonbekwaam ter zake beoordeeld. Het besluit is op schrift gesteld, voorzien van de nodige motivering en bevat informatie aangaande het klachtrecht en recht op professionele ondersteuning. Waarna het schriftelijke besluit aan haar is overhandigd.
Regionale Klachtencommissie Wvggz West- en Midden- Brabant
--------------------------------------------------
Dit alles is afdoende gerapporteerd in klaagsters dossier.
Hiermee is voldaan aan de eisen uit artikel 8:9 Wvggz.
De commissie is verder van oordeel dat het besluit voldoet aan de uitgangspunten van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid als voorgeschreven in artikel 2:1 van de Wvggz.
Antipsychotische medicatie is naar professionele standaard een effectief middel ter bestrijding van een manisch psychotisch toestandsbeeld en er is geen ander, minder belastend middel, bekend.
Het alternatief dat mevrouw [klaagster] aandraagt, namelijk enkel Haldol- medicatie in noodsituaties is niet effectief om de huidige situatie van ernstig nadeel te beheersen.
De commissie acht de voorgeschreven verplichte zorg tevens proportioneel omdat hiermee naar verwachting het risico op ernstig nadeel als boven beschreven, kan worden afgewend of aanzienlijk teruggebracht en klaagster, weer zal kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven onder andere door het verkrijgen van woonruimte.
De verplichte zorg voldoet volgens de commissie aan de eis van subsidiariteit nu genoegzaam is gebleken dat er langdurig getracht is om mevrouw [klaagster] te bewegen tot vrijwillige inname van medicatie in tablet vorm. Zowel in ambulante als in vrijwillige en verplichte klinische setting is zij niet bereid of in staat geweest mee te werken aan de noodzakelijke medicamenteuze behandeling.
De verplichte zorg waar de klacht van mevrouw [klaagster] zich tegen richt voldoet aan de te stellen eisen van veiligheid nu zij in een klinische setting onder medisch toezicht wordt behandeld.
Bovenstaande leidt de commissie tot het oordeel dat de klacht van mevrouw [klaagster] ongegrond moet worden verklaard.
De beslissing:
De klacht van mevrouw [klaagster] is ongegrond.
Datum uitspraak
: Breda 6 juni 2023
Klachtnr. RKC 23-xxx
| 0.924783
| 161
|
<urn:uuid:98a3b167-585e-4400-a6fe-048a84a4a5cd>
|
--------------------------------------------------
BESLISSING
Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg inzake
de heer [klager]
per adres: instellingslocatie [adres] te Breda tegen:
GGz Breburg
Vertegenwoordigd door:
Zorgverantwoordelijke en psychiater mevrouw [zorgverantwoordelijke]
zaaknummer RKC 23-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager] in behandeling genomen.
De commissie is betreffende de klacht van de heer [klager], geboren [datum], tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht
De heer [klager] heeft een klaagschrift ingediend gedateerd [dag] juni 2023. Hij klaagt over de besluiten van de zorgverantwoordelijke waarbij deze besloten heeft tot verplichte zorg in de vorm opneming in de accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en toediening medicatie. De heer [klager] stelt daarbij dat hij geen psychiatrische stoornis heeft en niet beperkt mag worden in zijn vrijheid.
De heer [klager] vraagt in zijn klaagschrift om een schadevergoeding.
Ontvankelijkheid
Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd.
Regionale Klachtencommissie Wvggz West- en Midden- Brabant
--------------------------------------------------
De procedure:
De heer [klager] heeft in zijn klaagschrift gevraagd om de uitvoering van de bestreden besluiten te schorsen in afwachting van de uitspraak. Op het schorsingsverzoek is door de commissie per schriftelijk besluit d.d. 9 juni 2023, afwijzend beslist.
De heer [klager] heeft de commissie geen toestemming gegeven om zijn dossier in te zien. Ter zitting is hij akkoord gegaan met kennisneming door de commissie van de artikel 8:9besluiten aangaande de verplichte zorg waar hij over klaagt. De voorzitter heeft deze voorgelezen en vervolgens zijn die in het klachtdossier van de commissie opgenomen.
De hoorzitting:
De commissie, bestaande uit mr. [naam], voorzitter, de heer [naam], psychiater-lid en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting van 14 juni 2023 gehoord:
De heer [klager], klager, bijgestaan door mevrouw [pvp], patiëntenvertrouwenspersoon en zijdens de instelling
psychiater [zorgverantwoordelijke], de zorgverantwoordelijke, als verweerder
De heer [klager] vraagt of de commissie een bewijs van onafhankelijkheid kan laten zien Hij vindt de mensen die geen motie van wantrouwen tegen de wet verplichte zorg hebben ingediend dom en zegt dat hij zelf vaak voorzitter is geweest en dat ook voorzitters dom kunnen zijn.
Hij bevestigt dat hij wil klagen tegen de verplichte medicatie omdat hij verkeerd gediagnostiseerd is en geen second opinion kan krijgen. Wat hem betreft is hij uitbehandeld.
De heer [klager] licht toe dat hij geen toestemming geeft om zijn dossier te lezen omdat de medewerkers onbekwaam zijn en niet goed rapporteren. De commissie zou dan een verkeerd beeld van hem krijgen.
Desgevraagd zegt de heer [klager] dat de commissie wel de 8:9-besluiten mag lezen. Gevraagd hoe lang hij inmiddels opgenomen is, zegt hij dat niet precies te weten maar het gaat om een paar weken.
De heer [klager] vertelt verder dat hem verweten wordt dat hij veel vloekt en dat daarom een zorgmachtiging aangevraagd gaat worden. Hij probeert via zijn advocaat om dit tegen te houden maar kan zijn advocaat momenteel niet bereiken.
Volgens de heer [klager] worden zijn uitspraken verkeerd geïnterpreteerd, hij bedoelt er niet mee te vloeken of te schelden. Ook wat het personeel spugen noemt klopt niet.
Wat betreft schelden acht de heer [klager] een zaak van vrijheid van meningsuiting.
Water in het gezicht van medewerker gooien was per ongeluk omdat hij zichzelf wilde afkoelen
Spugen zou meer een soort mondgebaar uit zijn land van herkomst zijn.
De heer [klager] vertelt dat hij door de politie ten onrechte naar de SPOR werd gebracht en dat de psychiater het verhaal van de politie geloofde. Hij heeft verder ook lak aan de mening van de burgemeester in de crisismaatregel. Hij wil er juridisch werk van maken en cassatie instellen en zo nodig tegen de rechter een klacht indienen.
De heer [klager] laat weten dat hij al 2 depots heeft gehad die hij wilde weigeren.
Regionale Klachtencommissie Wvggz West- en Midden- Brabant
--------------------------------------------------
Men spreekt van psychotisch toestandsbeeld maar hij is niet psychotisch.
De heer [klager] zegt dat er zonder zijn toestemming een elektrisch apparaat in zijn lijf is geplaatst en hij een onderzoek in het ziekenhuis wil om dat aan te tonen. Zolang hij geen kans krijgt op een onderzoek mag er niet geconcludeerd worden dat hij een psychische stoornis heeft. Er wordt beweerd dat hij zichzelf wilde snijden om het apparaat er uit te halen maar dat is niet waar. Hij zegt zich soms irritant te gedragen omdat hij weg wil en dan voelt hij dat hij de telefoon naar het hoofd van iemand wil gooien maar hij doet het niet.
De heer [klager] laat verder weten dat hij 5 talen spreekt en ook stand-up comedian is.
Mevrouw [zorgverantwoordelijke] licht toe dat de heer [klager] in eerste instantie 2 dagen vrijwillig opgenomen is geweest waarna er een crisismaatregel werd afgegeven en vervolgens een voortgezette crisismaatregel. De zorgmachtiging is in aanvraag. De verleende zorg is opgenomen in de maatregel.
Direct voorafgaand aan deze opname was de heer [klager] uit het zicht van de zorg geraakt maar eerder is hij wel via een opname behandeld geweest.
Zij en de heer [klager] verschillen van inzicht over zijn situatie. Zij ziet in zijn overtuiging dat er een implantaat in zijn lichaam zit waarbij hij aangestuurd kan worden, een onderdeel van zijn psychose.
Zij ziet ook dat er sprake is van grootheidswaan.
Zij heeft met de heer [klager] overleg gehad over de medicatie. Hij weigerde de orale medicatie en de situatie op de afdeling werd zo dreigend dat hij op de IC werd geplaatst en daar noodmedicatie kreeg. Vervolgens is ook besloten tot verplichte behandeling met medicatie in de vorm van Haldol depots.
Desgevraagd licht mevrouw [zorgverantwoordelijke] toe dat ook het besluit noodmedicatie dat ondertekend is namens haar door aios [naam], door haarzelf is genomen nadat ze er over was gebeld. Ze had dat weekend achterwacht dienst.
De heer [klager] reageert op de inbreng van mevrouw [zorgverantwoordelijke] met spugen en met grof taalgebruik zoals "kankerhoer psychiatertje". Hij staat geagiteerd op zegt dat hij zin heeft om zijn telefoon naar haar hoofd te gooien. Hij wil met dit soort mongolen niet in gesprek zijn.
De voorzitter laat weten dat de hoorzitting onder deze omstandigheden niet kan doorgaan en de heer [klager] besluit de ruimte te verlaten.
De patiëntenvertrouwenspersoon verlaat ten gevolge daarvan eveneens de hoorzitting.
Het oordeel van de commissie:
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, de schriftelijke besluiten omtrent de bestreden verplichte zorg en hetgeen zijdens betrokkenen ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat de heer [klager] bij de zorgaanbieder in behandeling is op grond van een voortgezette crisismaatregel waarin de vormen van zorg waar de heer [klager] over klaagt zijn opgenomen. Dit is gebleken uit de verklaringen ter zitting en niet weersproken zijdens klager.
Regionale Klachtencommissie Wvggz West- en Midden- Brabant
--------------------------------------------------
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een situatie van ernstig nadeel vermoedelijk veroorzaakt door een psychische stoornis als bedoeld in de Wvggz.
De commissie is ook zelf getuige geweest van de ontremde en agressieve opstelling van klager tijdens de hoorzitting.
De heer [klager] klaagt over de volgende besluiten;
Artikel 8:9-besluit van [dag] mei 2023, van psychiater [naam] strekkend tot verplichte zorg in de vorm van opname en beperking bewegingsvrijheid en insluiting.
Artikel 8:9-besluit van [dag] mei 2023 van psychiater [zorgverantwoordelijke] strekkend tot het toedienen van noodmedicatie.
Artikel 8:9-besluit van [dag] mei 2023 van zorgverantwoordelijke psychiater [zorgverantwoordelijke] strekkende tot verplichte medicamenteuze behandeling met antipsychoticum in de vorm van depot.
Krachtens de Wvggz dient de zorgverantwoordelijke alvorens over te gaan tot toepassing van verplichte zorg (omdat de heer [klager] niet bereid is vrijwillig de zorg te nemen die de burgemeester respectievelijk de rechtbank als noodzakelijke zorg heeft opgenomen in de (voortgezette) crisismaatregel) te voldoen aan een aantal zorgvuldigheidseisen genoemd in artikel 8:9 van de Wvggz. Tevens dient het besluit van de zorgverantwoordelijke te voldoen aan de beginselen van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid.
De Wvggz stelt in artikel 8:9 een aantal eisen waaraan een besluit tot toepassing van verplichte zorg moet voldoen om zorgvuldig en rechtmatig te zijn.
De commissie is van oordeel dat in casu aan die eisen wordt voldaan. De zorgverantwoordelijke heeft zich voorafgaand op de hoogte gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene en met hem overlegd (dan wel hiertoe pogingen ondernomen) over het voorgenomen besluit tot verplichte zorg.
Verder is de wilsbekwaamheid van klager ten aanzien van de passende zorg met medicatie beoordeeld; hij is als wilsonbekwaam ter zake beoordeeld.
De besluiten zijn op schrift gesteld, voorzien van de nodige motivering en bevatten informatie aangaande het klachtrecht en recht op professionele ondersteuning. De besluiten zijn aan hem overhandigd.
Hiermee is voldaan aan de eisen uit artikel 8:9 Wvggz.
Uitgaande van de beperkte informatie die de heer [klager] heeft verstrekt en de verklaringen ter zitting komt de commissie tot de conclusie dat de bestreden besluiten voldoen aan de uitgangspunten van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid als voorgeschreven in artikel 2:1 van de Wvggz.
Opneming en beperking van de bewegingsvrijheid omdat er, aldus de motivering van het besluit, sprake was van dreigend ernstig nadeel vanwege de overtuiging van klager dat hij aangestuurd werd vanuit een implantaat in zijn lichaam en hij de accommodatie wilde
Regionale Klachtencommissie Wvggz West- en Midden- Brabant
-------------------------------------------------- verlaten om die te verwijderen met mogelijk levensgevaar en gevaar van het oproepen van agressie van derden. Dit alles vanuit een manisch psychotisch toestandsbeeld.
Insluiten op het IC-compartiment is in het besluit gemotiveerd vanuit de dreiging die van het gedrag van [klager] uitging waardoor verpleging op de HIC-afdeling niet mogelijk was en er een prikkelarme omgeving passend was. Om die reden is eerst noodmedicatie gegeven en vervolgens overgegaan op depotmedicatie.
Antipsychotische medicatie voldoet aan deze beginselen omdat naar professionele standaard deze medicatie een effectief middel ter bestrijding van een manisch psychotisch toestandsbeeld en er is geen ander, minder belastend middel, bekend. Behandeling met antipsychoticum is bij een eerdere opname ook concreet bij de heer [klager] effectief gebleken.
De betreffende verplichte zorgvormen voldoen volgens de commissie aan de eis van subsidiariteit nu genoegzaam is verklaard dat er getracht is om de heer [klager] te bewegen tot vrijwillige aanvaarding van de nodige zorg in ambulante setting, doch deze zich langdurig aan de zorg onttrok. Ook pogingen tot overeenstemming binnen de gesloten setting bleken niet haalbaar.
De commissie acht de voorgeschreven verplichte zorg tevens proportioneel omdat hiermee naar verwachting het risico op ernstig nadeel kan worden afgewend of aanzienlijk teruggebracht en klager, binnen zijn persoonlijke mogelijkheden, weer kan deelnemen aan het maatschappelijk leven en zichzelf en anderen niet langer in gevaar brengt vanuit psychotische denkbeelden.
De verplichte zorg waar de klacht van de heer [klager] zich tegen richt voldoet aan de te stellen eisen van veiligheid nu hij in een klinische setting onder medisch toezicht wordt behandeld.
Zijdens klager zijn er mondeling noch via zijn dossier, argumenten of informatie aangedragen die de commissie tot andere conclusies zou kunnen leiden.
Bovenstaande leidt tot het oordeel dat de klacht van de heer [klager] ongegrond moet worden verklaard.
Schadevergoeding
Nu de klacht van de heer [klager] ongegrond wordt verklaard, ziet de commissie geen aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen.
De beslissing:
De klacht van de heer [klager] is ongegrond.
Datum uitspraak
: Breda 14 juni 2023
Klachtnr. RKC 23-xxx
| 0.940129
| 1,803
|
<urn:uuid:54c99a14-499f-4b46-9836-47cd06fdec42>
|
Checklist vroegsignalen herkennen.
Algemeen: Het liefst voorkom je hardnekkige problemen met lezen en spelen. Maar hoe herken je de risico's bij jonge kinderen?
Vooraf vinden we het belangrijk om te benadrukken dat dyslexie pas vastgesteld kan worden als het leesonderwijs goed op gang is gekomen, meestal aan het einde van groep 4. In eerdere groepen is er dus nog geen sprake van dyslexie of lees- en spellingsproblemen. Het heeft geen zin om in deze groepen al met dat label te werken. Wel kun je in de groepen 1 -3 risico-signalen herkennen en aan de hand van deze signalen er voor zorgen dat de kinderen alternatieven krijgen aangeboden om zich vertrouwd te gaan voelen bij de geschreven taal.
In groep 1 – 3 is het belangrijk rekening te houden met de grote variatie die er kan zitten in het verloop van de ontwikkeling van het jonge kind. De interpretatie van mogelijke risicosignalen moet dan ook altijd in samenhang worden gedaan met de totale ontwikkeling van het kind.
Het heeft geen zin om aan iets te gaan trekken dat er nog niet is. Het heeft wel zin om kinderen opstapjes aan te bieden die aansluiten bij waar ze zijn en ze helpen om een volgende stap te gaan maken.
In 'Spelen met letters en woorden' beschrijven we 5 categorieën van risico-signalen:
* Fonologische ontwikkeling
* Woordvindingsproblemen
* Ruimtelijke oriëntatie
* Automatiseringsproblemen
* Erfelijkheid
Deze zijn gebaseerd op wat wij in de praktijk zien en wat we tegen komen in de literatuur over preventie lees- en spellingproblemen.
1. De fonologische ontwikkeling
Sommige kinderen hebben moeite om aan te sluiten bij het klankgerichte aanbod. Klank is te vluchtig voor ze, ze krijgen er letterlijk geen grip op.
Dit kun je herkennen aan:
- Het niet horen van kleine klankverschillen tussen woorden.
- Moeite met voeren van gesprekjes.
- Moeite hebben met rijmen.
- Niet of onvoldoende woorden en zinnen kunnen nazeggen.
- Moeite hebben met het onthouden van versjes
- De gesproken taal niet of onvoldoende begrijpen.
2. Ruimtelijke oriëntatie
De geschreven taal vraagt dat het kind zich kan positioneren ten opzichte van iets anders. Bij een mok maakt het immers niet uit of je het oor links of rechts ziet, het blijft een mok. Bij een letter maakt het wel uit of je van links naar rechts eerst een stokje ziet en dan een bolletje (b) of eerst het bolletje en dan het stokje (d).
Risico- indicatoren zie je wanneer kinderen problemen hebben met:
- Oriëntatie op links, rechts, voor, achter, onder, boven.
- Richten van de aandacht, in het hier en nu zijn.
- Motorische onhandigheid.
3. Woordvindingsproblemen
Benoemsnelheid zoals we deze kennen van de kleurentest ( benoemen) bij kleuters is een van de meest betrouwbare voorspeller van het ontstaan van latere lees en spellingsproblemen. Daarnaast kun je bij deze kinderen vaak ook het volgende gedrag herkennen.
- Beschrijven van woorden, in plaats van het woord direct te benoemen.
- Vervormen van woorden.
- Verwijzen naar iets met "dingen".
- Problemen met woordvinding.
4. Automatiseringsproblemen
De automatiseringsproblematiek zien we als een belangrijke voorspeller van lees en spellingsproblemen. Je kunt dit al vroeg herkennen bij kinderen die moeite hebben en blijven houden met:
- Namen van klasgenootjes.
- Begrippen van "rechts" en "links"
- Namen van kleuren.
- Dagen van de week
- begrippen als "morgen", " vandaag" en "gisteren.
5. Erfelijkheid.
Het voorkomen van dyslexie in het gezin, in combinatie met één of meerdere van de andere aspecten, is een belangrijke voorspeller voor het risico op het ontstaan van lees en spellingsproblemen in de hogere groepen.
Aan de slag met vroegsignalen
Omdat de ontwikkeling van jonge kinderen grillig verloopt met een grote variatie kun je de vroegsignalen alleen interpreteren in het licht van de integrale (volledige) ontwikkeling van het kind.
Herken je meerdere vroegsignalen bij kinderen in je groep? Voor deze kinderen is het erg ondersteunend om in te zetten op de visuele kant van de geschreven taal en het herkennen van letters en patronen die betekenis hebben. De visuele kant van de geschreven taal kun je extra houvast geven door te werken met 3D letters, zodat de geschreven taal letterlijk pakbaar wordt.
Alfa-bedding geeft de aanpak om voor kinderen met vroegsignalen van risico op lees- en spellingsproblemen de fundering te leggen voor vlot lezen en spellen door de aandacht eerst te richten op datgene wat voor het gehele verdere proces van belangrijk is:
Een woordbeeld herkennen en identificeren met de betekenis.
Raadpleeg voor vervolg stappen het boek 'Spelen met letters en woorden' van Hildegonde Mostert.
Ook kun je jouw vraag stellen aan een van de experts die met Alfa-bedding werken, die je kunt vinden op www.alfa-bedding.nl .
| 0.883638
| 663
|
<urn:uuid:0aec67de-1a05-4a0c-8244-f831665853ef>
|
----------------------------------------------------
BESLISSING EX ARTIKEL 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
inzake de heer [klager]
Per adres: accommodatie zorgaanbieder te Tilburg tegen:
GGz Breburg/ HIC
Ter zitting vertegenwoordigd door: De heer [verweerder], zorgverantwoordelijke psychiater
zaaknummer RKC 23-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager] in behandeling genomen.
De commissie is betreffende de klacht de heer [klager], geboren [datum], tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht
De heer [klager] heeft klaagschriften ingediend gedateerd op [dag] resp. [dag] december 2023. Hij klaagt over de besluiten van de zorgverantwoordelijke tot verlening van verplichte zorg in de vorm van beperking van zijn bewegingsvrijheid (klacht 1) dwangmedicatie in de vorm van Cisordinol- Acutard (klacht 2) en beperking van de vrijheid om zijn leven in te richten door inname van communicatie middelen (klacht 3). Tevens klaagt hij over de beoordeling van de zorgverantwoordelijke inhoudende zijn wilsonbekwaamheid (klacht 4), Op [dag] december 2023 heeft de patiëntenvertrouwenspersoon laten weten dat de heer [klager] een schadevergoeding verzoekt.
Ontvankelijkheid
Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd. Het verzoek tot schadevergoeding betreft art.10.11 van de Wvggz en is ontvankelijk.
De procedure
De commissie heeft per beslissing van [dag] december 2023 afwijzend beslist op het schorsingsverzoek met betrekking tot inname van telefoon en tablet van de heer [klager]. De commissie heeft per schriftelijk verkorte uitspraak van 12 december 2023 haar conclusie
---------------------------------------------------- omtrent de ongegrondheid van de klachten aan klager en verweerder medegedeeld.
De hoorzitting
De commissie, bestaande uit mevrouw mr. M. Timmermans, voorzitter, mevrouw K. Delescen , psychiater-lid, en T. de Vos , lid, heeft tijdens de hoorzitting op 11 december 2023, gehoord:
de heer [klager], klager, bijgestaan door mevrouw [pvp], patiëntenvertrouwenspersoon en zijdens de zorgaanbieder
de heer [verweerder], actueel zorgverantwoordelijke, optredend verweerder mede ter vervanging van de zorgverantwoordelijken ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten. T.w. de psychiaters [naam 1] en [naam 2].
De heer [klager] laat weten dat zijn klacht over het beperken van de bewegingsvrijheid inhoudt dat hij weinig kans heeft om naar buiten te gaan omdat de medewerkers te weinig tijd hebben om hem te begeleiden. Ook begrijpt hij het beleid niet want soms mag hij een hele dag weg met een bevriende collega en de volgende dag maar 2 uur. Verder licht de heer [klager] toe dat hij zich onberispelijk gedraagt en nooit is weggelopen.
Als directeur van een bedrijf is hij wel bourgondisch in zijn uitgaven maar hij heeft alle bonnetjes.
Hij heeft geen wens om nu met ontslag te gaan maar wil graag af en toe weg kunnen om alles weer op te bouwen en woonruimte te zoeken.
Betreffende de medicatie zegt de heer [klager] dat hij al 16 jaar in behandeling is bij de GGZ. Zijn onderhoudsdosis Lithium accepteert hij consequent. Hij laat weten moeite te hebben met de wijze waarop Cisordinol- Acutard is voorgeschreven. Dit terwijl hij nooit dwang nodig heeft gehad voor medicatie en zelf [dag] november gevraagd heeft om Acutard. Dat kreeg hij echter niet. Hierdoor bleef zijn spanning oplopen en leidde dat tot escalatie met inzet van de politie en alsnog het verplicht voorschrijven ervan. De heer [klager] geeft verder een toelichting op zijn voorkeuren over de medicatie en dosering voor de situatie als hij later weer thuis is.
Aangaande de inname van zijn telefoon en tablet licht de heer [klager] toe dat hij die heel beperkt mag gebruiken onder begeleiding van verpleegkundigen. Hij is het niet eens met de stelling dat hij onverantwoorde uitgaven doet door middel van deze communicatiemiddelen. Iedereen heeft een ander idee over wat een groot bedrag is, hij is directeur van een bedrijf en dat zegt genoeg. De heer [klager] zegt uitgaven voor zijn bedrijf te doen met toestemming van de interim directeur. De zorg die geuit wordt voor zijn personeel vindt hij onterecht. De heer [klager] wil graag zijn pasjes terug omdat hij opdracht wil geven om een pand te taxeren. Zijn ex-partner panikeert onnodig en geeft hem geen paswoorden. De heer [klager] acht zich goed in staat om een paar telefoontjes en mailtjes te plegen zonder toestemming. Zijn bedrijf draait momenteel gewoon goed mede door inzet van de interim directeur.
----------------------------------------------------
De heer [klager] licht toe dat indien hij in de hoge fase van zijn CSP zou zitten, het passend zou zijn om de sleutels van de auto en de communicatiemiddelen in te nemen. Nu is hij van mening in fase 4 te zitten wat inhoudt dat hij moe is en emotioneel. Dit kan omslaan in depressie; hij weet niet wat het kantelpunt is en wat nu doel is van de behandeling.
Voor wat betreft de beoordeling van zijn wilsonbekwaamheid, zegt de heer [klager] dat hij goed weet wat hij doet en alleen de Heer dient. Hij is van mening dat er soms dingen anders gerapporteerd worden dat er met hem is besproken.
Tot slot laat de heer [klager] weten dat hij in principe alleen rust nodig had en het beste was geweest als men hem in Spanje had laten blijven in plaats van zich zorgen maken en hem terug laten komen voor opname. Het verblijf in de EBK heeft uiteindelijk wel rust gebracht.
Mevrouw [pvp] verduidelijkt dat de klacht van de heer [klager] over te weinig bewegingsvrijheid mede komt door het voor hem onduidelijk beleid dat hij soms lang weg kan en soms erg beperkt wordt. Dit terwijl hij steeds op de afgesproken tijd terug komt. Verder brengt mevrouw [pvp] naar voren dat zij zelf op [dag] december heeft gehoord dat er geen Acutard gegeven zou worden als hij in de samenwerking was. Toch ziet zij vervolgens in het schriftelijk besluit van [dag] december wel Acutard staan. De klacht van de heer [klager] is nu dat hij Acutard niet langer nodig heeft omdat hij steeds akkoord gaat met het depot.
Mevrouw [pvp] licht toe dat de heer [klager] van mening is wilsbekwaam te zijn en dat zijn klacht daarover dus in algemene zin over alle bestreden besluiten gaat.
Ook vraagt mevrouw [pvp] aandacht voor het feit dat de heer [klager] normaliter een druk leven heeft als zakenman en hij in de omstandigheden zoals die nu voor hem worden bepaald, zich verveelt.
De heer [verweerder] laat desgevraagd weten dat er inmiddels een zorgmachtiging is aangevraagd en dat de mate van verlof om naar buiten te gaan steeds per dag wordt beoordeeld. Niet alle personen die de heer [klager] aandraagt voor begeleiding hebben zelfde belastcapaciteit en ook hijzelf kan per dag een andere beeld laten zien. Met name onder begeleiding van de betreffende collega kan er best veel toegestaan worden. Voor wat betreft de klacht van de heer [klager] over de Cisordinol-Acutard licht de heer [verweerder] toe dat die werd voorgeschreven door zijn toenmalige zorgverantwoordelijke mevrouw [naam 1] omdat hij in de periode daaraan voorafgaand het reguliere depot weigerde. Wellicht speelde ook mee dat hij toen onder regime van een crisismaatregel werd behandeld waardoor er niet snel langwerkend dwangmedicatie wordt toegediend. Het kan ook van belang zijn geweest tijdens de opbouw van de depotmedicatie.
Inmiddels is de Acutard niet langer voorgeschreven; de heer [klager] accepteert zowel het depot als Lithium en het gaat steeds beter.
Voor wat betreft de inname van de telefoon en tablet licht de heer [verweerder] toe dat de heer [klager] nog onvoldoende is gestabiliseerd en er steeds sprake is voor risico op schade met name ook voor zijn bedrijf. Hij belt en mailt naar relaties terwijl hij niet in goeden doen is en riskeert dat hij zijn goede relaties verliest en het bedrijf onherstelbare schade aandoet.
----------------------------------------------------
De heer [klager] dreigde ook als gevolg van zijn toestandsbeeld besluiten te nemen die hij wellicht anders niet zou nemen, zoals het verkopen van een pand of grote uitgaven doen. De heer [verweerder] volgt ook het oordeel van voorgaande zorgverantwoordelijken voor wat betreft de wilsonbekwaamheid zoals dit in de bestreden besluiten is verwoord.
Het oordeel van de commissie
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, de onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen betrokkenen ter zitting hebben verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat de heer [klager] in eerste instantie vanuit een ambulante zorgregime, op vrijwillige basis werd opgenomen doch vanaf [dag] november 2023 werd zijn opname op grond van een (voortgezette) crisismachtiging gecontinueerd en werd verplichte zorg ingezet.
Hij is bij de zorgaanbieder bekend met een bipolaire stemmingsstoornis en langdurig in behandeling. Aanleiding voor de huidige opname is, aldus zijn dossier, een maniform toestandsbeeld.
Uit de verklaringen en nadere toelichtingen van de heer [klager] ter zitting, concludeert de commissie dat hij in concreto wenst te klagen over de beperkte en steeds wisselende verlofmogelijkheden (klacht 1), over de wijze waarop besloten is over Cisordinol -Acutard ( klacht 2), de het beperken van het gebruiken van zijn communicatie middelen ( klacht 3) en over het feit dat hij door de zorgverantwoordelijke(n) wilsonbekwaam wordt geacht (klacht 4).
Ad klacht 1 overweegt de commissie dat zijdens verweerder afdoende duidelijk is gemaakt dat er zorgvuldig wordt gehandeld door dagelijks de gesteldheid van de heer [klager] te beoordelen in relatie tot zijn capaciteit om buiten de instelling te zijn. Daarbij wordt in het geval de begeleider een privé persoon is, mede betrokken of die persoon korter of langere tijd adequaat de begeleiding op zich kan nemen.
Hieraan doet niet af dat de commissie begrip heeft voor de onzekerheid die dit steeds opnieuw beoordelen voor de heer [klager] met zich meebrengt en dat hij er de voorkeur aan zou geven om een meer voorspelbaar beleid te voeren.
Ad klacht 2 overweegt de commissie dat de heer [klager] enerzijds verklaart zelf aangedrongen te hebben op het voorschrijven van Cisordinol -Acutard en anderzijds dat hij het niet eens is met het besluit van [dag] december waarbij de zorgverantwoordelijke daartoe besluit, omdat hij dit middel niet meer nodig acht.
De commissie komt tot de conclusie dat er kennelijk sprake is van miscommunicatie nu duidelijk is geworden dat Acutard niet langer wordt toegediend. Hierover zijn betrokkenen het kennelijk eens.
De heer [verweerder] heeft verklaard dat Acutard een tijdelijk aanvulling betrof in de periode van het (her)starten van het langwerkend depot Cisordinol.
De commissie acht het besluit zoals op [dag] december van kracht, niet onrechtmatig of onzorgvuldig nu afdoende gebleken is dat er gegronde redenen aangevoerd konden worden
---------------------------------------------------- voor het voorschrijven van genoemde medicatie. Aanvullend overweegt de commissie hierbij dat in het betreffende artikel 8:9 Wvggz -besluit wordt vermeld dat het voorschrijven hiervan in lijn is met zijn eerder opgestelde schriftelijke wilsverklaring en dat met deze middelen eerder goede resultaten zijn behaald.
Ad klacht 3 overweegt de commissie dat ondanks de verklaringen van klager inhoudende dat hij zich bepaalde uitgaven kan veroorloven en goed weet wat hij doet, afdoende aannemelijk is geworden dat ongecontroleerd gebruik van zijn telefoon en/of tablet tot ernstig nadeel kan leiden. De commissie verwijst hierbij naar de argumentatie in het betreffende besluit ("Het acute gevaar bestaat uit acute maatschappelijke teloorgang doordat u via telefoon en/of tablet aankopen doet voor uw bedrijf die u niet overziet, in problemen komt omdat u via zakenpartners en social media mensen gaat benaderen om zaken voor u te regelen. Op deze wijze berokkend u schade aan uzelf en uw bedrijf, daarbij bent u gekend met het creëren van schade aan uw bedrijf wat impact heeft op uzelf, uw zakenpartners en werknemers. In uw wilsverklaring heeft u aangegeven dat als u ontregelt u snel ontregelt. En dat het voor u belangrijk is dat wat u heeft opgebouwd qua werk, wonen, financiën en relatie, dat u dit niet verliest tijdens deze ontregelingen.")
als ook aan de verklaringen ter zitting van de rechtbank door zijn bevriende collega. Deze " acht het in het belang van betrokkene dat hij zijn medicatie gebruikt en dat hij zo lang hij nog niet stabiel is zijn mobiele telefoon niet voor zakelijke doeleinden kan gebruiken".
De rechtbank heeft dan ook aanvullend op het verzoek van de officier van justitie " het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen" in haar beschikking opgenomen als nodige vorm van zorg.
Ad klacht 4 overweegt de commissie dat klagers motivering zich beperkt tot de stelling (in het klaagschrift) dat de wilsonbekwaamheidsverklaring zich baseert op oude waarnemingen en (ter zitting) dat hij weet dat hij doet.
De commissie stelt vast dat de heer [klager] in tijden van stabiliteit en bijbehorende wilsbekwaamheid schriftelijke verklaringen opstelt waarin hij aangeeft wat voor hem nodig en effectief zal zijn ter behandeling van een manische ontregeling. Daarentegen verzet hij zich nu tegen enkele zorgvormen die door hem als zodanig zijn genoemd hetgeen wijst op een verstoring van zijn bekwaamheid om te beoordelen welke zorg hij nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen.
Verder constateert de commissie dat in de bestreden besluiten steeds de criteria waarlangs de zorgverantwoordelijke tot een oordeel over de wilsbekwaamheid steeds worden genoemd en in het besluit van 29 november 2023 ook aanvullend:
" Er is bij u sprake van sterke concentratie problemen en wijdlopig en versneld in denken wat veroorzaakt wordt door maniform toestandsbeeld. U komt erg chaotisch, onsamenhangend over en u bent geneigd over alles de discussie aan te gaan, hiermee loopt de spanning bij u hoog op waardoor u uw situatie helemaal niet meer kan overzien. Dit maakt dat u wilsonbekwaam ter zake wordt geacht om goed over uw huidige situatie en behandeling te kunnen beslissen".
In het besluit van [dag] december 2023 wordt door de zorgverantwoordelijke beargumenteerd:
----------------------------------------------------
"Gekeken naar uw eigen wilsverklaring verkeerd u in fase 3, hierin staat beschreven: ik ben onvriendelijk in contact, grenzeloos in gedrag en uitspraken, nog minder slapen en toch niet moe zijn, er is sprake van hyperseksualiteit, geen inzicht hebben in dat het slechter gaat met mij. ik ervaar zaken anders (heb bijvoorbeeld last van versneld denken). Dit maakt dat u op dit moment wilsonbekwaam wordt geacht om te kunnen beslissen over uw situatie daarbij benodigde zorg en interventies".
Met al bovenstaande komt de commissie tot de conclusie dat de geboden verplichte zorg waar de heer [klager] zich over beklaagt , voldoet aan de eisen van effectiviteit, proportionaliteit en subsidiariteit. Als ook dat deze zorg wordt gegeven omgeven door de vereiste veiligheidseisen nu de heer [klager] in een klinische omgeving door professionals wordt behandeld.
Voor zover van toepassing, heeft de commissie ook getoetst of de artikel 8:9-besluiten voldoen aan de eisen die in genoemd artikel worden gesteld. Zij constateert dat de besluiten door de zorgverantwoordelijke zijn genomen na overleg met betrokkene en schriftelijk en gemotiveerd zijn opgesteld en uitgereikt . Tevens bevatten deze brieven een oordeel omtrent de wilsbekwaamheid en informatie over de rechten van betrokkene aangaande klachtrecht en recht op ondersteuning door de patiëntenvertrouwenspersoon.
De commissie verklaart alle klachten dan ook ongegrond.
De schadevergoeding
Nu de commissie de klachten van de heer [klager] ongegrond heeft verklaard, is er geen aanleiding om tot schadevergoeding over te gaan.
De beslissing
De klacht van de heer [klager] is ongegrond.
Datum uitspraak: Tilburg, 11 december 2023
| 0.94968
| 235
|
<urn:uuid:b0a4b60d-1ee6-4e4d-a154-8925750df51b>
|
Stoelyoga
'BEWEGING VERMINDERT DE PIJN'
Dat yoga goed is voor lichaam en geest is bekend, onder andere uit wetenschappelijk onderzoek. Niet iedereen is fysiek in staat om zich in allerlei ingewikkelde yogahoudingen te wurmen, maar dat is bij stoelyoga niet nodig. "Stoelyoga is de veiligste en minst belastende vorm van yoga", vertelt Paula Jap Tjong. Zij is initiatiefnemer van Stoelyoga Nederland & Vlaanderen. "Je hoeft je er niet speciaal voor om te kleden. Je mag zelfs je schoenen aanhouden als je dit prettig vindt."
"Vandaag ga ik weer en daar kijk ik echt naar uit. Het is zo leuk en het doet me goed." Adrie Kniese-Hoffman (75) doet aan stoelyoga. "Voor mij een prima oplossing want van een matje op de grond kom ik niet meer overeind."
Een stoelyogales bestaat uit het uitvoeren van milde yogahoudingen op een stoel. Dat kan op een officiële yogastoel, bureaustoel, leunstoel, vliegtuigstoel of rolstoel. Stoelyoga is een rustige bewegingsvorm en daardoor voor iedereen haalbaar, ongeacht leeftijd, omvang, lenigheid of conditie.
Adrie Kniese-Hoffman heeft spierreuma en artrose. Ze heeft veel baat bij de lessen. "Na afloop ben ik moe, maar voldaan." Haar vriendin vroeg haar mee te gaan naar stoelyoga in Badhoevedorp
en nu doet ze al meer dan twee jaar met veel plezier de oefeningen. "Het is goed voor mijn lichaam, zeker nu ik wat ouder ben. Vraag me niet mijn benen in mijn nek te leggen, want dat kan ik niet meer. Ik forceer niets en dat is wat Paula ook steeds benadrukt. Wat je niet kunt, hoef je ook niet te doen. Het moet leuk blijven. Maar ik doe in principe aan alles mee."
In de zomer fietst Adrie van haar volkstuin in Oud-Sloten naar de lessen in Hoofddorp. "Dapper? Welnee, ik heb een elektrische fiets. En als ik niet fiets, gaat mijn conditie achteruit." Maar dan toch... Adrie houdt haar tuin zelf bij sinds haar man negentien jaar geleden is gestorven. "Ik woon daar de hele zomer en ga pas in oktober weer naar mijn huis terug. Ik kan op de tuin douchen, er is elektra. Ik vermaak me wel." Ook in de tuin forceert Adrie niets. "Na een halfuur ploeteren neem ik een halfuur rust."
Goed alternatief
Dankzij stoelyoga heeft Adrie minder lichamelijke klachten. "Ook mensen met artrose
STOELYOGA
Stoelyoga is nuttig als een korte opfrispauze in de klas of op het werk, als volledig beweeg- en ontspanprogramma voor iedereen die om wat voor reden dan ook niet op de yogamat wil of kan deelnemen. Doe mee met de gratis videoles op het YouTubekanaal van Stoelyoga Nederland en kijk naar lessen bij jou in de buurt.
www.stoelyoga-nederland.nl sluiten zich vaak bij ons aan", laat Paula Jap Tjong weten. "Als je artrose of een andere vorm van gewrichtspijn hebt, dan kan het zijn dat je het betreffende gewricht het liefst zo min mogelijk beweegt. Hierdoor zullen de klachten echter niet minder worden, integendeel. Lichamelijke beweging is essentieel voor vermindering van de pijn. Yoga kan artrose niet genezen, maar uit praktijkervaring en recent onderzoek blijkt dat het helpt gewrichtspijn te verminderen. Aan dat onderzoek deden
VOORBEELD
Om het lichaam op te warmen beginnen we de stoelyogales met het vrij bewegen van alle gewrichten. Door onbelaste bewegingsoefeningen te doen gaat de energie weer stromen en wordt het kraakbeen gevoed. Hierbij besteden we extra aandacht aan de heupen en knieën omdat hier vaak artrose ontstaat. Buig-, strek- en draaiende bewegingen van de heup en knieën in zittende houding zijn een veilige en goede manier om het lichaam te versterken.
in totaal 131 ouderen met artrose mee, waarvan ongeveer de helft stoelyogalessen en de andere helft gezondheids-voorlichting kreeg. Zowel de stoelyogalessen als voorlichtingssessies vonden tweemaal per week plaats, verspreid over een periode van acht weken. De ouderen die deelnamen aan de stoelyogalessen, gaven na afloop aan dat ze minder pijn hadden, flexibeler waren en ook minder vermoeid. Bij de mensen die alleen voorlichting kregen, was dit niet het geval. De onderzoekers concluderen dat stoelyoga een goed alternatief is voor mensen die moeite hebben met gebruikelijke yogaoefeningen. Een belangrijke kanttekening is dat de lichamelijke conditie terugloopt als er niet meer aan (stoel)yoga wordt gedaan. Het is dus belangrijk om in beweging te blijven!"
Ook mensen met andere dan reumatische aandoeningen hebben positieve ervaringen met stoelyoga.
NOORTJE KRIKHAAR
| 0.914948
| 4,109
|
<urn:uuid:b0478fac-4656-4b95-8a9c-96f3f07685f6>
|
Geachte heer/mevrouw,
U ontvangt deze brief van uw huisartsenprak;jk Binck-Zorg.
Tot onze grote spijt zijn wij genoodzaakt de Huisartsenprak;jk Binck-Zorg per 1 april a.s. te stoppen. Dit besluit hebben wij moeten nemen door de aanhoudende problemen om voldoende medisch personeel (huisarts en doktersassistenten) voor de prak;jk te vinden.
Wij hebben Huisartsenprak;jk Bordewijk, geves;gd aan de Bordewijklaan 7, 2591 XR Den Haag, en onderdeel van Co-med, bereid gevonden de zorg van onze pa;ënten over te nemen.
Dat betekent dat per maandag 1 april a.s. het zeer kundige team van Huisartsenprak;jk Bordewijk voor u klaar staat. Uiteraard zullen wij ervoor zorgdragen dat uw volledige medische dossier ;jdig overgaat naar de nieuwe prak;jk zodat de zorg onverminderd doorgang kan vinden.
Om ;jdig de overdracht te verzorgen, zullen wij met ingang van donderdag 28 maart niet langer spreekuur houden op onze loca;e aan de Zonweg 33 in de Binckhorst. Voor afspraken op donderdag 28 maart en vrijdag 29 maart kunt u terecht op de loca;e van Huisartsenprak;jk Claessen aan de Parkweg 218, 2271 BE Voorburg. De prak;jk blijW ook ;jdens de overgang gewoon bereikbaar via het bekende telefoonnummer 070-2230206.
Vanaf maandag 1 april kunt terecht bij Huisartsenprak2jk Bordewijk, geopend van maandag – vrijdag van 08:00 uur tot 17:00 uur. De prak;jk is dagelijks telefonisch bereikbaar van 08.00 uur tot 11.00 uur en 14:00 uur tot 16:00 uur. Het telefoonnummer van de prak;jk is 070-2092041. Het emailadres van de prak;jk is [email protected].
Wij betreuren het ten zeerste dat wij dit besluit hebben moeten nemen en dat dat voor u mogelijk onrust geeW en even wennen zal zijn, hiervoor vragen wij uw begrip. Uiteraard zullen wij er alles aan doen om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Het staat u uiteraard volledig vrij een andere huisarts te kiezen. Mocht u zich willen inschrijven bij een andere huisarts, neem dan telefonisch contact op met één van de prak;jken via bovenstaande telefoonnummers, dan wordt uw dossier zo spoedig mogelijk overgedragen aan de desbetreffende huisarts.
HeeW u nog vragen naar aanleiding van dit bericht? Neem dan contact met ons op: Telefonisch tussen 08:00-12:00 uur met 070-2230206, of digitaal via [email protected]
Met vriendelijke groet, Huisarts Binck-Zorg www.binck-zorg.nl
| 0.937275
| 5,689
|
<urn:uuid:eff95a40-7736-442a-b012-c2f69be9b13c>
|
CURSUSSEN VOOR CLIËNTEN
ADMINISTRATIE EN FINANCIËN
- Inschrijving Basisadministratie
- Inkomen
- DigiD
- Ziektekostenverzekering
- Aanvragen toeslagen
- Inschrijving TIL | Urgent
- Post en administratie
- Betalingen | Budgetbeheer | Bewind
AFVAL SCHEIDEN
- Waarom
- Handelingen
- Hoe
- Regels per gemeente
BURGERSCHAP EN GRONDRECHTEN
- Gelijke behandeling en discriminatie
- Grondwet
- Vrijheid van meningsuiting
- Seksueel contact
- Strafblad
FIETSEN EN VERKEERSREGELS
- Artikel 185
- Gebruikerseisen aan je fiets
- Permanente eisen aan je fiets
- Fietspaden
- Verkeersregels en belangrijke borden
- Kinderen
- Fietsles
Probe | educatie & expertise
GEZOND ETEN EN INKOPEN
- Gevarieerd eten
- Granen, groenten
- Vers
- Regelmatig eten
- Kruiden, noten
- Prijzen vergelijken
- Dranken, fruit
- Gezond leven
- Peulen, vis-en zeevruchten
- Olien, vetten, paddenstoelen
- Vlees, gevogelte en vleesvervangers
- Zaden, overige
HYGIENE EN SEKSUALITEIT (VROUW)
- Lichaam | menstruatie & hygiëne
- Infecties
- Gezinsplanning en zwangerschap | Anticonceptie
- Seksualiteit
Probe | educatie & expertise
HYGIENE EN SEKSUALITEIT (MAN)
- Lichaam & hygiëne
- Infecties
- Gezinsplanning en zwangerschap | Anticonceptie
- Seksualiteit
| 0.948408
| 73
|
<urn:uuid:07c0cb9d-6742-409a-b092-8ccfd88c3a8f>
|
SER: zorguitgaven vereisen langetermijnvisie van de overheid
De zorguitgaven gaan, bij ongewijzigd beleid, de komende twintig jaar verdubbelen. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg. De houdbaarheid van de zorg op lange termijn staat centraal in de verkenning 'Zorg voor de toekomst'. De SociaalEconomische Raad (SER) beveelt aan om meer in te zetten op preventie, binnen en buiten de zorg. Daarnaast is meer ruimte voor zorgprofessionals nodig, meer regie op digitale innovaties, en voortdurend en actief beheer van het verzekerde pakket. Voor dit alles is een langetermijnvisie van de overheid nodig. Dit meldt de SER.
Mariëtte Hamer, voorzitter SER: "We zullen alle zeilen moeten bijzetten om iedereen zorg te blijven bieden. Daarvoor zijn nodig: een sterkere positie voor de zorgprofessional, nieuwe technologie inzetten,
preventie buiten de zorg versterken en steeds kritisch blijven kijken naar wat wel en niet vergoed wordt. En dan nog blijven er vragen open over de jeugdzorg en ouderen."
De SER trekt vier hoofdconclusies in deze verkenning. De eerste is dat mensen in de zorg werken met passie voor hun vak, maar vaak te maken hebben met weinig autonomie, hoge werkdruk, veel regels en weinig waardering. Dat leidt tot weinig tijd voor patiënten, inefficiënt werk, minder tevredenheid en een hoge uitstroom van werkenden in de zorg. Wanneer zorgverleners meer ruimte krijgen voor zorg voor patiënten kan dit helpen om de arbeidstevredenheid te verhogen. De SER vindt dat er gewerkt moet worden aan een zorgstelsel waarin zorgprofessionals meer autonomie hebben, meer tijd voor cliënten en collega's, en waardering voor hun werk krijgen.
Ten tweede vindt de SER dat digitale innovaties sneller en minder vrijblijvend moeten worden opgeschaald. Dat levert winst op in de vorm van betere en tijdige zorg voor patiënten, minder fouten door betere informatieoverdracht, en minder administratieve regeldruk voor zorgverleners. Belangrijke voorwaarde is dat technologische innovaties tot stand komen in samenwerking tussen ondernemers, zorgaanbieders, zorgverleners en patiënten. Alle partijen in de gezondheidszorg (van beroepsverenigingen tot zorgverzekeraars) hebben daar een belangrijke rol en verantwoordelijkheid in.
Voor die opschaling van digitale zorg is belangrijk dat zorgprofessionals in hun opleidingen veel beter worden voorbereid op de ingrijpende gevolgen die digitalisering nu al heeft op de aard van hun hoofdtaken.
(Bron en volledig artikel Nationale Zorggids)
| 0.833216
| 2,188
|
<urn:uuid:042a6fd2-ed95-4e84-b724-34f0f6dbee1d>
|
Factsheet
Programma Nu Niet Zwanger
Het programma 'Nu Niet Zwanger' (NNZ) is een maatschappelijk programma dat wil voorkomen dat kwetsbare vrouwen tegen hun eigen wensen of plannen in toch zwanger worden. Het programma voorkomt op deze wijze veel persoonlijk leed bij vrouwen en gesinnen en verlaagt tegelijkertijd de behoefte aan zorg en ondersteuning van deze kwetsbare doelgroep. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een maatschappelijke kosten batenanalyse gemaakt van NNZ. In deze factsheet staan de belangrijkste bevindingen van deze analyse.
Doelgroep en doelstelling van het programma
NNZ helpt vrouwen en gezinnen de regie te nemen over hun kinderwens om een ongeplande ongewenste zwangerschap te voorkomen. De doel- groep heeft daarmee twee kenmerken:
1. er is een overduidelijke en door de deelnemer uitgesproken wens om zelf regie te nemen over de kinderwens en
2. de deelnemer is zèlf niet in staat om deze kinderwens vorm te geven omdat zij in een kwetsbare positie zitten
3. de huidige hulpverleners rond de deelnemer kunnen onvoldoende de deelnemer ondersteunen bij het nemen van de regie over de kinderwens
In de analyse van de VNG zijn vrouwen en gezinnen betrokken die door een verstandelijke beperking, een beperkte beheersing van het Nederlands of door een complexe gezinssituatie niet zelf hun eigen kinderwens kunnen vormgeven. Bijkomende externe factoren zijn structureel drugsproblemen, financiële problemen, werkloosheid of dakloos- heid. NNZ begeleidt deze vrouwen en gezinnen bij het helder krijgen van hun toekomstplannen en hun kinder- wens. Wanneer een deelnemer vervolgens vanuit zichzelf en actief aangeeft geen kind te willen dan geeft NNZ voorlichting en actieve begeleiding over passende anticonceptie.
De voornaamste redenen dat de deelnemers dit niet zelf kunnen regelen en de begeleiding van NNZ nodig hebben zijn onder andere een gebrek aan kennis over de mogelijkheden van gezinsplanning, een gebrek aan vaardigheden om de anticonceptie zelf te regelen, een mismatch tussen de deelnemer en de bestaande zorg- en hulpverleners of een gebrek aan financiële middelen om de anticonceptie te betalen.
Behaalde resultaten
NNZ wordt regionaal uitgevoerd en zoveel mogelijk via de bestaande zorg- en hulpverlenings- kanalen die al contact hebben met de relevante doelgroepen in de regio. De bestaande hulpverleners worden door NNZ gemotiveerd om met hun eigen cliënten te praten over de kinderwens van de cliënt en hen actief te begeleiden. NNZ traint de bestaande hulpverleners om dit gesprek open en transparant te voeren: de cliënt houdt hierbij altijd zelf de regie.
1
/2
Programma Nu Niet Zwanger
De ervaring in 3 regio's is dat door de begeleiding van NNZ 80% van de deelnemers ervoor kiest om hun kinderwens uit te stellen.
Maatschappelijke baten
In een MKBA is doorgerekend wat de maatschappelijke baten zijn wanneer een kwetsbaar persoon ongepland en ongewenst een kind krijgt en vervolgens niet in staat is om het kind zelfstandig op te voeden. In een dergelijke situatie zijn gemeentes en zorginstellingen aan zet om de moeder en het gezin te ondersteunen.
Afhankelijk van de persoonlijke situatie van de moeder en het gezin dient de volgende zorg te worden verleend:
* wanneer de moeder en het gezin zelfstandig kunnen wonen: opvoedondersteuning om de moeder en het gezin te helpen bij het opvoeden van het kind
* wanneer de moeder of het gezin niet zelfstandig kunnen wonen: opvang in een moederkind huis en / of een andere vorm van begeleid wonen
* wanneer de moeder of het gezin geen veilig thuis kunnen bieden voor het kind: opvang in de pleegzorg
De MKBA laat zien dat de maatschappelijke kosten voor het begeleiden van de vrouw gedurende de bevalling en het eerste jaar na de geboorte van het kind fors zijn. Rond de € 7.000 wanneer de moeder zelfstandig kan blijven wonen, tussen € 17.500 en € 25.500 wanneer het kind naar pleegzorg wordt doorverwezen en € 52.000 tot bijna € 55.000 als er een vorm van begeleid wonen dient te worden georganiseerd. Deze maatschappelijke kosten lopen na het eerste levensjaar van het kind door maar de MKBA heeft daar geen schatting van gemaakt.
In de MKBA is er ook uitgerekend wat de uitvoeringskosten zijn van NNZ. Over een periode van 4 jaar kan NNZ circa 1.650 deelnemers begeleiden. Wanneer 80% van de deelnemers als gevolg van NNZ ervoor kiezen om regie te nemen over hun eigen kinderwens dan kost de bijdrage per deelnemer € 403.
Er is dus een grote maatschappelijke winst te behalen wanneer NNZ een ongeplande en onge- wenste zwangerschap weet te voorkomen - dit uiteraard bovenop de grote positieve gevolgen voor de deelnemers zelf wanneer zij een ongewenste zwangerschap kunnen voorkomen.
Overwegingen voor gemeentes of regio's
De VNG wil met de MKBA van het NNZ laten zien dat investeren in maatschappelijke programma's op termijn kosten voor de gemeenschap kan besparen, bovenop alle andere positieve bijdragen die een maatschappelijk programma kan opleveren.
De VNG wil hierbij de volgende aanbevelingen meegeven:
* iedere gemeente of regio is anders: onderzoek daarom van te voren welke doelgroepen in welke aantallen in de regio aanwezig zijn voor wie het programma NNZ relevant kan zijn
* daag de uitvoerders van NNZ uit om een regiospecifiek uitvoeringsplan op te stellen: hoe gaan zij het programma uitvoeren en hoe betrekken zij lokale partners hierbij?
* de maatschappelijke baten komen niet alleen terecht bij de gemeente maar ook bij andere instanties of bij andere beleidskolommen: onderzoek of je hen kan verleiden om ook te investeren in het programma.
Besluit met muisjes
2
/2
| 0.846418
| 4,184
|
<urn:uuid:39b42c3f-b9f6-4cd9-8333-cdd4acfb134a>
|
Stichting Vaccinvrij Tussen de bogen 6 1013 JB Amsterdam
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport T.a.v. minister Hugo de Jonge Postbus 20350 2500 EJ Den Haag
Onderwerp: Verzoek om transparantie betreffende de wetenschappelijke onderbouwing van de veiligheid van het Rijksvaccinatieprogramma
Amsterdam, 28-02-2018
Geachte minister Hugo de Jonge,
Graag vragen wij uw aandacht voor het volgende. Bijgevoegd vindt u een lijst van de verschillende synthetische hulpstoffen die volgens bijsluiters in vaccins zitten. Er is steeds meer ongerustheid onder de ouders omdat wij ons afvragen of het veilig is om deze stoffen in te spuiten bij baby's en jonge kinderen. Wij hebben behoefte aan veiligheidsnormen en veiligheidsstudies die dit garanderen.
Volgens deskundigen die wij geraadpleegd hebben bestaan er geen veiligheidsnormen voor het inspuiten van de afzonderlijke synthetische hulpstoffen in baby's. Met andere woorden: volgens hen is niet vastgesteld welke hoeveelheid van een bepaalde stof in het vaccin veilig ingespoten kan worden bij een baby. Het is dus niet bekend waar de grenswaarde ligt waarboven deze stof schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid als deze stof ingespoten wordt bij een jong kind. Wij hebben tot op heden ook geen veiligheidsnormen kunnen vinden.
Een baby wordt vanaf de leeftijd van 2 maanden gevaccineerd met combivaccins. Dat betekent dat in de praktijk baby's vanaf de leeftijd van 2 maanden ingespoten worden met 7 verschillende gemanipuleerde ziekteverwekkers - plus meer dan tien verschillende synthetische hulpstoffen die tegelijkertijd ingespoten worden op een moment dat het immuunsysteem nog onontwikkeld is. Er is bekend dat de synthetische hulpstoffen elkaars werking kunnen beïnvloeden. Wij hebben tot op heden ook geen veiligheidsstudies kunnen vinden die onderzoeken wat de (schadelijke) effecten zijn van de verschillende combinaties van de stoffen die - in de hoeveelheden en op de leeftijden van het vaccinatieschema routinematig worden ingespoten bij baby's en jonge kinderen.
Er wordt voortdurend herhaald dat vaccins veilig zijn, maar het is niet transparant en ook niet controleerbaar voor ouders op basis van welke specifieke onderzoeken dit vastgesteld zou zijn. En ook niet door wie die onderzoeken betaald en uitgevoerd zijn. De meeste ouders hebben niet zozeer behoefte aan 'betere voorlichting'- we kunnen alles vinden op het internet - maar wij hebben behoefte aan transparante voorlichting.
Wij verzoeken u de vragen met een duidelijk JA of NEE, en onderbouwt met linken te beantwoorden.
1. Klopt het dat er géén veiligheidsnormen bestaan voor het inspuiten van de afzonderlijke synthetische hulpstoffen in vaccins bij baby's?
( ) JA, dat klopt.
( ) NEE, dat klopt niet.
In dit geval willen wij graag weten welke normen gehanteerd worden. Wij verzoeken u een lijst met de linken te sturen van de veiligheidsnormen van alle afzonderlijke synthetische hulpstoffen die in vaccin zitten.
Lijst met linken naar veiligheidsnormen synthetische hulpstoffen:
Beantwoord deze vraag per stof, en per categorie (zwanger/ prematuur/ baby). Gebruik alstublieft de lijst met inhoudsstoffen per vaccin die wij in bijlage 2 hebben toegevoegd.
Aluminiumverbindingen
Instituut X (naam, plus link website) heeft de volgende veiligheidsnormen vastgesteld voor het injecteren van aluminium: in baby's vanaf 6 weken (link).
Instituut X (naam, plus link website) heeft de volgende veiligheidsnormen vastgesteld voor het injecteren van aluminium: in prematuren (link).
Instituut X (naam, plus link website) heeft de volgende veiligheidsnormen vastgesteld voor het injecteren van aluminium: in zwangere vrouwen (link).
Formaldehyde – Instituut X (naam, plus link website) heeft de volgende veiligheidsnormen vastgesteld voor het injecteren van formaldehyde: in baby's vanaf 6 weken/ prematuren/ zwangere vrouwen. (link/ link/ link)
Mononatrium L-Glutamaat – Instituut X (naam, plus link website) heeft de volgende veiligheidsnormen vastgesteld voor het injecteren van mononatrium L-glutamaat in baby's vanaf 6 weken/ prematuren/ zwangere vrouwen. (link/ link/ link)
Fenolrood, polysobaat-80, formaldehyde etc. etc.
Een tweede punt van zorg over de inhoudsstoffen van vaccins is het gebrek aan veiligheidsnormen voor vervuilingen - afkomstig van onder andere het productieproces die in vaccins terecht kunnen komen. Bijvoorbeeld: dierlijk DNA en RNA, nanodeeltjes, glyfosaat, epoxylijm. Over het injecteren van vervuilingen bestaat grote ongerustheid bij ouders. Meer info: https://stichtingvaccinvrij.nl/zijn-vaccins-veilig/
2a. Klopt het dat er géén veiligheidsnormen bestaan voor het inspuiten van in het vaccin aanwezige 'vervuilingen'?
( ) JA, dat klopt.
( ) NEE, dat klopt niet.
In dit geval willen wij graag weten welke normen gehanteerd worden. Wij verzoeken u een lijst met de linken te sturen van alle afzonderlijke vervuilingen - voor zover bekend – die in vaccins zitten.
Lijst met linken naar veiligheidsnormen vervuilingen:
Beantwoord deze vraag per 'vervuiling'. Gebruik alstublieft de aanvulling op bijlage 2.
Epoxylijm - Instituut X (naam, plus link website) heeft de volgende normen vastgesteld voor het injecteren in van epoxylijm: bij baby's vanaf 6 weken/ prematuren/ zwangere vrouwen. (link/ link/ link)
Dierlijke virussen: (b.v. varkensvirussen in Rotavirus vaccin - apenvirussen in poliovaccin) Instituut X (naam, plus link website) heeft de volgende normen vastgesteld voor het injecteren in van: bij baby's vanaf 6 weken/ prematuren/ zwangere vrouwen. (link/ link/ link)
Varkensgelatine, kippeneiwitten, VERO-cellen etc.
Volgens sommige bronnen worden er ook vervuilingen aangetroffen die niet op de bijsluiter staan. Bijvoorbeeld glyfosaat, en dierlijk en menselijk RNA, en DNA.
2b. Controleert de overheid vaccins op de aanwezigheid van 'vervuilingen'? En zo ja kunt u ons garanderen dat er geen andere dan de op de bijsluiter staande vervuilingen in vaccins zitten?
( ) NEE, vaccins worden niet door ons getest op vervuilingen.
( ) JA, vaccins worden regelmatig getest volgens de volgende procedures (link).
Toelichting:
Het European Chemicals Agency (ECHA) heeft veiligheidsnormen opgesteld voor chemische stoffen. Voor elke stof is op een 'Medical Safety Data Sheets' de grens vastgesteld waarboven gezondheidsrisico ontstaat in geval van oogcontact, huidcontact, inslikken, en inademen voor volwassenen. (ECHA https://www.echa.europa.eu) Wij zoeken naar MSDS met grenswaarden waarboven gezondheidsrisico ontstaat in geval van injecteren van stoffen in baby's.
Het doel van vraag 1 en 2 is te weten te komen of veiligheidsnormen voor het injecteren van synthetische hulpstoffen en vervuilingen in vaccins in baby's WEL - of NIET bestaan. En zo ja, waar wij de veiligheidsnormen kunnen vinden. Wij willen deze informatie samen met de artsen en wetenschappers die zich inmiddels onder ons bevinden bestuderen.
Ervan uitgaande dat – zoals ons door deskundigen is verteld - er géén veiligheidsnormen bestaan voor het injecteren van inhoudsstoffen en vervuilingen van vaccins, vragen wij ons af waarop de claim dat vaccineren veilig is wordt gebaseerd.
3. Beschikt de overheid over bewijs dat het injecteren van de synthetische inhoudsstoffen in vaccins geen schade aan de gezondheid kunnen veroorzaken?
Wij zoeken specifiek veiligheidsonderzoek. Met andere woorden: onderzoek dat bestudeert wat de (lange termijn) effecten zijn van het inspuiten van de specifieke, synthetische hulpstoffen (aluminium, formaldehyde, Mononatrium L-glutamaat etc.) bij de volgende categorieën: zwangere vrouwen/ prematuur geboren baby's/ baby's vanaf 6 weken oud. Beschikt de overheid daarover?
Om wetenschappelijk bewijs te leveren dat vaccins veilig zijn, zijn te lange termijn CRTstudies nodig met een ongevaccineerde controlegroep als placebo. Beschikt de overheid hierover?
( ) NEE
( ) JA, wij kunnen met de volgende CRT-studies die de effecten hebben bestudeerd van het injecteren van synthetische stoffen, de gebruikers van het RVP garanderen dat vaccinatieschade* onmogelijk is.
*Onder vaccinatieschade verstaan wij elke door ouders geobserveerde verandering in de gezondheidstoestand van hun kind waarvan ouders intuïtief of met logisch verstand kunnen onderbouwen dat dit (mede) door vaccineren is veroorzaakt.
Kunt u deze vraag alstublieft per inhoudsstof (bijlage 2) en per categorie (zwanger/ prematuur /6 - 9 weken) beantwoorden?
Lijst met linken naar specifiek veiligheidsonderzoek
Aluminium – Onderzoek X (titels, plus link(en) naar onderzoek) bewijst dat het inspuiten van de hoeveelheid aluminium (vul in hoeveelheid), bij baby's vanaf 6 weken/ prematuren/ zwangere vrouwen veilig is. Dit onderzoek is gefinancierd door X, Y, Z (naam van de betreffende instanties/ bedrijven).
Formaldehyde – Onderzoek X (titel, plus link naar onderzoek) bewijst dat het inspuiten van de hoeveelheid formaldehyde (vul in hoeveelheid), bij baby's vanaf 6 weken/ prematuren/ zwangere vrouwen veilig is. Dit onderzoek is gefinancierd door X, Y, Z (naam van de betreffende instanties/ bedrijven).
Etc.
Wij gaan ervan uit dat dergelijke gedetailleerde onderzoeken niet bestaan, maar misschien beschikt de overheid over ander veiligheidsonderzoek?
4. Beschikt de overheid over lange termijn CRT-studies met een ongevaccineerde controlegroep als placebo die bewijzen dat het injecteren van losse vaccins veilig is?
( ) NEE
( ) JA, wij kunnen met de volgende CRT-studies - die de (lange termijn) effecten hebben bestudeerd van het injecteren van losse vaccins - in de verschillende categorieën (baby's vanaf 6 weken/ prematuren/ zwangere vrouwen) gebruikers van het RVP garanderen dat vaccinatieschade onmogelijk is.
Beantwoord deze vraag per vaccin en per categorie (baby's vanaf 6 weken, prematuren, zwangere vrouwen).
Vaccins worden praktisch altijd toegediend in de vorm van combi-vaccins (meerdere vaccins in een spuit). Wat ouders verontrust is dat vele bronnen – niet in de laatste plaats ons eigen gezonde verstand – aangeven dat een grotere hoeveelheid vaccins op hetzelfde moment een grotere belasting vormt voor het onvolgroeide immuunsysteem van baby's. Ook hierover hebben wij begrepen dat wetenschappelijk onderzoek naar de geaccumuleerde effecten van de verschillende combinaties van de inhoudsstoffen van vaccins niet bestaat. Wij willen graag weten of dat klopt, vandaar onze vraag:
5. Beschikt de overheid over lange termijn CRT-studies met een ongevaccineerde controlegroep als placebo met betrekking tot de veiligheid het injecteren van combivaccins?
( ) NEE, dat bestaat niet.
( ) JA
, onderzoek naar de veiligheid van combi-vaccins bestaat wel.
houden zoals de vaccins volgens het RVP toegediend worden.
In dit geval verzoeken wij u voor het beantwoorden van de vraag de combinaties aan te
6-9 weken
Met 6-9 weken worden de volgende vaccins tegelijkertijd toegediend: DKTP, Hib, Hep B, Pneu. Dat betekent dat volgens de bijsluiter de volgende stoffen tegelijkertijd in geaccumuleerde hoeveelheden toegediend worden: (lijst met stoffen en hoeveelheden). Instituut X (naam, plus link website) heeft middels wetenschappelijk onderzoek Y (titel, plus link naar onderzoek) bewezen/ aangetoond (gelieve er 1 door te strepen) dat dit veilig is. Dit onderzoek in gefinancierd door X, Y, Z (naam van betreffende instanties/ bedrijven).
14 maanden
Met 14 maanden worden de volgende vaccins tegelijkertijd toegediend: BMR en MenC. Dat betekent dat volgens de bijsluiter de volgende stoffen tegelijkertijd in geaccumuleerde hoeveelheden toegediend worden: (lijst met stoffen en hoeveelheden). Instituut X (naam, plus link website) heeft middels wetenschappelijk onderzoek Y (titel, plus link naar onderzoek) bewezen/ aangetoond (gelieve er 1 door te strepen) dat dit veilig is. Dit onderzoek in gefinancierd door X, Y, Z (naam van betreffende instanties/ bedrijven).
9 jaar
Met 9 jaar worden de volgende vaccins tegelijkertijd toegediend: DTP en BMR. Dat betekent dat volgens de bijsluiter de volgende stoffen tegelijkertijd in geaccumuleerde hoeveelheden toegediend worden: (lijst met stoffen en hoeveelheden). Instituut X (naam, plus link website) heeft middels wetenschappelijk onderzoek Y (titel, plus link naar onderzoek) bewezen/ aangetoond (gelieve er 1 door te strepen) dat dit veilig is. Dit onderzoek in gefinancierd door X,Y,Z (naam van betreffende instanties/ bedrijven).
Toelichting:
Het doel van vraag drie en vier en vijf is te achterhalen of er studies zijn die onderzocht hebben wat de effecten zijn van het inspuiten van de afzonderlijke synthetische stoffen, losse vaccin en combinaties van inhoudsstoffen/ vaccins die tegelijkertijd ingespoten worden. En of deze studies WEL of NIET het bewijs geleverd hebben dat het inspuiten van de verschillende synthetische stoffen in de verschillende hoeveelheden en combinaties bij (premature) baby's en zwangere vrouwen VEILIG IS. En waar wij dit bewijs kunnen vinden. Wij willen het graag samen met de artsen en wetenschappers die zich inmiddels onder ons bevinden bestuderen.
Indien wij geen bevredigend antwoord van u krijgen gaan wij ervan uit dat de overheid ook niet beschikt over deze studies. Met andere woorden: dat u ons geen BEWIJS voor de veiligheid van losse, en ook niet voor de veiligheid van combi-vaccins kunt overleggen. De logische vraag die hierop volgt is: Wat is dan de wetenschappelijke onderbouwing van de veiligheid van het Rijksvaccinatieprogramma? Welke onderzoeken dan ook. Nogmaals: ouders willen graag weten op welk wetenschappelijk onderzoek de claim dat vaccineren veilig is gebaseerd wordt!
6. Op grond van welk wetenschappelijk onderzoek hebben beleidsmakers vastgesteld dat vaccineren veilig is?
Wilt u voor het beantwoorden van deze vraag alstublieft de linken van de wetenschappelijke onderzoeken toevoegen, en vermelden door welk bedrijf of instituut het onderzoek is uitgevoerd en door wie het is gefinancierd?
Toelichting:
Het doel van deze vraag is transparantie over de wetenschappelijke onderbouwing (en financiering ervan) van het RVP te krijgen. Ouders krijgen vaak te horen dat 'er honderden studies zijn'. Als dat klopt zou u dan per vaccin en per categorie minimaal drie representatieve wetenschappelijke onderzoeken willen overleggen?
7. Wij zijn ervan op de hoogte dat het RIVM ook onderzoek doet. Kan met dit onderzoek het bewijs geleverd worden dat vaccin X, Y, Z veilig is?
( ) NEE, de onderzoeken die het RIVM doet zijn te kleinschalig, of te kort om iets te kunnen bewijzen.
( ) JA, met het volgende wetenschappelijk onderzoek (link), uitgevoerd door overheidsinstantie X (naam instantie, plus link website) is bewezen dat het volgende vaccin (naam vaccin) veilig is.
Veel ouders denken dat de wetenschappelijke onderbouwing van het RVP grotendeels uitgevoerd en gefinancierd wordt door het bedrijfsleven. De slechte reputatie van de vier grootste vaccinproducenten (GSK, Sanofi-Pasteur, Pfizer, Merck) maakt dat veel ouders de volgende vragen hebben:
8. Controleert de overheid of het wetenschappelijk onderzoek van het bedrijfsleven betrouwbaar is? Zo ja, volgens welke procedures?
( ) NEE, de overheid vertrouwt erop dat het bedrijfsleven correcte informatie verstrekt.
( ) JA, de overheid controleert het bedrijfsleven. Deze controle wordt uitgevoerd door instituut X (naam, plus link website), en vindt plaats volgens de volgende procedure. (link)
En ten slotte het volgende. Er zijn bij ouders talloze gevallen bekend van kinderen met vaccinatieschade. En ook van kinderen die niet gevaccineerd zijn en dankzij een normaal, aangeboren immuunsysteem en ongestoorde ontwikkeling ervan heel gezond zijn.
9. Klopt het dat er géén officiële vergelijkende studies zijn die de verschillen in de totale gezondheidstoestand van gevaccineerde en ongevaccineerde kinderen hebben bestudeerd?
Wij zijn op zoek naar grootschalige, lange termijn studies - met een ongevaccineerde groep kinderen als controlegroep - die onderzoeken of het aantal chronische aandoeningen van het immuunsysteem en centraal zenuwstelsel in beide groepen hetzelfde is. Met andere woorden: studies die niet alleen bewijzen dat ziektes in de gevaccineerde groep niet voorkomen, maar ook dat de algemene gezondheidstoestand van gevaccineerde kinderen niet door vaccineren ondermijnd wordt.
( ) JA, dat klopt
( ) NEE, dat klopt niet.
Als er dergelijke vergelijkende studies wel bestaan, wilt u ons alstublieft de linken naar de betreffende studies sturen?
10. Overal in Europa neemt de druk om verplicht te vaccineren toe. Bent u van mening dat het noodzakelijk is om transparant wetenschappelijk onderzoek te overleggen om ongerustheid bij ouders weg te nemen alvorens over te gaan tot verplichting?
NEE, dat is niet nodig.
JA, dat is niet meer dan logisch.
Onder ons bevinden zich artsen en wetenschappers en vooral zeer bezorgde ouders. Wij verzoeken u dringend deze vragen serieus te nemen. U bent verantwoordelijke voor uw beleid, en zeker in het geval van het verplicht stellen van vaccineren verantwoordelijk voor elke vaccinatieschade die voortkomt uit het Rijksvaccinatieprogramma.
Wij beseffen dat het beantwoorden van deze vragen enige tijd in beslag zal nemen, maar het is naar ons idee de enige manier om het vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma te
herstellen. De reden dat steeds meer ouders ervoor kiezen om niet te vaccineren is dat we ervaren hebben dat vaccineren risico's met zich meedraagt, of hier verontrustende informatie over tegenkomen. Er is daarentegen géén transparante wetenschappelijke onderbouwing te vinden van de veelgehoorde uitspraak dat vaccins veilig zijn. Vaccins worden in onze kinderen gespoten. En bovenstaande vragen zijn legitieme vragen van verantwoordelijke ouders.
Er wordt onderzocht of het verplichten van vaccins in Nederland voldoende draagvlak heeft, terwijl alle onrust weggenomen zou kunnen worden met controleerbaar, openbaar wetenschappelijk onderzoek. Het lijkt ons ondenkbaar dat u zelfs maar overweegt vaccineren te verplichten terwijl u niet bereid zou zijn zou zijn om openheid van zaken te geven betreffende de wetenschappelijke onderbouwing van het Rijksvaccinatieprogramma.
Namens de stichting Vaccinvrij,
Ellen Vader en Door Frankema
Bijlage 1 - CONCLUSIES
Indien wij geen onderbouwde reactie op deze brief zouden krijgen waarmee het tegendeel bewezen wordt gaan wij uit van de onderstaande conclusies. Ze zijn gemaakt naar aanleiding van alle informatie waar wij tot op heden toegang toe hebben.
Conclusie 1: Er bestaan geen veiligheidsnormen voor het injecteren van de synthetische hulpstoffen en vervuilingen in vaccins bij zwangere vrouwen, premature baby's en baby's vanaf 6 weken.
Conclusie 2: De overheid beschikt niet over veiligheidsstudies die de effecten bestudeerd hebben van het injecteren van de specifieke, afzonderlijke, synthetische hulpstoffen in vaccins bij zwangere vrouwen, premature baby's, baby's vanaf 6 weken, die kunnen garanderen dat de inhoudsstoffen van vaccins niet in staat zijn vaccinatieschade te veroorzaken.
Conclusie 3: De overheid beschikt niet over wetenschappelijk veiligheidsonderzoek dat bewijst dat losse vaccins veilig zijn. Onafhankelijk, dubbelblind, placebogecontroleerd, lange termijn wetenschappelijk onderzoek, met een ongevaccineerde controlegroep - uitgevoerd per vaccin – ontbreekt.
Conclusie 4: De overheid beschikt niet over wetenschappelijk onderzoek dat bewijst dat combi-vaccins veilig zijn. Onafhankelijk, dubbelblind, placebogecontroleerd, lange termijn wetenschappelijk onderzoek, met een ongevaccineerde controlegroep - uitgevoerd per vaccincombinatie – ontbreekt.
Conclusie 5: De overheid beschikt niet over officiële vergelijkende studies die de verschillen in de totale gezondheidstoestand van gevaccineerde en ongevaccineerde kinderen hebben bestudeerd.
Conclusie 6: De overheid laat zich over vaccins informeren door het bedrijfsleven. Maar er zijn geen procedures die het bedrijfsleven zodanig controleren dat elke vorm van misleiding, fraude, of manipulatie uitgesloten kan worden.
Uiteraard hopen wij ten zeerste dat u onze conclusies kunt weerleggen. Wij zullen uw antwoorden met artsen, wetenschappers en andere beroepsgroepen die zich inmiddels onder ons bevinden bestuderen.
Onderstaande lijst is een overzicht van de gemanipuleerde ziekteverwekkers, synthetische hulpstoffen en vervuilingen die volgens de fabrikant in vaccins zitten. Naar alle waarschijnlijkheid is deze lijst niet volledig.
Vaccin: Infanrix-Hexa (dktp-hib-hepb)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Difterietoxoïd – niet minder dan 30 Internationale Eenheden (IE)
Tetanustoxoïd
–
niet minder dan 40 Internationale Eenheden (IE)
Bordatella pertussis antigenen: Pertussistoxoïd
–
25 microgram, Filamenteus Hemagglutine
– 25 microgram, Pectine – 8 microgram
Hepatitis B oppervlakte antigeen
–
10 microgram
Poliovirus type 1 (mahoganystam) – 40D-antigeen-eenheden, type 2 (MEF-1 stam) – 8Dantigeen-eenheden, type 3 (Saukett stam) – 32D-antigeen-eenheden
Adjuvants/Ingrediënten:
Tetanustoxoïd – 25 microgram, Sporen van Formaldehyde, Neomycine en Polymyxine, Aluminiumhydroxide (Al(OH)3) – 0,5 milligram Al 3+ , Resten van gistcellen (Saccharomyces cerevisiae), Aluminiumfosfaat (AlPO4) – 0,32 milligram Al 3+
Hib poeder: Watervrij lactose
DTPa-HBV-IPV-suspensie: Natriumchloride (NaCl), Medium 199
Kweekbodem:
VERO cellen*
Contra-indicaties:
* Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de vermelde hulpstoffen of voor formaldehyde, neomycine en polymyxine.
* Overgevoeligheid na eerdere toediening van difterie-, tetanus-, pertussis-, hepatitis B-, polio- of Hibvaccins.
* Infanrix hexa is gecontra-indiceerd als de zuigeling of peuter een encefalopathie doormaakte met onbekende oorzaak die binnen 7 dagen optrad na eerdere inenting met een pertussis bevattend vaccin.
* Net als bij andere vaccins dient de toediening van Infanrix hexa te worden uitgesteld bij personen die aan een acute, ernstige en met koorts gepaard gaande ziekte lijden.
Gevallen van onverenigbaarheid:
In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
2, 3, 4 en 11 maanden
* VERO cellen: nierweefsel van een volwassen Afrikaanse groene aap (Cercopithecus
aethiops). De cellijn is opgericht in 1962 door Japanse wetenschappers (bron o.a. Wikipedia)
Bron: Bijsluiter Infanrix Hexa
http://www.ema.europa.eu/docs/nl_NL/document_library/EPAR_- _Product_Information/human/000296/WC500032505.pdf
Vaccin: Pneumokokken (Synflorix)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Pneumokokkenpolysacharide serotype 1 – 1 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 4 – 3 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 5 – 1 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 6B – 1 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 7F – 1 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 9V – 1 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 14 – 1 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 18C – 3 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 19F – 3 microgram
Pneumokokkenpolysacharide serotype 23F – 1 microgram
Adjuvants/Ingrediënten:
Aluminiumfosfaat – 0,5 milligram Al 3+ , drager eiwit D (verkregen uit niet-typeerbare Haemophilus influenzae) – 9-16 microgram, toixoïd dragereiwit – 5-10 microgram, difterietoxoïd – 3-6 microgram Natriumchloride, 2-fenoxyethanol
Kweekbodem:
Onbekend
Leeftijd:
2, 4 en 11 maanden
Contra-indicaties:
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de vermelde hulpstof(fen) of voor één van de dragereiwitten.
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
2, 4 en 11 maanden
Bron: Bijsluiter Synflorix
Vaccin: BMR (MMR-Vaxpro)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Mazelenvirus Enders Edmonstonstam – niet minder dan 1x10 3 CCID50 Bofvirus Jeryl Lynn [Level B] stam – niet minder dan 12,5x10 3 CCID50 Rubellavirus Wistar RA 27/3 stam – niet minder dan 1x10 3 CCID50
Adjuvants/Ingrediënten:
Sporen van recombinant humaan albumine (rHA), sporen van Neomycine, Sorbitol – 14,5 miligram, Natriumfosfaat, Kaliumfosfaat, Sucrose, Gehydrolyseerd varkensgelatine, Medium 199 met zouten van Hanks, Minimum essentieel medium Eagle (MEM), Mononatrium Lglutamaat, Neomycine, Fenolrood, Natriumbicarbonaat, Zoutzuur, Natriumchloride
Kweekbodem:
Kippenembryocellen WI-38 humane diploïde longfibroblasten*
Contra-indicaties:
* Geschiedenis van overgevoeligheid voor een mazelen-bof-rubellavaccin of voor een van de hulpstoffen, inclusief neomycine.
* Zwangerschap. Zwangerschap dient tevens te worden voorkomen gedurende de eerste maand na vaccinatie.
* De vaccinatie moet worden uitgesteld tijdens een ziekte met koorts >38,5 °C.
* Actieve, onbehandelde tuberculose.
* Bloeddyscrasieën, leukemie, lymfomen van gelijk welk type of andere maligne neoplasmata die het bloed- of lymfestelsel aantasten.
* Een huidige immunosuppressieve therapie (inclusief hoge doses corticosteroïden). Ernstige humorale of cellulaire (primaire of verworven) immunodeficiëntie.
* Een familiale geschiedenis van congenitale of erfelijke immunodeficiëntie, tenzij de immunocompetentie van de potentiële ontvanger van het vaccin aangetoond is.
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
14 maanden en 9 jaar
Leeftijd:
14 maanden
Bron:
Bijsluiter MMR-vaxpro
http://www.ema.europa.eu/docs/nl_NL/document_library/EPAR_-
_Product_Information/human/000604/WC500030170.pdf
Vaccin: Men.C (Neisvac-C)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Neisseria- meningitidispolysacharide (O-gedeacetyleerd) van groep C (C11-stam)
Adjuvants/Ingrediënten:
Tetanustoxoid – 10-20 microgram gehydrateerd aluminiumhydroxide – 0,5 milligram Al3+ natriumchloride
Kweekbodem:
Onbekend
Contra-indicaties:
* Allergische reactie op een vorige dosis van dit vaccin of op een van de stoffen van het vaccin.
* Allergische reactie gehad op een ander vaccin dat gebruikt wordt om bescherming te bieden tegen meningokokkengroep C-infecties.
Leeftijd:
14 maanden
Bron:
Bijsluiter Neisvac-C
https://db.cbg-meb.nl/Bijsluiters/h26343.pdf
Vaccin: Men. ACWY (Nimenrix)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Neisseria meningitidis-groep A polysacharide – 5 microgram
Neisseria meningitidis-groep C polysacharide – 5 microgram
Neisseria meningitidis-groep W-135 polysacharide – 5 microgram
Neisseria meningitidis-groep Y polysacharide – 5 microgram
Adjuvants/Ingrediënten:
Tetanustoxoїddragereiwit – 44 microgram, Sucrose, Trometamol, Natriumchloride
Kweekbodem:
Onbekend
Contra-indicaties:
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
14 maanden
Bron: Bijsluiter Nimenrix
http://www.ema.europa.eu/docs/nl_NL/document_library/EPAR_- _Product_Information/human/002226/WC500127663.pdf
Vaccin: DKTP (Boostrix Polio)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Difterietoxoïd – niet minder dan 2 Internationale eenheden (IE) (2,5 Lf)
Tetanustoxoïd – niet minder dan 20 Internationale eenheden (IE) (5 Lf)
Bordatella pertussis antigenen: Pertussistoxoïd – 8 microgram, Filamenteus Hemagglutine – 8 microgram, Pectine – 2,5 microgram
Poliovirus type 1 (mahoganystam) – 40D-antigeen-eenheden, type 2 (MEF-1 stam) – 8Dantigeen-eenheden, type 3 (Saukett stam) – 32D-antigeen-eenheden
Adjuvants/Ingrediënten:
Gehydrateerd Aluminiumhydroxide (Al(OH)3) – 0,3 milligram Al 3+ , Aluminiumfosfaat (AlPO4) – 0,2 milligram Al 3+ , Medium 199, Natriumchloride
Kweekbodem:
VERO-cellen*
Contra-indicaties:
* Overgevoeligheid voor neomycine of polymyxine
* Overgevoeligheid na eerdere toediening van difterie-, tetanus-, pertussis- of poliovaccins
* Encefalopathie met onbekende oorzaak, die binnen 7 dagen optrad na eerdere vaccinatie met een pertussis bevattend vaccin
* Voorbijgaande trombocytopenie, of neurologische complicaties na een eerdere
immunisatie tegen difterie en/of tetanus
* Acute, ernstige en met koorts gepaard gaande ziekte
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
4 jaar
* VERO-cellen: nierweefsel van een volwassen Afrikaanse groene aap (Cercopithecus aethiops). De cellijn is opgericht in 1962 door Japanse wetenschappers (bron o.a. Wikipedia)
Bron:
Bijsluiter Boostrix Polio https://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h35123.pdf
Vaccin: DTP (difterie-tetanus-kinkhoest Revaxis)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
```
Difterietoxoïd – tenminste 2 IU (5 Lf) Tetanustoxoïd – tenminste 20IU (10Lf) Poliomyelitisvirus type 1 – 40 D antigen eenheden Poliomyelitisvirus type 2 – 8 D antigen eenheden Poliomyelitisvirus type 3 – 32 D antigen eenheden
```
Adjuvants/Ingrediënten:
Aluminiumhydroxide – 0.35 mg, Fenoxyethanol, Formaldehyde, Medium 199 (Medium 199 is een complex medium dat aminozuren, minerale zouten, vitamines, polysorbaat 80 en andere substanties bevat.)
Kweekbodem:
VERO-cellen*
Contra-indicaties:
* Overgevoeligheid voor difterie, tetanus of poliomyelitis vaccins of voor (één van) de vermelde hulpstoffen.
* Overgevoeligheid voor neomycine, streptomycine of polymyxine B
* Acute ernstige ziekte gepaard gaande met koorts
* Neurologische complicaties ten gevolge van een eerdere immunisatie tegen difterie en/ of tetanus
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
9 jaar
* VERO-cellen: nierweefsel van een volwassen Afrikaanse groene aap (Cercopithecus aethiops). De cellijn is opgericht in 1962 door Japanse wetenschappers (bron o.a. Wikipedia)
Bron:
Bijsluiter Revaxis https://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h24534.pdf
Vaccin: Cervarix (HPV)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Humaan papillomavirus-16-LE-eiwit – 20 microgram
Humaan papillomavirus-16-LE-eiwit – 20 microgram
Adjuvants/Ingrediënten:
AS04 adjuvanssysteem (Dit bevat: 3-O-desacyl-4'- monofosforyllipide A (MPL) 3 – 50 microgram, Gehydrateerde aluminiumhydroxide (Al(OH)3) – 0,5 milligram Al 3+ , Natriumchloride (NaCl), Natriumdiwaterstoffosfaatdihydraat (NaH2PO4.2 H2O)
Kweekbodem:
L1-eiwit (VLP's), door recombinante DNAtechnologie geproduceerd met gebruik van een Baculovirus expressiesysteem waarbij Hi-5 Rix4446 cellen afkomstig van Trichoplusia ni gebruikt worden*
Contra-indicaties:
* Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen
* Acute, ernstige met koorts gepaard gaande ziekte
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
12-13 jaar
* Trichoplusia ni: De ni-uil is een nachtvlinder uit de familie Noctuidae, de uilen (bron o.a. Wikipedia)
Bron: Bijsluiter Cervarix
Vaccin: Zwangeren DTP (difterie-tetanus-kinkhoest Boostrix)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Difterietoxoïd – niet minder dan 2 Internationale eenheden (IE) (2,5 Lf)
Tetanustoxoïd – niet minder dan 20 Internationale eenheden (IE) (5 Lf)
Bordatella pertussis antigenen: Pertussistoxoïd – 8 microgram, Filamenteus Hemagglutine – 8 microgram, Pectine – 2,5 microgram
Adjuvants/Ingrediënten:
Gehydrateerd Aluminiumhydroxide (Al(OH)3) – 0,3 milligram Al 3+ , Aluminiumfosfaat (AlPO4) – 0,2 milligram Al 3+ , Medium 199, Natriumchloride
Contra-indicaties:
* Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor (een van) de vermelde hulpstof(fen)
* Overgevoeligheid na eerdere toediening van difterie-, tetanus- en pertussisvaccins
* Encefalopathie met onbekende oorzaak, die binnen 7 dagen na eerdere vaccinatie met een pertussisbevattend vaccin optrad
* Voorbijgaande trombocytopenie of neurologische complicaties
* Acute, ernstige en met koorts gepaard gaande ziekte
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
Onbekend
Bijsluiter:
https://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h35121.pdf
Vaccin: Influvac (griep)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Volgens de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) (noordelijk halfrond) en de EU aanbeveling voor het 2017/2018 seizoen:
Influenza virus oppervlakte-antigenen (haemagglutinine en neuraminidase) van de volgende stamen:
– Michigan/45/2015 (H1N1)pdm09-achtige stam (A/Singapore/GP1908/2015, IVR-180) – 15 microgram HA
– A/Hong Kong/4801/2014 (H3N2)-achtige stam (A/Hong Kong/4801/2014, NYMC X263B) – 15 microgram HA
– B/Brisbane/60/2008-achtige stam (B/Brisbane/60/2008, wild type) – 15 microgram HA
Adjuvants/Ingrediënten:
Sporen van eieren (zoals ovalbumine, kippeneiwitten), formaldehyde, cetyltrimethylammonium bromide, polysorbaat 80 of gentamicine. Kaliumchloride, Kaliumdiwaterstoffosfaat, Dinatriumfosfaat dihydraat, Natriumchloride, Calciumchloride dihydraat, Magnesiumchloride hexahydraat.
Kweekbodem:
Bevruchte kippeneieren
Contra-indicaties:
* Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen, voor (één van) de vermelde hulpstoffen of voor één van de componenten die als sporen aanwezig kunnen zijn, zoals kippeneieren (ovalbumine, kippeneiwitten), formaldehyde, cetyltrimethylammonium bromide, polysorbaat 80 of gentamicine.
* Koorts of acute infecties
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
Onbekend
Bron: Bijsluiter Influvac
https://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h22289.pdf
Vaccin: Hepatitis B (volwassenen HBVaxpro)
Gemanipuleerde ziekteverwekkers:
Hepatitis B-virus-oppervlakteantigeen, recombinant (HBsAg) – 5 microgram
Adjuvants/Ingrediënten:
Sporen van Formaldehyde en Kaliumthiocyanaat, Natriumchloride, Natriumboraat
Kweekbodem:
Gist Saccharomyces cerevisiae (stam 2150-2-3) door recombinant-DNAtechnologie
Contra-indicaties:
* Voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen of spoorresten (bijvoorbeeld Formaldehyde en Kaliumthiocyanaat)
* Ernstige met koorts gepaard gaande ziekte of acute infectie
Gevallen van onverenigbaarheid:
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
Leeftijd:
Onbekend
Bron: Bijsluiter HBVaxpro
http://www.ema.europa.eu/docs/nl_NL/document_library/EPAR_- _Product_Information/human/000373/WC500046816.pdf
Aanvulling:
Dierlijke (en menselijke) vervuilingen - onder andere:
Varkensgelatine
Kippeneiwitten
VERO-cellen
Kippenembryocellen
WI-humane diploïde longfibroblasten (cellijnen van geaborteerde foetussen)
Hi-5 Rix4446 afkomstig van Trichoplusia ni (nachtvlinder)
Vervuilingen uit het milieu, of de vaccinnaald:
Epoxylijm
En volgens sommige bronnen onder andere:
Glyfosaat
Nanodeeltjes
| 0.790941
| 963
|
<urn:uuid:e006303b-8d0f-41e3-a728-25ef2ba4e819>
|
Ondersteuning bij dementie
Voelt u zich vaker verward of onrustig? Krijgt u het gevoel dat uw geheugen u steeds meer in de steek laat? Of merkt u deze signalen bij iemand in uw omgeving? Er kan sprake zijn van (beginnende) dementie.
Omgaan met en acceptatie van dementie is vaak lastig. Zowel voor de omgeving als voor de persoon om wie het gaat. Zorggroep Charim biedt ondersteuning. U kunt bij ons terecht voor begeleiding en expertise. Dit wordt casemanagement genoemd. Onze casemanagers helpen en ondersteunen u graag!
Wat is dementie?
Dementie is een verzamelnaam voor symptomen die optreden door beschadiging van de hersenen. Het gevolg is dat ons brein niet meer alle gegevens kan verwerken. De geestelijke vermogens gaan achteruit. In totaal zijn er wel 50 verschillende vormen van dementie. De meest voorkomende vorm is Alzheimer.
Wat zijn symptomen van dementie?
Neemt u bij uzelf veranderingen waar? Of ziet u verontrustende signalen bij iemand in uw omgeving? Dementie gaat vaak gepaard met diverse symptomen. Herkent u één of meerdere van de onderstaande signalen?
* We vergeten allemaal weleens iets. U vergeet echter vooral nieuwe informatie. Daarom kunt u bijvoorbeeld herhaaldelijk dezelfde vraag stellen.
* Ineens niet meer weten waar u bent. Het besef van tijd en plaats neemt af.
* U kent uzelf niet terug. Zonder aanleiding kan uw stemming omslaan. U kunt angstig of achterdochtig worden. U kan dingen doen die u eerder nooit deed.
* Dementie veroorzaakt vaak onrust. Daardoor lijkt het dat u constant moet opruimen, dingen zoekt of iets anders moet doen.
* Wanneer er sprake is van dementie krijgt een persoon steeds meer moeite met de gewone dagelijkse handelingen. Zo kan het bereiden van een maaltijd of het zetten van koffie tot problemen leiden. U vergeet de volgorde van handelingen of gaat middenin een handeling wat anders doen.
Hoe kan Charim u helpen?
Als er sprake is van een dementie vraagt dat veel van de persoon zelf en van zijn of haar omgeving. Soms raakt men overbelast. Onze casemanagers bieden hulp bij de acceptatie van de dementie, kennis over het ziektebeeld en de zoektocht naar passende hulp en zorg.
Wie zijn de casemanagers dementie?
De casemanagers van Zorggroep Charim zijn ervaren maatschappelijk werkers die een erkende HBO+-opleiding hebben gevolgd tot "Casemanagement kwetsbare ouderen en dementie". Zij hebben veel kennis van alle vormen van dementie. Daarnaast hebben ze jarenlange ervaring. Onze casemanagers kennen de sociale kaart in uw omgeving goed. Zij weten precies waar u terecht kunt. Daardoor kunnen zij u op een praktische manier adviseren en begeleiden. De casemanagers werken nauw samen met onder andere huisartsen, praktijkondersteuners en geriaters in het ziekenhuis.
Ruud Roothuis Casemanager Dementie Regio Veenendaal, Rhenen en Amerongen
Anneke Elshof Casemanager Dementie Regio Zeist en Woudenberg
Vergoeding en contact
Casemanagement wordt vergoed vanuit de basisverzekering. Een indicatie hiervoor kan voor u worden opgesteld door Zorggroep Charim. Er zijn geen kosten verbonden aan deze zorgverlening. Ook als u een Wlz-indicatie heeft en zelfstandig woont, kunt u casemanagement ontvangen. U betaalt dan een eigen bijdrage aan het CAK.
Charim is aangesloten bij de volgende regionale netwerken:
* Samenwerkingsverband Dementiezorg Veenendaal
* Netwerk Dementie Zeist
* DementieNet: netwerk Rhenen
Is er sprake van of een vermoeden van dementie?
Dan kan de huisarts, de geriater of de (wijk)verpleegkundige u naar ons verwijzen. U kunt ook zelf contact opnemen via0800-0711of [email protected].
Samen. Toegewijd. Professioneel. Vanuit deze kernwaarden verleent Charim zorg en ondersteuning aan ouderen in de regio's Zeist en Veenendaal. Onze zorg is totaalzorg: voor lichaam, geest én ziel. Ruimte voor zingeving en levensvragen vinden we belangrijk. Daarmee onderscheidt Charim zich. We bieden zorg die verder gaat.
www.zorggroepcharim.nl/dementie
Kijk voor meer informatie, tips en ervaringsverhalen op www.dementie.nl.
Zorggroep Charim
T 0800 0711
Wiltonstraat 42
3905 KW Veenendaal
E [email protected]
I www.zorggroepcharim.nl
| 0.94895
| 144
|
<urn:uuid:16499cf1-7e08-499d-8ee1-b1a91bf2186f>
|
Zorginkoopbeleid Wijkverpleging 2022
Publicatiedatum: 12 juli 2021(wijziging)
Visie Waardegerichte zorg
Goede en betaalbare zorg voor iedereen. Dat is ons uitgangspunt. We maken ons sterk voor de juiste zorg op de juiste plek. Nu en in de toekomst. Daarbij staat de gezondheidsvraag en welbevinden van onze verzekerden en inwoners van de Menzisregio's voorop. We focussen op díe zorg die waarde voor hen toevoegt. Dichtbij huis als het kan, verder weg als het moet. We noemen dat 'waardegerichte zorg'.
Onze visie Waardegerichte zorg dient als uitgangspunt bij alle zorg die we inkopen. Zowel voor al onze verzekerden binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw) als alle inwoners in onz zorgkantoorregio's in Groningen, Twente en Arnhem die afhankelijk zijn van de Wet langdurige zorg (Wlz). De focus ligt hierbij vooral op de zorg geleverd aan onze verzekerden (Zvw). Daar waar mogelijk worden deze uitgangspunten ook meegenomen in de langdurige zorg (Wlz) die geleverd wordt aan inwoners in onze zorgkantoorregio's.
Om onze zorg goed, betaalbaar en toegankelijk te houden, is verandering nodig; de zorgvraag stijgt, de personele capaciteit daalt en zorgkosten stijgen. De afgelopen jaren hebben we, samen met onze zorgpartners in de Menzisregio's (Noord, Achterhoek, Twente, Midden en West) op basis van de opgestelde regiobeelden een transitie ingezet om toe te werken naar toekomstbestendige zorg. Hierbij worden mogelijkheden op het gebied van digitalisering steeds meer toegepast.
We werken vanuit onze visie samen met partners om optimaal invulling te geven aan onze maatschappelijke rol. Dit begint met het concreet formuleren van de onderdelen die voor ons nodig zijn om tot waardegerichte zorg te komen:
* Kwaliteit van zorg
* Betaalbare zorg
* Leefkracht
* Organisatie van zorg
Deze onderdelen visualiseren we als steunpilaren voor ons dak voor waardegerichte zorg. Een stevig fundament vormt de basis. Hieronder ziet u alle bouwblokken van ons 'huis'. Waardegerichte
zorginkoop zien we als de sleutel voor toekomstbestendige zorg.
2
Kwaliteit van zorg
We willen 'kwaliteit van zorg' meetbaar maken door middel van medische uitkomsten en ervaringen van patiënten. Hierbij sluiten wij aan bij bestaande registraties van indicatoren. Door uitkomsten transparant te maken kunnen we onze verzekerden helpen in hun keuze en stimuleren we dat deze uitkomsten worden meegenomen in de spreekkamer om 'samen beslissen' te ondersteunen. Op deze manier kunnen onze verzekerden een weloverwogen keuze maken die aansluit bij de door hen gewenste kwaliteit van leven. Binnen de Wlz worden de uitkomsten gebruikt voor het aanvullen van het kwaliteitskader van deze zorg.
Daarnaast vinden wij het belangrijk dat de zorg een wetenschappelijk onderbouwing kent. Wij faciliteren dat het verbeterpotentieel inzichtelijk wordt op basis van spiegelinformatie en verwachten van zorgaanbieders dat zij de zorg continu verbeteren op basis van de uitkomsten en nieuwe inzichten. Tot slot hechten we waarde aan kwaliteitsverbetering in kennis en expertise door samenwerking tussen zorgaanbieders.
Betaalbare zorg
Betaalbaarheid gaat over de verantwoording van de kosten van de zorg. We toetsen of de geleverde zorg doelmatig en gepast is. We stimuleren innovatie, waaronder andere financieringsmodellen die potentie hebben duurzaam te zijn en transformatie te ondersteunen. Voorwaarde is dat beoogde doelstellingen bijdragen aan onze visie Waardegerichte zorg. Wij willen de juiste prijs betalen voor de zorg die onze verzekerden (Zvw) en inwoners (Wlz) in onze regio's nodig hebben, zodat we een betaalbare premie kunnen bieden. Dit zien wij als noodzaak om ons stelsel van solidariteit te behouden. We rekenen erop dat aanbieders zich inzetten om de zorg betaalbaar te houden en spreken elkaar hierop aan.
Leefkracht
Leefkracht gaat over de positieve kracht van gezond leven. Over bewust bezig zijn met je gezondheid, mentale fitheid en meedoen in de maatschappij. Door mensen te helpen bij het maken van gezondere keuzes voor jong en oud, ziek en gezond, stimuleren we dat iedereen zo leefkrachtig mogelijk in het
leven kan staan. Voor de inwoners (Wlz) in onze regio's vertalen we leefkracht als welbevinden en kwaliteit van leven.
We gaan voorop in de beweging naar een leefkrachtiger Nederland en kiezen niet langer voor een focus op ziekte en zorg maar voor een focus op gezondheid en gedrag. Gezondheid is het uitgangspunt en we stimuleren en ondersteunen verzekerden hun eigen regie hierop te pakken. We zijn ervan overtuigd dat preventie en het stimuleren van een gezonde leefstijl essentieel zijn om de gezondheidszorg toegankelijk en betaalbaar te houden. Als we samen gezonder leven, voorkomen we onnodige kosten en druk op de zorg. Wij rekenen erop dat zorgaanbieders zich binnen de mogelijkheden optimaal inzetten om de leefkracht van hun patiënten helpen te versterken en spreken elkaar hierop aan.
Organisatie van zorg
Het organiseren van zorg staat voor het beschikbaar en toegankelijk houden van de zorg voor onze verzekerden, passend bij de uitdagingen, zoals personele krapte en toename van specifieke zorgvraag in de toekomst. Dit betekent de juiste zorg organiseren, in of dichtbij huis als het kan en verder weg als het moet. Wij verwachten dat digitalisering ingezet wordt om dit proces te ondersteunen.
Bij de organisatie van zorg kijken we over wetten en zorgsoorten heen en vinden we het belangrijk dat onze zorgpartners dit ook doen. Waar het mogelijk is zoeken we de verbinding met bijvoorbeeld de Wlz voor alle inwoners van de regio's en stellen we met alle betrokken partijen regioplannen op. Op basis hiervan werken we samen aan onze gezamenlijke uitdagingen.
Bij het organiseren van zorg hoort ook verduurzaming van het zorgaanbod. De zorgsector in Nederland is verantwoordelijk voor 7% van de CO2-uitstoot in Nederland. De sector heeft ook impact op andere milieuaspecten, zoals vervuiling van oppervlaktewater met medicijnresten en niet herbruikbaar afval. Vanuit de zorg is de Green Deal Zorg opgesteld om verduurzaming in de zorg te versnellen. Menzis onderschrijft de doelstellingen van de Green Deal Zorg en we vinden het onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om hierop te sturen. Dit doen we door enerzijds de eigen bedrijfsvoering verder te verduurzamen en anderzijds door de afspraken met zorgaanbieders mede te richten op verduurzaming.
Thema's
De vier pijlers worden ondersteund door zeven thema's waar we in onze Menzisregio's aan bouwen:
1. Waardegerichte zorgtrajecten
2. Gepast gebruik
3. Preventie - lees onze visie op preventie
4. Acute zorg
5. Chronische zorg
6. Ouderenzorg - lees onze visie op ouderenzorg
7. Digitale zorg - lees onze visie op digitalisering in de zorg
Het fundament
Om zo krachtig mogelijk in te zetten op waardegerichte zorg, hebben we een stevig fundament als Menzis. Onze verzekerden (Zvw) en inwoners (Wlz) in onze regio's staan centraal, we werken datagedreven, integraal en vanuit een open en constructief gesprek. We monitoren gemaakte afspraken en verwachten dat onze zorgaanbieders zich hieraan houden en elkaar hierop aanspreken.
Menzis wil dat haar verzekerden (Zvw) en inwoners (Wlz) zorg kunnen ontvangen welke te verantwoorden is op kwaliteit, doelmatigheid, betaalbaarheid, organisatie van zorg en bijdraagt aan onze gezondheid en welbevinden. In ons zorginkoopbeleid hebben we deze steunpilaren geconcretiseerd. Het waarmaken kunnen wij niet alleen. Dit doen we samen. Daarbij is constructieve samenwerking met onze zorgpartners essentieel.
6
Inleiding
Graag presenteren we u het Zorginkoopbeleid Wijkverpleging 2022. Dit beleid betreft de zorg die valt onder de Zorgverzekeringswet en vormt de basis voor de overeenkomst. De aanspraak wijkverpleging in het besluit Zorgverzekering (art 2.10) wordt gedefinieerd als: 'Zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, waarbij die zorg verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop'. Hierbij gaat het niet alleen om de verpleegkundige handelingen maar ook om coördinatie, casemanagement, signalering, coaching en preventie.
Terugblik 2020/2021 en vooruitblik 2022
De zorginkoop heeft in de afgelopen contractperiode voortgeborduurd op de al ingezette langjarige afspraken met zorgaanbieders. Naast tweejarige basisovereenkomsten worden er met steeds meer aanbieders meerjarige afspraken gemaakt. Deze meerjarige overeenkomsten richten zich op de waardegerichte zorg waarbij er afspraken zijn over een centrale rol in de regio, kwaliteitsontwikkeling, passende zorg en samenwerking met andere partijen.
Wat Menzis betreft verschuift hiermee de focus en de discussie in de wijkverpleging van uitvoeren en betalen van activiteiten, naar de inhoud en meerwaarde van wijkverpleegkundige inzet.
Echter 2020 werd voor iedereen een uitdagend jaar waarbij alle eerdere zekerheden op losse schroeven kwamen te staan door de coronapandemie. De inzet van digitale zorg en de nauwe samenwerking tussen de diverse partijen in het veld waren afgelopen jaar cruciaal. De pandemie dwingt ons om anders naar zorg en zorgverlening te kijken. Hoe kunnen we met beperkte hoeveelheid mensen en middelen toch de zorg die nodig is inkopen en leveren? En hoe kunnen we een gezonde leefstijl stimuleren?
Voor het beleid Wijkverpleging van 2022 wordt daarom ook de focus gelegd op preventie, samenwerking en digitalisering. Deze onderwerpen komen in onze regio's (Noord, Achterhoek, Twente, Midden en West) nadrukkelijker aan bod. In hoofdstuk Beleid voor 2022 lichten we deze speerpunten verder toe.
Basis op orde, belangrijke wijzigingen
Wijzigingen en aanvullingen (12 juli 2021)
Menzis heeft het zorginkoopbeleid Wijkverpleging van 1 april 2022 op enkele punten gewijzigd en aangevuld.
* Bekostiging. Menzis blijft voor het contractjaar 2022 gebruikmaken van het integrale uurtarief zonder cliëntprofiel (en daarmee de huidige prestatiecodes gebruiken) voor declaratie Wijkverpleging of de maatwerkafspraken zoals die ook al in 2021 met de zorgaanbieder zijn afgesproken.
Indien de zorgaanbieder wil starten met het registreren van cliëntprofielen in aanloop naar een nieuwe bekostiging Wijkverpleging dan kan dit met de inkoper besproken worden en zullen eventuele aanvullende afspraken in een apart addendum aan de overeenkomst worden toegevoegd.
* Basis op orde: de voorwaarde voor inzet helpende-plus is gewijzigd in het diploma Helpende Zorg en Welzijn met aantoonbare bekwaamheid voor de taken die worden uitgevoerd.
* Contractspecificaties onderdeel Bijlage 'budget en tarief'. In tegenstelling tot eerdere jaren wordt bij de inschrijving 2022 de budgetbrief met het budget en het tariefaanbod tegelijkertijd verstuurd met de conceptovereenkomst via VECOZO . U dient dus eerst de inschrijving te voltooien om zowel de conceptovereenkomst als de bijlage 'budget en tarief' te ontvangen.
* Uitvoeringseis 4: 'Screenen en opvolgen kwetsbaarheid' is nog geen afgesproken uitkomstindicator conform het Kwaliteitskader voor 2022. Deze wordt vervangen door 'belastbaarheid Mantelzorger'.
Ook voor 2022 blijft het belangrijk dat de basis op orde is. Menzis hanteert daarvoor een consistent beleid. De voorwaarden voor het verkrijgen van een overeenkomst in 2022 wijzigen vanwege de wettelijke wijzigingen in de (Aanpassingswet) Wet toetreding zorgaanbieders ((A)Wtza) en Wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz). Daarnaast heeft Menzis de uitsluitingsgronden niet meer apart opgenomen. Hiervoor zijn aanvullende minimumeisen opgenomen (zie minimumeisen 16, 17, 18 en 19).
Vanuit onze visie op wijkverpleging vinden we dat wijkverpleging integraal geleverd moet worden. Uiteindelijk streven we naar een integraal aanbod van eerstelijnszorg in de thuissituatie, over de domeinen heen (Wmo, Zvw en Wlz). Dat betekent dat we ook in 2022 geen zorgaanbieders zullen contracteren die alleen onderdelen van wijkverpleegkundige zorg aanbieden. In paragraaf Basis op
orde wordt een nadere toelichting gegeven op de minimumeisen en waarom wij deze belangrijk vinden.
Voor de uitvoeringseisen zijn er ook enkele wijzigingen aangebracht. Zo is de eis voor het doen van klanttevredenheidsonderzoeken en het beschikbaar stellen van de resultaten aangepast aan de landelijke afspraken rondom de PREM.
De uitvoeringseis rondom samenwerking is uitgebreid. Samenwerking en afstemming wordt niet alleen verlangd met het ziekenhuis maar nadrukkelijker ook met andere partijen in de regio, met name de huisarts en het sociaal domein. De eerdere uitvoeringseisen van de module sociale infrastructuur zijn daarom onderdeel geworden als eis voor deze samenwerking. Verder maakt ontwikkeling van de systeemfunctie onplanbare nachtzorg binnen de beleidsregels van de Verpleging en Verzorging Thuis ook andere afspraken en uitvoeringseisen mogelijk.
De uitvoeringseis rondom het Kwaliteitsregister V&V is gewijzigd en kent geen aanloopperiode meer.
In 2022 start een nieuw experiment 'bekostiging in de Wijkverpleging' op basis van cliëntprofielen. Op moment van schrijven van dit beleidsdocument is het nog niet duidelijk wat de uitvoering precies behelst voor 2022. We houden de ontwikkelingen scherp in de gaten. Mocht dit aanleiding geven om dit beleid aan te passen dan zullen we dat op onze website publiceren.
Onze visie op wijkverpleging
Wijkverpleging is gericht op zorg thuis, uitgaande van de behoefte en mogelijkheden van de klant: wat heeft de klant nodig om zijn kwaliteit van leven te behouden of zijn leefkracht te versterken (positieve gezondheid). De wijkverpleegkundige zorg is gericht op zelfredzaamheid. De wijkverpleegkundige maakt daarbij gebruik van een cyclisch proces van klinisch redeneren en kijkt niet alleen naar dit moment, maar ook naar de toekomst (advance care planning, ACP). Het gaat om maatwerk, waarbij formele en informele netwerken en hulpmiddelen optimaal worden benut.
Wijkverpleging wordt geleverd vanuit een wijkverpleegkundig team. Hierin wordt door deskundige, bevoegde en bekwame wijkverpleegkundigen en -verzorgenden samengewerkt met andere professionals in de wijk op zowel inhoud als proces. Op deze manier wordt de zorg voor de individuele klant zo passend mogelijk georganiseerd en geleverd. Generalistisch waar het kan en specialistisch waar het moet.
Het doel van wijkverpleegkundige interventies is de zelfredzaamheid van de klant te versterken, te behouden of te zorgen voor een waardig einde. De klant of zijn netwerk wordt kennis of vaardigheden aangeleerd waardoor hij zich weer zelf kan redden, eventueel met ondersteuning van nietprofessionele zorg. Onderzoek laat zien dat het kunnen voeren van de eigen regie en niet afhankelijk zijn van (professionele) zorg het gevoel van eenzaamheid kan verminderen wat weer positief werkt op afnemen van klachten 1 . Daarom is het van belang dat de inzet van wijkverpleegkundige gericht is op het bevorderen van zelfredzaamheid en eigen regie, waardoor de zorg in principe tijdelijk van aard is. Pas als aantoonbaar is gebleken dat het aanleren van gezondheidsvaardigheden of ondersteuning op andere wijze niet meer mogelijk is, is er sprake van blijvende ondersteuning.
Wijkverpleegkundige zorg in de eerste lijn staat niet op zichzelf. De wijkverpleging is altijd onderdeel van een keten van ondersteuning en zorg aan klanten. Het kennen van de sociale kaart van de wijk/regio is daarom onmisbaar om de juiste zorg op de juiste plaats voor de klant te kunnen regelen. Kennis van de sociale kaart is noodzakelijk om effectief samen te werken. En om zorg op- maar zeker
1
1
> Associations between care network types and psychological well-being among dutch older adults
ook tijdig af te schalen zodat de klant passende ondersteuning en zorg krijgt. Onnodige medicalisering van ondersteuning of gebruik van (duurdere) specialistische zorg kan daarmee worden voorkomen 2 .
De wijkverpleegkundige heeft daarnaast een belangrijke rol in zorggerelateerde preventie (gericht op het voorkomen van complicaties of het verergeren van de ziekte), maar ook in het leren omgaan met de consequenties van gezondheidsproblemen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Vaak betekent dit een aanpassing van de leefstijl. Dit maakt de wijkverpleging uitermate geschikt om een bijdrage te leveren aan waardegerichte zorg en in het bijzonder de pijler leefkracht.
Menzis ziet daarom de wijkverpleging bij uitstek de spil van een meer integrale benadering van gezondheid, welzijn en ziekte bij de thuiswonende mens. De wijkverpleging heeft een coördinerende en regisserende rol, maar nog belangrijker is dat zij deel uitmaakt van een multidisciplinair samenwerkingsverband in de zorg thuis. Menzis heeft aanvullend een visie op integrale ouderenzorg ontwikkeld.
Beleid voor 2022
De wijkverpleging begeeft zich in een sterk veranderend zorgveld. Mogelijk verandert de koers die de overheid gaat varen in de zorg na de verkiezingen. Het hoofdlijnenakkoord Wijkverpleging loopt af in 2022 en we starten in 2022 met een nieuwe bekostigingsstructuur in de wijkverpleging. Daarnaast zien we een sterkere focus op de regio waarin diverse thema's worden opgepakt, ook binnen Menzis.
In alle Menzis regiovisies en daaruit voortvloeiende werkagenda's staan beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van ondersteuning en zorg voor nu en in de toekomst centraal. We hebben hier als vrager, aanbieder en financier van zorg een gezamenlijke, maatschappelijke verantwoordelijkheid.
In dit zorginkoopbeleid Wijkverpleging krijgen de speerpunten preventie, samenwerking en digitalisering en innovatie het komende jaar extra aandacht.
Preventie
Een gezonde leefstijl versterkt de mentale veerkracht, de vitaliteit en het gevoel zélf regie te voeren over het leven. Voor het bevorderen van leefkracht en het keren van gezondheidsrisico's is een gezonde leefstijl daarom essentieel (lees ook onze visie op preventie). Leefkracht draagt bij aan kwaliteit van leven en kan ervoor zorgen dat iemand langer in goede gezondheid ouder kan worden en maatschappelijk betrokken kan blijven.
Dit gaat verder dan het inzetten van zorg. Het gaat om het ondersteunen en leren weer zelfredzaam te worden zodat men eigen regie kan nemen en werkt aan zijn/haar leefkracht (geïndiceerde preventie). Dus van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag. Preventie heeft ook te maken met passende zorg die tijdig wordt ingezet zodat zwaardere zorg of opname kan worden voorkomen (zorggerelateerde preventie).
De wijkverpleegkundige heeft juist hierin een belangrijke rol. Wanneer er sprake is van een kwetsbare situatie verwachten we van professionals een proactieve zorgplanning (ook wel advance care planning, ACP). Voor zorg thuis is dit breder dan alleen nadenken over behandelwensen. Het gaat ook over tijdig nadenken over mogelijke scenario's als:
* een woonsituatie die niet meer passend is bij de zorgbehoefte;
* de continuïteit van zorg bij het uitvallen van mantelzorgers; en
* wensen wanneer thuis wonen niet meer op veilige wijze mogelijk is.
Zodat klanten hierop kunnen anticiperen en er minder acute situaties ontstaan. Samenwerking en afstemming met gemeenten voor het ondersteunen van mantelzorgers is essentieel. Voor de klant en zijn netwerk is een vast team van zorgverleners met een vast aanspreekpunt zeer belangrijk.
Preventie is een onderdeel van de competenties van de (wijk)verpleegkundige. Het is onderdeel van het vakinhoudelijk handelen en het expertisegebied van de wijkverpleegkundige 3 .
3
3
> CanMEDS
> Expertisegebied wijkverpleegkundige in één oogopslag
Binnen de wijkverpleging is het mogelijk om preventieve activiteiten op individueel niveau en groepsniveau in te zetten waardoor klanten en hun mantelzorgers langer eigen regie houden en zelfredzaam kunnen blijven of dit weer kunnen worden (doelgroepcode 1036, AIV, valpreventie in samenwerking met gemeenten, GVO-activiteiten). Menzis wil in 2022 nadrukkelijker monitoren waar deze kortcyclische activiteiten binnen het afgesproken budget worden ingezet ten gunste van de inzet van langdurige klantgebonden zorgverlening.
Samenwerking
Wijkverpleegkundige zorg in de eerste lijn staat niet op zichzelf. De wijkverpleging is altijd onderdeel van een keten van ondersteuning en zorg aan klanten. Samenwerking, niet alleen met de klant en zijn netwerk, andere hulpverleners (zowel vrijwilliger als professionals) maar ook samenwerking in de wijk, gemeente, regio en landelijk. De coronapandemie heeft ons ook laten zien dat samenwerking noodzakelijk is om passende zorg beschikbaar te houden. Het cruciale aspect van samenwerking in de zorg voor klanten is meermaals aangetoond. Het is dan voor ons ook een gegeven dat zorgverleners zich hier optimaal voor inspannen.
Met de klant
De wijkverpleegkundige werkt samen met de klant en zijn mantelzorger (samen beslissen). Samen met de klant bepaalt de wijkverpleegkundige de zorgbehoefte, de doelen, de zorgduur en interventies om deze doelen binnen die tijd te bereiken. Het zorgplan wordt door beide partijen bevestigd (de eerste keer door middel van ondertekening). Het zorgplan is te allen tijde voor klant en mantelzorger inzichtelijk en wordt conform de wettelijke regels digitaal ter beschikking gesteld.
> Uitvoeringseis 2 en 4
Het zorgplan is, - of er worden voorbereidingen getroffen-, geschikt om gekoppeld te worden aan een Persoonlijk GezondheidsOmgeving (PGO).
Uitvoeren van de afspraken gebeurt door het wijkverpleegkundig team. Voor de klant en zijn netwerk is een vast en overzichtelijk team van zorgverleners met een vast aanspreekpunt zeer belangrijk (Patiëntenfederatie Nederland en Leidraad herkenbare en aanspreekbare Wijkverpleging 4 ).
> Uitvoeringseis 3
4
>
>
Blog: Kwaliteit thuiszorg, wat vinden mensen belangrijk?
Leidraad herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging
Rondom de klant
Samenwerking begint voor de wijkverpleegkunde door actief te zijn in een wijkverpleegkundig team voor de klanten in die wijk. Om in de wijk te kunnen werken moet het wijkverpleegkundige team bereikbaar, herkenbaar en aanspreekbaar zijn voor klanten en verwijzers. De wijkverpleegkundige kan als professional de regie op zich nemen voor het realiseren van een gezonde buurt of wijk. Zij kent deze wijk, weet waar de hulpvragen liggen of vandaan kunnen komen. De wijkverpleegkundige doet dit vanuit een brede kijk op de domeinen zorg, welzijn en wonen. Zij heeft daarvoor contacten met de huisarts, maar ook met gemeente, welzijnsinstellingen en informele zorg, gecontracteerd maar ook niet-gecontracteerd. Waardoor zij in staat is de verschillende betrokken disciplines uit alle domeinen met elkaar te verbinden.
De samenwerking begint in ieder geval altijd met de huisarts van de klant. De as wijkverpleegkundigehuisarts is de spil in de wijk en samen nemen ze verantwoordelijkheid en eigenaarschap voor de geneeskundige zorg van de klanten in het werkgebied van het wijkteam. Menzis verwacht dat er in iedere wijk een lokaal netwerk ontstaat in de driehoek huisarts, wijkverpleegkundige en sociaal domein. Deze driehoek kan ondersteund worden door bijvoorbeeld de SO bij kwetsbare ouderen 5 5 of deskundigen uit GGz of verstandelijk gehandicaptenzorg.
Maar ook met andere specialismen in de eerste lijn, met apothekers (veilige principes in de medicatieketen), specialist ouderengeneeskundigen én tweedelijns zorgaanbieders. Daarnaast heeft ze inzicht in de beschikbaarheid van langdurige zorg (Wlz) in de buurt zodat de advanced care tijdig besproken kan worden. Menzis verwacht daarom dat wijkverpleegkundigen deelnemen aan multidisciplinaire overleggen. Wanneer in de praktijk blijkt dat het niet lukt om met huisartsen(organisaties) goede afspraken te maken over casemanagement en multidisciplinair overleg (MDO), verzoeken we de zorgaanbieder om dit kenbaar te maken aan zijn contactpersoon bij Menzis. De klant moet immers kunnen vertrouwen op continuïteit in de keten.
De contacten met de gemeenten zijn onmisbaar voor afspraken rondom cliëntondersteuning, welzijn, mantelzorgondersteuning maar ook voorliggende voorzieningen vanuit het Wmo domein.
Samenwerken met andere hulpverleners betekent dat de beschikbare wijkverpleegkundige capaciteit eerlijk wordt verdeeld over alle klanten die dat nodig hebben. Dus voorkomen van dubbelingen of langs
5 > Visie op Ouderenzorg Menzis
elkaar heen werken met een goede afspraken in bijvoorbeeld een netwerk Dementie maar ook over onplanbare zorg in de nacht.
> Uitvoeringseisen 7, 8 en 9
Zorgaanbieders maken het mogelijk dat hun wijkverpleegkundigen in staat zijn deze samenwerking in te vullen. Er wordt ruimte gegeven voor scholing en intervisie. Daarnaast is er ruimte om contact te zoeken met andere hulpverleners in de wijk en neemt de zorgaanbieder de verantwoordelijkheid om werkafspraken te maken met onder andere gemeenten.
> Uitvoeringseis 11
In de regio
Voor elke Menzis-regio is/wordt een eigen regiovisie met bijbehorende regioplannen ontwikkeld. Duidelijk is dat in onze regio's door de vergrijzing en de arbeidsmarktproblematiek de wijkverpleging een belangrijke rol speelt. De focus op onderwerpen kan per regio verschillen, afhankelijk van de regionale dynamiek en netwerkontwikkeling.
Goede afspraken in de regio dragen bij aan:
* de beweging van de Juiste zorg op de juiste plaats (JZOJP);
* de acute zorgketen inclusief goede afspraken over in-, door en uitstroom van klanten in de verschillende zorgsoorten en domeinen;
* uitwisseling van gegevens;
* herkenbare en aanspreekbare teams.
Menzis is actief betrokken bij deze ontwikkelingen en zal waar nodig facilitator of aanjager zijn als afspraken niet goed van de grond komen.
Onplanbare Nachtzorg
In elke Menzis-regio zijn er afspraken gemaakt over de invulling van de onplanbare nachtzorg om deze doelmatig in te richten. We verwachten van aanbieders dat zij zich committeren aan de afspraken in de regio van hun werkgebied.
> Uitvoeringseis 8
Ketenzorg Dementie
Naast de onplanbare nachtzorg is er een landelijk dekkende inrichting van netwerken Dementie 6 . Deze netwerken hebben met zorgverzekeraars afspraken gemaakt over de inrichting en dienstverlening van Dementiezorg in de regio. Alhoewel het individuele casemanagement Dementie wordt uitgevoerd en ingekocht bij de individuele zorgaanbieder is intervisie, scholing, afstemming en coördinatie van dementiezorg neergelegd bij de keten in de regio. Deze keten coördineert ook de wachttijden. Elke gecontracteerde aanbieder sluit zich aan bij het netwerk Dementie in de regio waar hij actief is. De zorgaanbieder registreert wachttijden casemanagement Dementie en geeft deze ook door aan de keten in zijn regio. Casemanagement Dementie wordt geleverd door de zorgaanbieders zelf of via het netwerk conform de afspraken in de regio.
> Uitvoeringseis 9
Module sociale infrastructuur
Menzis heeft de afgelopen jaren gewerkt aan de ontwikkeling van die (sociale) infrastructuur door deze - in samenwerking met huisartsen en sociaal domein in de regio - bij een beperkt aantal zorgaanbieders in te kopen. Er is in 2016 een aparte module ontwikkeld, samen met gemeenten in de Menzis-regio's. De uitgangspunten van deze module zijn nog altijd actueel. Zowel de module als de evaluatie met aanbevelingen uit 2017 kunt u raadplegen op onze website.
De komende jaren ligt de nadruk op verdere ontwikkeling van samenwerkingsafspraken, inhoud van die afspraken en het ontwikkelen van resultaatindicatoren in relatie tot de ondertussen ontwikkelde regiovisies en -plannen.
De eerdere module Sociale infrastructuur wordt in principe met de al bekende zorgaanbieders in de Menzis-regio's doorontwikkeld en opgenomen in de afspraken rondom de regioplannen.
Digitalisering en innovatie
Digitale voorzieningen zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving. Ook de corona-pandemie heeft laten zien dat digitaal werken in de zorg nodig is om de zorg kwalitatief goed en beschikbaar te houden. Menzis ziet daarin de inzet van digitale zorg als middel om de zorg toegankelijk, beschikbaar, betaalbaar en waardegericht te houden (lees ook onze visie op digitalisering)
Digitale zorg maakt het mogelijk dat klanten hun eigen regie kunnen blijven voeren. Binnen de wijkverpleging zijn er vele mogelijkheden om digitale zorg in te zetten. Zo is het al sinds 2009 mogelijk om gebruik te maken van farmaceutische telezorg en beeldschermzorg bij persoonlijke verzorging en verpleging. Helaas zien we dat nog niet al onze verzekerden hiervan gebruik kunnen maken of hierin worden ondersteund.
Menzis wil dat al haar verzekerden in de gelegenheid worden gesteld om gebruik te maken van digitale voorzieningen die de eigen regie kunnen versterken.
Dat betekent dat wijkverpleegkundigen op de hoogte moeten zijn van de digitale mogelijkheden die thuis in gezet kunnen worden. Maar ook dat een wijkverpleegkundige de vaardigheden heeft deze mogelijkheden in te zetten en de klant te ondersteunen in het gebruik hiervan. De inzet van digitale zorg moet een vanzelfsprekendheid zijn en zeker eerst worden overwogen voordat fysieke zorg wordt ingezet. Dat kan op den duur betekenen dat fysieke wijkverpleging niet meer vergoed zou worden als niet eerst digitale voorzieningen zijn uitgeprobeerd 7 .
Menzis wil de inzet van thuiszorgtechnologie en digitale zorg stimuleren. Wij verwachten van zorgaanbieders dat zij, als zij thuiszorgtechnologie willen inzetten, een visie op inzet van technologie hebben voor hun organisatie. Daarin is opgenomen wat inzet van technologie gaat betekenen voor de zorg die wordt aangeboden, nu en in de toekomst, hoe deze gaat bijdragen aan de uitdagingen waar men voor staat en welke acties er worden genomen om deze technologie succesvol in de organisatie te implementeren. Denk bij dit laatste ook aan scholing van medewerkers, samenwerking met andere partijen en gebruik van diverse financieringsvormen zoals de SET regeling.
Want inzet van thuiszorgtechnologie gaat niet zozeer over het implementeren van een tool maar meer om het anders organiseren en inrichten van zorg. Het gaat om vervanging van bestaande zorg in plaats
7
7
'Zorg die onnodig is, of onnodig veel kost in vergelijking met een andere zorgvorm die gelijkwaardig is gezien de indicatie en uw zorgbehoefte, komt niet voor rekening van de verzekering'
>
bron
Verzekeringsvoorwaarden Menzis 2021
18
van een handeling erbij.
Menzis kan bij de aanvraag van het gebruik van de prestatiecode
Thuiszorgtechnologie vragen om dit visiedocument.
We willen daarnaast samen met het veld kennis en ervaring op doen met andere vormen van digitale ondersteuning en zorg die kunnen bijdragen aan de knelpunten in de regio. Denk hierbij aan digitale uitwisseling van gegevens programma InZicht.
Op het Menzis
Innovatieportaal is informatie te vinden over innovaties binnen de zorg waaronder
digitale zorg. We ondersteunen bedenkers van (digitale) zorginnovaties en begeleiden hen bij het opschalen van goede initiatieven.
Basis op orde
Voor het bieden van kwalitatief goede wijkverpleging moet vanzelfsprekend de basis op orde zijn.
Wijkverpleging wordt geleverd vanuit een team van gediplomeerde hbo- en mbo-verpleegkundigen ondersteund door verzorgenden en waar dit gewenst en kwalitatief verantwoord is (onder
8
voorwaarden
) helpenden Zorg en welzijn.
In het team zijn HBO-wijkverpleegkundige(n) aanwezig die conform de normen voor indiceren
9
de zorgbehoefte bij de klant vaststelt, deze in samenspraak met de klant, verwerkt in een zorgplan met
beschrijving van navolgbare doelen, interventies én afspraken over inzet van eigen kracht, netwerk, andere hulpverleners en eventueel professionele zorg. Daarbij wordt de duur waarop de doelen
behaald gaan worden of in ieder geval geëvalueerd, afgesproken en beschreven. Deze afspraak wordt tussen klant én wijkverpleegkundige bekrachtigd.
>
Minimumeis 21,
uitvoeringseis 2 en 4
In het team is de wijkverpleegkundige ook degene die op systematisch methodische wijze gegevens verzamelt en deze gebruikt voor het klinische redeneren in een cyclisch proces. Op basis daarvan wordt
het zorgplan opgesteld, geëvalueerd en waar nodig bijgesteld, in samenspraak met de klant (samen beslissen).
>
Daarom hanteren we de minimumeis 20 en 21
8
Zie.
Voorwaarden: Veel gestelde vragen
9
Handreiking Normenkader voor indiceren en organiseren van verpleging en verzorging in eigen omgeving
19
De wijkverpleegkundige(n) in het team heeft niet alleen een rol in de individuele zorgverlening naar de klant maar is ook ondersteunend en coachend naar haar teamleden waardoor er een lerende cultuur ontstaat en de kwaliteit en deskundigheid van het team gegarandeerd blijft. Toetsingskaders zorg thuis.
Het team levert alle zorg die nodig is in haar werkgebied en is daarvoor dag en nacht beschikbaar, ook op onverwachte momenten.
> Daarom hanteren we de minimumeis 1 en 2 en uitvoeringseis 8.
Het wijkverpleegkundig team kent haar werkgebied en de andere professionals in dat werkgebied. Klant en andere hulpverleners in het werkgebied kennen het wijkverpleegkundig team. Dat betekent dat iedereen in het wijkverpleegkundig team weet wie er gebeld moet worden en met wie er samengewerkt wordt als er vragen zijn die buiten haar deskundigheidsgebied liggen. Er is kennis van de sociale kaart van het werkgebied. Dat betekent dat het werkgebied werkbaar moet zijn om samenwerkingsrelaties op te kunnen bouwen en herkenbaar en aanspreekbaar te kunnen zijn voor klant en samenwerkingspartners. Om zich bekend te maken aan klant en mantelzorger is er in ieder geval een website waarom het aanbod van zorg en de werkwijze van de wijkverpleging wordt toegelicht.
> Daarom hanteren we de minimumeis 22 en 24
Iedereen in het wijkverpleegkundige team is bekend met de wet- en regelgeving die nodig is om kwalitatief goede, rechtmatige en doelmatige wijkverpleging volgens de aanspraak in Zvw art 2.10 te verlenen. Daarbij kan gedacht worden aan beroepsnormen en richtlijnen, het kwaliteitskader wijkverpleging, handreikingen van de beroepsvereniging, leidraden rondom organiseren van zorg maar ook regelgeving vanuit toezichthouders en de overheid. Daarnaast heeft het team (de beschikking over) intern kwaliteitsbeleid rondom de medicatieketen.
> Daarom hanteren we de minimumeis 10, 12 en 23
Organisaties die wijkverpleging bieden vanuit een rechtspersoon hebben de daartoe benodigde toelatingen en inschrijvingen en zijn van onbesproken gedrag. Zij ondersteunen hun wijkverpleegkundig team in alles wat het nodig heeft voor het verlenen van kwalitatief goede zorg. Daarbij zijn ze financieel gezond om de zorg die wordt ingezet ook te continueren, ook bij tegenslag. Zorggelden worden effectief en doelmatig ingezet ten behoeve van zorgverlening.
> Daarom hanteren we de minimumeisen 3 t/m 9 en 11 t/m 19
Ook ZZP'ers die wijkverpleging leveren hebben deze basis op orde. Zij werken dus in een wijkverpleegkundig team rondom de klant. Individueel in een samenwerking met elkaar of met andere organisaties voor wijkverpleging óf in een coöperatievorm. Indien een ZZP'ers als zelfstandige voor een contract in aanmerking wil komen dan is hij/zij minimaal een BIG geregistreerde HBOwijkverpleegkundige. Ook een ZZP'er kan aantonen dat de kwaliteit van zorg is gegarandeerd en zich laten toetsen op de zorglevering.
> Zie minimumeisen 3, 4, 5 en 7
Als eenmaal een contract met Menzis is verkregen zal de zorgaanbieder moeten blijven werken aan kwalitatief goede en veilige zorg. Dit betekent dat de minimumeisen ook gedurende het contract van kracht blijven en dat er extra aandacht wordt besteed aan klantervaringen, gebruik van richtlijnen en handreikingen en scholing van medewerkers.
> Uitvoeringseis 1, 2, 5, 6 en 9
Specifieke thema's en zorgvormen
Casemanagement
We zien casemanagement aan kwetsbare ouderen (waaronder ouderen met dementie) als een belangrijke rol van het wijkverpleegkundig beroep. Met name in deze rol kan de wijkverpleegkundige de klant ondersteunen in zijn leefkracht en voorkomen dat zwaardere zorg, crisissituaties of opname nodig is. Samen beslissen, proactieve (zorg)planning maar zeker ook samenwerking met andere domeinen waarbij de wijkverpleegkundige in de rol als professional die casemanagement levert, de coördinatie en regie op zich neemt om de meest passende ondersteuning en zorg voor de klant te vinden.
Casemanagement maakt onderdeel uit van de reguliere wijkverpleging en het expertisegebied van de wijkverpleegkundige en wordt door Menzis niet apart ingekocht. Zorg die geleverd wordt vanuit de aanspraak wijkverpleging, moet altijd geïnventariseerd worden én vastgelegd in een zorgplan. Dit geldt ook voor casemanagement, zelfs als er geen andere zorg vanuit de wijkverpleging nodig is.
Net zoals bij iedere specifieke aandoening zal de zorgverlener specifieke bekwaamheid moeten hebben om de klant van de juiste zorg te kunnen voorzien. Dat kan zorg bij dementie zijn, maar we denken hierbij ook aan palliatieve zorg, oncologische zorg of andere specifieke deskundigheid.
Als de kennis en kunde van de wijkverpleegkundige op een specifiek onderdeel niet voldoende is, moet deze in staat zijn om tijdig de juiste specifieke deskundigheid te verwerven, te consulteren of in te zetten. Bijvoorbeeld via een regionaal (geriatrisch) expertisenetwerk, ketennetwerk Dementie of via een collega-zorgaanbieder, al dan niet via onderlinge dienstverlening. De zorgstandaarden (landelijk en regionaal, zoals de Zorgstandaard Dementie of de Groninger Zorgstandaard Integrale Ouderenzorg) en kwaliteitsstandaarden die gebruikelijk zijn in de beroepsgroep, zijn hierbij de leidraad. Het belangrijkste is dat ook hier de klant een vast en vooral deskundig aanspreekpunt heeft voor zijn vragen en voor de begeleiding in zijn hulpverlening. Dit aanspreekpunt is bij het geven van adviezen en het inzetten of verwijzen van zorg- en dienstverlening onafhankelijk en niet gebonden aan de belangen of het aanbod van de eigen organisatie.
Gezien de ontwikkelingen in onze maatschappij en de toename van kwetsbare ouderen verwachten wij van elke gecontracteerde aanbieder dat hij casemanagement kan leveren of afspraken maakt met collega aanbieders met deskundig personeel.
In ieder geval is iedere gecontracteerde aanbieder voor het bieden van zorg rondom dementie aangesloten op het ketennetwerk Dementie in zijn werkgebied en conformeert zich aan de afspraken die daar gemaakt worden over processen, inhoud en samenwerking.
> Uitvoeringseis 9
Specialistische verpleging (ziekenhuisverplaatste zorg)
Er wordt gesproken over specialistische verpleging wanneer 'er sprake is van een zorgvraag die extra (specialistische) kennis en vaardigheden vraagt van een daartoe bekwaam geachte verpleegkundige ten aanzien van de aandoening, de behandeling en/of het uitvoeren van (weinig frequent voorkomende) risicovolle en/of voorbehouden handelingen' (Nza, BR-REG-18104 Verpleging en Verzorging).
Menzis koopt gespecialiseerde verpleging in bij aanbieders van wijkverpleging waarbij we ervanuit gaan dat elke verpleegkundige bevoegd is om dit te leveren. Specialistische verpleging die vaak wordt uitgevoerd op verzoek en onder regie van een arts, vraagt ook specialistische kennis en vaardigheden en dus bekwaamheid. We verwachten van zorgaanbieders die deze specialistische kennis en kunde in huis hebben, dat deze gedeeld wordt met zorgaanbieders die deze zorg sporadisch nodig hebben. Dit kan door de zorg als aanbieder van specialistische verpleging zelf te leveren of via afspraken over onderlinge dienstverlening.
Als de zorg én de verpleging vanuit het ziekenhuis worden georganiseerd en geleverd, dan rekenen we de verpleging tot de medisch specialistische zorg en is de medisch specialist zorginhoudelijk en financieel verantwoordelijk. We hebben hiervoor ter verduidelijking toetsingskaders ontwikkeld.
> Toetsingskader ziekenhuisverplaatste zorg Menzis
Menzis hanteert voor specialistische verpleging aanvullende uitvoeringseisen en maakt door middel van een addendum hierover aanvullende afspraken (zie uitvoeringseis 13). Bij de inschrijving zal gevraagd worden om een overzicht van bevoegd en bekwaam personeel. Wanneer we akkoord gaan met dit overzicht, voegen we een addendum toe aan de overeenkomst. Zowel verpleging als gespecialiseerde verpleging worden meegenomen in de afspraken over het integraal tarief voor wijkverpleging.
(regiefunctie) complexe Wondzorg
Ook wondzorg thuis, inclusief de complexe wondzorg, is wijkverpleging en koopt Menzis daarom in als onderdeel van de reguliere wijkverpleging. Het uitgangspunt is dat zorg zoveel mogelijk plaatsvindt, dicht bij de patiënt: 'In de eerste lijn als het kan, in de tweede lijn als het moet'.
Om dit doel te bereiken, helpt het als er regionaal sprake is van een integrale wondzorgketen en een multidisciplinaire samenwerking tussen huisartsen, wondregisseurs, wijkverpleegkundigen/ verzorgenden, ziekenhuizen en hulpmiddelenleveranciers. Deze zorgverleners gaan geprotocolleerd te werk om de kwaliteit van zorg voor patiënten met een complexe wond te verbeteren. Ze monitoren en registreren de wondbehandeling van de patiënt, zodat de kwaliteit van zorg kan worden verbeterd en er voortdurend deskundigheidsbevordering plaatsvindt. De uitgangspunten voor deze ketensamenwerking leest u in een apart document regiefunctie complexe wondzorg.
Indien wondzorg door aanbieders van andere zorgsoorten wordt geleverd dan maakt het deel uit van de zorginkoop van de betreffende zorgsoort met in achtneming van de eerdere genoemde toetsingskaders ziekenhuisverplaatste zorg.
Palliatieve zorg
Palliatieve zorg kan beginnen zodra een klant te horen krijgt dat de laatste levensfase is aangebroken. Dat kan bijvoorbeeld zijn wanneer iemand zo ziek is dat op genezing gerichte behandelingen te zwaar vallen of geen perspectief meer bieden. Intensieve verpleging is vaak pas in de laatste weken nodig, het waken vaak pas de laatste dagen (zie hiervoor ook de informatiekaarten palliatieve zorg van het Zorginstituut voor zowel professionals als patiënten 10 ). In de laatste fase, waarin intensieve verpleging noodzakelijk kan zijn, wordt gesproken van palliatieve terminale zorg. Voor deze terminale zorg wordt als regel een termijn van maximaal drie maanden aangehouden.
Soms is in de palliatieve fase intensieve zorg nodig. Dit kan verzekerde zorg betreffen wanneer er sprake is van een geneeskundige context. De indicerend (wijk)verpleegkundige bepaalt hoeveel zorg een klant nodig heeft. Deze houdt hierbij rekening met de zorgbehoefte, maar ook met de situatie in huis en de (on)mogelijkheid van mantelzorg en/of vrijwilligers. Het ontbreken van een mantelzorgnetwerk is een sociaal probleem. Mantelzorgers kunnen voor ondersteuning een beroep doen op de gemeente. Het gaat dan om algemene voorzieningen, zoals advies, voorlichting of lotgenotencontact. Maar ook om ondersteuning bij huishoudelijke taken, mantelzorgondersteuning en respijtzorg.
Wijkverpleging omvat zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden. Op het moment dat een klant een blijvende noodzaak heeft aan 24 uur toezicht per dag of zorg in de nabijheid nodig heeft, is een aanspraak op zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) aangewezen. Een uitzondering hierop is, dat wanneer sprake is van een palliatief terminale situatie - en een klant op dat moment nog geen Wlzindicatie heeft - de klant niet over gaat naar een ander domein en de professionele zorg vergoed wordt vanuit de Zvw. De zorg blijft beschikbaar tot het overlijden, ook als de laatste levensfase langer duurt dan verwacht. Wanneer de klant zodanig herstelt dat er geen sprake meer is van een terminale levensfase, wordt het zorgaanbod op de nieuwe zorgvraag afgestemd.
We verwachten van alle zorgaanbieders wijkverpleging dat zij hun klanten de zorg in de palliatieve fase kunnen geven. Dit kan door het zelf leveren van de zorg of via afspraken over onderlinge dienstverlening met collega-aanbieders. Ook in de palliatieve fase blijft de inzet van passende en doelmatige zorg aanwezig. Als er geen mantelzorg of vrijwillige zorg beschikbaar is op momenten dat professionele zorg niet noodzakelijk is en een klant vindt het niet wenselijk alleen te zijn, kan er
10
24
verwezen worden naar eerstelijns verblijf (ELV) of hospice. Het enkel aanwezig zijn van een verpleegkundige, zonder medische noodzaak, wordt niet vergoed.
Menzis heeft voor de uitvoering van palliatief terminale zorg aanvullende uitvoeringseisen geformuleerd.
> Zie uitvoeringseis 11
Medische kindzorg
Medische kindzorg is zorg die door specifiek daarvoor toegeruste zorgaanbieders wordt geboden. Dit in tegenstelling tot reguliere verpleging aan kinderen, die door reguliere aanbieders geboden kan worden. Medische kindzorg omvat verpleging en verzorging aan kinderen tot 18 jaar, als deze zorg verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. Naast het kind en het gezin zijn ook de kinderverpleegkundige en de hoofdbehandelaar uit het ziekenhuis (meestal de kinderarts) betrokken bij de kinderverpleegkundige zorg die nodig is buiten het ziekenhuis. Het is mogelijk dat een kind tegelijkertijd vanuit de Jeugdwet én vanuit de Zorgverzekeringswet zorg krijgt.
Menzis hanteert aanvullende uitvoeringseisen voor aanbieders die specifiek Medische kindzorg willen bieden.
> Uitvoeringseis 12
Arbeidsmarkt
Belangrijk aandachtspunt is de krappe arbeidsmarkt in de zorg dat ook de wijkverpleging raakt. Samen zullen we op zoek moeten naar waardegerichte oplossingen die zekerheid geven aan onze klanten over beschikbare, bereikbare en betrouwbare zorg thuis. We moeten kritisch kijken naar passende oplossingen voor de vraagkant. Moeten of kunnen alle hulpvragen opgelost worden met professionele zorg? En is langer thuis wonen altijd de meest veilige en verantwoorde oplossing? Daarbij is verdere samenwerking noodzakelijk om het krapper wordende (specialistische) zorgaanbod in de regio efficiënt in te zetten.
Verder moet er ook aandacht zijn voor de aanbodkant. Hoe wordt het aantrekkelijk om in de wijkverpleging te werken? Wat is goed werkgeverschap, wat zijn aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden bijvoorbeeld contractgrootte en hoe wordt er ruimte gegeven aan de professionele wijkverpleegkundige voor autonomie en medezeggenschap?
In 2018 is het kwaliteitskader Wijkverpleging ontwikkeld en gepubliceerd. Het kwaliteitskader geeft aan hoe de zorg in de wijk door wijkverpleegkundigen en verzorgenden zo goed mogelijk georganiseerd kan worden en wat de maatschappij van de wijkverpleegkundige zorg mag verwachten. Maar ook wat een wijkverpleegkundige nodig heeft om deze rol waar te maken.
Menzis verwacht dat een zorgaanbieder investeert in wijkverpleging en zijn wijkverpleegkundig personeel. Hij zorgt ervoor dat het zorgverlenend personeel zijn bevoegd- en bekwaamheden op peil kan houden en dit ook kan vastleggen in het kwaliteitsregister V&V. Daarnaast worden er stageplaatsen beschikbaar gesteld om de geleerde kennis in de praktijk te kunnen brengen en daarmee voldoende verpleegkundigen voor de toekomst op te leiden.
> Uitvoeringseis 5 en 6
Menzis gaat door met de kennissessies waarbij we in gesprek blijven met wijkverpleegkundigen op diverse thema's en blijven we lid van diverse adviescommissies van Mbo – en Hbo-opleidingen in de zorg.
Samen zijn we verantwoordelijk voor het terugdringen van onnodige regeldruk die wijkverpleegkundigen belemmeren in hun werken kijken we waar regels aangepast of verwijderd kunnen worden.
Kwaliteit en klanttevredenheid
Menzis biedt inspraak aan verzekerden op de speerpunten van het zorginkoopbeleid. Dit houdt in dat zij via de Ledenraad gelegenheid krijgen om hun meningen en wensen omtrent toekomstige beleidsvoornemens in het zorginkoopbeleid kenbaar te maken.
We hechten veel waarde aan de klantervaringen. Dat betekent concreet dat bij wijkverpleging in ieder geval een klantervaringsonderzoek wordt gedaan bij de klanten. De resultaten van deze klantervaringen zijn openbaar en daarmee inzichtelijk voor klanten, zoals is afgesproken in het kwaliteitskader. Iedere zorgaanbieder zal dus de PREM moeten uitzetten in zijn organisatie, zodat uitkomsten in ieder geval getoond kunnen worden aan klanten. Belangrijk is dat de klant een vergelijking kan maken tussen zorgaanbieders om zijn keuze te bepalen. De klanttevredenheidsresultaten tonen we ook via de Zorgvinder aan onze klanten.
> Uitvoeringseis 1
Bekostiging
Om de zorg ook voor de toekomst betaalbaar te houden, is het belangrijk het perspectief voor inzet van zorg te veranderen. Niet de vraag 'Hoeveel uur heb ik aan deze klant besteed' maar de vraag 'Wat heeft mijn inzet voor deze klant opgeleverd'. Inzet van zorg gaat dus van verrichten van inspanning naar het toevoegen van waarde, waarbij de klant wordt ondersteund in zijn mogelijkheden en gezondheid en niet in zijn onmogelijkheden en ziekte.
In de afgelopen jaren is er door alle partijen (brancheorganisaties in de V&V, VWS, NZa) hard gewerkt om een start te maken met een nieuw bekostigingsmodel in de Verpleging en Verzorging. Het model met cliëntprofielen, gaat 1 januari 2022 van start als experiment, en zal bijdragen aan innovatie en samenwerking in de eerste lijn. Aspecten als ongewenste volumeprikkels, het verhogen van administratieve lasten en afwenteling van zwaardere klanten, moeten voorkomen worden.
Menzis blijft voor het contractjaar 2022 gebruik maken van het integrale uurtarief zonder clientprofiel (en daarmee de huidige prestatiecodes gebruiken) voor declaratie Wijkverpleging of de maatwerkafspraken zoals die ook al in 2021 met de zorgaanbieder zijn afgesproken. Indien de zorgaanbieder wil starten met het registreren van clientprofielen in aanloop naar een nieuwe bekostiging Wijkverpleging dan kan dit met de inkoper besproken worden en zullen eventuele aanvullende afspraken in een apart addendum aan de overeenkomst worden toegevoegd.
Benchmark
Menzis heeft in de loop der jaren een benchmark ontwikkeld waarmee de inzet van doelmatige zorg wordt gemonitord. Doelmatige inzet betekent onder meer dat er geen zorg wordt ingezet die vanuit de zorgverzekeringswet nog niet nodig is of als de klant 24-uurs toezicht of 24-uurs zorg in de nabijheid nodig heeft dat de klant wordt toe geleid naar een Wlz-indicatie die meer passend is.
Onze benchmark kijkt naar de gemiddeld gedeclareerde kosten per klant ten opzichte van de verwachte gemiddelde kosten per klant van de individuele zorgaanbieder. De verwachte kosten per klant zijn gebaseerd op de vergelijking met de kosten per (Menzis)klant van andere aanbieders, waarbij rekening wordt gehouden met relevante kenmerken van de klant. In de berekening van de verwachte kosten is rekening gehouden met de volgende kenmerken: leeftijd, geslacht, sociaaleconomische klasse, al dan niet overleden zijn, Farmaceutische Kosten Groep (FKG), Diagnose Kosten Groep (DKG), Hulpmiddelen Kosten Groep (HKG).
Op basis van de doelmatigheid die uit de benchmark blijkt, delen we zorgaanbieders in 3 klassen in:
* Hoge doelmatigheid - zorgaanbieders die doelmatiger zijn dan het Menzis-gemiddelde.
* Gemiddelde doelmatigheid - zorgaanbieders die op het Menzis-gemiddelde zitten.
* Lage doelmatigheid - zorgaanbieders die minder doelmatig zijn dan het Menzis-gemiddelde.
Deze indeling wordt gebruikt voor het vaststellen van het tarief, de budgetafspraak en de mogelijkheid van het maken van een eventuele meerjarenafspraak. De benchmark geeft ons ook de gelegenheid om afwijkingen te bespreken bijvoorbeeld ten opzichte van Menzis-gemiddelden of ten opzichte van eerdere maanden/jaren, of om budgetafspraken gedurende het contractjaar naar boven of naar beneden bij te stellen.
Budget- en tariefafspraken
Integraal tarief
Menzis maakt gebruik van een integraal tarief. Dit geeft ons de mogelijkheid om per zorgaanbieder een maatafspraak te maken welke recht doet aan de zorg die door de individuele zorgaanbieder geleverd wordt en waarmee de administratieve lasten van de wijkverpleegkundige worden verminderd.
De basis voor het integrale tarief 2022 is het tarief van het voorgaande jaar dat met de zorgaanbieder is overeengekomen verhoogd met de Overheidsbijdrage Arbeidsvoorwaarden (OVA) conform het hoofdlijnenakkoord Wijkverpleging 2019-2022. Vervolgens wordt hierop een correctie aangebracht op basis van het profiel van uw organisatie, uw huidige tarief in vergelijking met andere zorgaanbieders en de resultaten van onze benchmark.
Budgetplafond
Naast het bepalen van het individuele integrale tarief wordt de benchmark/doelmatigheid gebruikt om afspraken te maken over het budgetplafond.
Nieuwe zorgaanbieders krijgen een vaste tariefafspraak en in beginsel een budgetafspraak van maximaal € 150.000. Gedurende het jaar zal de ontwikkeling van de declaraties gevolgd worden. Voor zorgaanbieders die gedurende het jaar instromen en voor een deel van het jaar in aanmerking komen voor een overeenkomst, wordt de budgetafspraak naar rato afgesproken.
Wij verwachten dat een zorgaanbieder stuurt op de budgetafspraak die we aan het begin van het jaar samen maken. Aanpassingen van het budgetplafond gedurende het jaar zijn alleen mogelijk onder strikte voorwaarden (veel gestelde vragen) en in relatie tot de ontwikkelingen van de kosten per klant in de organisatie.
Contractspecificaties
Inkoopeisen
Voor alle zorgaanbieders (nieuw en bestaand) die gecontracteerd willen worden om Verpleging en Verzorging te verlenen in 2022, gelden dezelfde minimumeisen en uitvoeringseisen. In bijlagen 1 t/m 3 staan de criteria nogmaals vermeld. Achter elke categorie voorwaarden staat vermeld per welke datum de zorgaanbieder hieraan moet voldoen. Niet (tijdig) voldoen aan hetgeen opgenomen is in de bijlagen betekent dat we geen overeenkomst 2022 aangaan.
Menzis controleert of u voldoet aan de inkoopvoorwaarden en gaat uit van de integriteit van zorgaanbieders. Menzis kan in dat kader bewijsstukken bij de zorgaanbieder opvragen. Als we de benodigde informatie uit openbare bronnen kunnen verkrijgen, doen we dat. We maken onder andere gebruik van het portaal Raadpleging Integriteit Zorgaanbieders (RIZ).
Als er op het moment van inschrijven nog een schuld uitstaat bij Menzis Zorgverzekeraar NV, dan wel Anderzorg Zorgverzekeraar NV, dan moet deze op het moment van aangaan van de overeenkomst zijn terugbetaald of verrekend. Zo niet, dan wordt een overeenkomst onder voorwaarden aangegaan met afspraken over de termijn van terugbetaling.
Inkoopmethodiek
Voor alle bestaande aanbieders geldt dat zij zich opnieuw moeten inschrijven om in aanmerking te kunnen komen voor de overeenkomst 2022. Bestaande aanbieders krijgen een uitnodiging voor inschrijving. De inschrijving is met zo min mogelijk administratieve lasten ingericht.
Nieuwe zorgaanbieders
Nieuwe zorgaanbieders zijn zorgaanbieders inclusief ZZP'ers die in 2021 nog geen overeenkomst Verpleging en Verzorging met Menzis hadden. Nieuwe zorgaanbieders kunnen zich gedurende het gehele lopende jaar inschrijven. Per jaar kan een zorgaanbieder zich éénmaal per contractjaar inschrijven; voldoet de zorgaanbieder niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een overeenkomst is inschrijving voor een volgend contractjaarjaar de eerst mogelijke optie.
Na aanmelding krijgt de aanbieder een verzoek tot inschrijving via VECOZO waarbij de benodigde stukken moeten worden aangeleverd voor beoordeling. Elke inschrijving wordt beoordeeld. Indien uit
de beoordeling door Menzis blijkt dat de aanbieder voldoet aan de minimumeisen, wordt er een basisovereenkomst aangeboden.
Om de overeenkomst per 1 januari 2022 in te laten gaan én tijdig (12 november 2021) vermeld te staan op onze Zorgvinder moet de overeenkomst voor 1 november 2021 ondertekend zijn. Daarvoor moet de aanbieder zich uiterlijk 1 augustus 2021 aanmelden via het contactformulier en 1 oktober de inschrijving hebben doorlopen en bevestigd.
Aanmeldingen die later dan 1 augustus 2021 binnenkomen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst. Vermelding op onze Zorgvinder voor 12 november 2021 wordt dan niet gegarandeerd. De overeenkomst treedt dan in werking op de eerste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin Menzis de ondertekende overeenkomst (inclusief budgetbrief) heeft ontvangen. De overeenkomst geldt altijd tot uiterlijk 31 december van het lopende jaar.
Vermeld bij aanmelding alvast naam instelling, uw AGB-code, naam tekenbevoegde of gemachtigde (inclusief via het formulier geüpload bewijs van machtiging, getekend door een tekenbevoegde bestuurder).
Contracteerproces via VECOZO
Menzis maakt voor het digitale contracteerproces gebruik van het Zorginkoopportaal van VECOZO. Het Zorginkoopportaal biedt zorgverzekeraars en zorgaanbieders uitgebreide digitale ondersteuning bij de totstandkoming van contractafspraken, vanaf de aanvraag voor een overeenkomst tot en met het digitaal ondertekenen. Het Zorginkoopportaal van VECOZO biedt zorgaanbieders steeds meer de mogelijkheid om het contracteerproces (het digitaal aanvragen en afsluiten van overeenkomsten) eenduidig via één partij (VECOZO) te laten verlopen. Actuele informatie over de overgang op VECOZO en de betekenis voor u, leest u op onze website. Zorg dat u tijdig de juiste certificaten bezit.
Inschrijving en ondertekening
Alleen inschrijvingen die via VECOZO worden ingediend, worden in behandeling genomen. Inschrijving en ondertekening van de basisovereenkomst kan tot 1 november 2021. Deze datum is belangrijk voor de vermelding als gecontracteerde zorgaanbieder in de Menzis Zorgvinder. Voor een voorspoedige afhandeling van de contractering is het actueel houden van de instellingsgegevens bij Vektis, met name het mailadres van de contactpersoon, van groot belang.
In 2019 heeft Menzis de verzekeringsvoorwaarden aangepast over niet-gecontracteerde zorg. Verzekerden moeten vooraf toestemming aanvragen wanneer ze gebruik maken van een nietgecontracteerde zorgaanbieder en kunnen geen gebruik meer maken van akte van cessie. We willen
zoveel mogelijk wijkverpleging via gecontracteerde aanbieders beschikbaar maken. Daarom kunnen nieuwe zorgaanbieders gedurende het hele jaar een contract bij ons aanvragen. Per jaar kan een zorgaanbieder zich één keer inschrijven. Voldoet iemand niet aan de voorwaarden voor een overeenkomst, dan is inschrijving voor een volgend jaar de eerst mogelijke optie.
Bijlage 'Budget en Tarief'
Het budget en de tarieven worden opgenomen in de bijlage 'Budget en Tarief'. De overeenkomst wordt pas definitief als u ook deze bijlage ondertekent. Mocht u dus de overeenkomst al wel ondertekend hebben maar ondertekent u de bijlage Budget en tarief niet, dan is er geen overeenkomst voor het jaar 2022 tot stand gekomen.
In tegenstelling tot eerdere jaren wordt bij de inschrijving 2022 de budgetbrief met het budget en het tariefaanbod tegelijkertijd verstuurd met de concept overeenkomst via VECOZO . U dient dus eerst de inschrijving te voltooien om zowel de concept overeenkomst als de bijlage 'budget en tarief' te ontvangen.
In de veelgestelde vragen op onze website kunnen nog verduidelijkingen ten aanzien van dit document plaatsvinden. Wanneer eenmaal is ingeschreven kan de inschrijving niet meer gewijzigd worden.
Specifieke doelgroepen
Medische kindzorg
Zorgaanbieders voor Medische Kindzorg die in aanmerking willen komen voor een Overeenkomst Verpleging en verzorging 2022 inclusief het addendum medische kindzorg, zullen tijdens het doorlopen van de vragenlijst in een beoordelingsronde belanden. Tijdens de beoordelingsronde controleert Menzis of u voldoet aan alle gestelde eisen. Na beoordeling van Menzis kan de inschrijving verder vervolgd worden voor definitieve ondertekening. Nieuwe zorgaanbieders voor Medische Kindzorg kunnen zich melden conform de inkoopmethodiek.
31
Addenda
Naast de basisovereenkomst is het mogelijk om, onder voorwaarden, in aanmerking te komen voor diverse addenda. Tijdens het inschrijfproces via VECOZO kan de zorgaanbieder dit aangeven en aanvullende informatie uploaden.
Het gaat hier om de addenda:
* Specialistische verpleging
* Medische kindzorg
* Thuiszorgtechnologie
* Ketenzorg Dementie
* Regiefunctie complexe wondzorg
Beleid godsdienst, levensovertuiging en culturele achtergrond
In de overeenkomst die wij met de zorgaanbieders sluiten wordt opgenomen dat de zorgaanbieder rekening moet houden met de levensbeschouwelijke overtuiging, culturele achtergrond en godsdienstige gezindheid van de klanten. Dit om vast te stellen dat de zorgaanbieder aandacht heeft voor het individu. De zorgaanbieder respecteert klanten en heeft aandacht voor ze in al hun verscheidenheid, ook als het gaat om verschillen in etniciteit, levensovertuiging, culturele achtergrond of seksuele geaardheid. Ook tijdens een behandeling moet de klant de mogelijkheid hebben een godsdienst of levensovertuiging te beleven. Bij de zorg met verblijf zal voor bijvoorbeeld de voeding rekening gehouden worden met de godsdienst of de levensovertuiging van de klant.
Planning en bereikbaarheid
Planning
Op 12 november 2021 moet bekend zijn welke zorgaanbieders Menzis voor 2022 heeft gecontracteerd. Vanaf die datum kunnen onze klanten via onze website zien met welke zorgaanbieders we contractafspraken hebben gemaakt. Dit om klanten voldoende tijd te geven om een keuze te maken voor een zorgverzekeraar. Deze datum is het uitgangspunt voor de planning in de voorbereiding van het maken van contractafspraken met zorgaanbieders voor 2022. We streven ernaar om het contracteerproces uiterlijk op 1 november 2021 af te ronden.
Het tijdspad van de beleidsontwikkeling en contractering 2020-2021 ziet er als volgt uit:
Bereikbaarheid
Wij streven ernaar om alle relevante informatie voor zorgaanbieders te ontsluiten via onze website.
Actuele informatie en antwoorden op veel gestelde vragen over het inkopen van zorg, declareren en machtigingen kunt u vinden op de website.
Heeft u de informatie online niet gevonden?
* Neem dan contact met ons op via het online contactformulier op de website.
* Of kijk op onze website wanneer wij telefonisch bereikbaar zijn.
Uiteraard kunt u uw vragen ook stellen aan uw contactpersoon van Menzis.
Disclaimer
*
De Coöperatie Menzis U.A. (Menzis) omvat onder andere de zorgverzekeraars Menzis en Anderzorg en het Menzis Zorgkantoor in de regio's Groningen, Twente en Arnhem. De zorgverzekeraars bieden ieder onder een eigen naam basisverzekeringen, aanvullende verzekeringen en tandheelkundige verzekeringen aan. Zorgverzekeraars dienen ten behoeve van de inzichtelijkheid voor zorgaanbieders, voor ieder kalenderjaar uiterlijk op 1 april voorafgaand aan dat jaar de procedure van de zorginkoop en het zorginkoopbeleid wat betreft de Zorgverzekeringswet (Zvw) bekend te maken, voor zover dat op dat moment mogelijk is. Menzis geeft met dit document invulling aan Regeling TH/NR-011 Transparantie zorginkoopproces Zvw van de NZa. Deze regeling ziet op het proces waarin zorgaanbieders en zorgverzekeraars tot overeenkomsten komen. De regeling beoogt de transparantie van dit proces voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars te vergroten. Menzis behoudt zich het recht voor om (ook na 1 april) het beleid nader aan te vullen en wijzigingen aan te brengen in dit document en de termijnen/procedures van de zorginkoop. Menzis zal wijzigingen zo tijdig mogelijk bekend maken.
Bijlagen
35
Bijlage 1 Minimumeisen
Minimumeisen zijn eisen waaraan de zorgaanbieder op het moment van het indienen van de vragenlijst (tenzij anders aangegeven) moet voldoen én gedurende de duur van de overeenkomst aan moet (blijven) voldoen.
1. De zorgaanbieder verleent een integraal zorgaanbod verpleging en verzorging wat onder de zorgaanspraak Verpleging en Verzorging valt, en richt zich derhalve niet op een (enkele) onderde(e)l (en) van Verpleging en Verzorging zoals bijvoorbeeld casemanagement of wijkgericht werken.
2. De zorgaanbieder garandeert zorgverlening gedurende 7x 24 uur.
3. De zorgaanbieder is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel dan wel een vergelijkbaar register in het buitenland (niet ouder dan 1 januari 2021).
4. De zorgaanbieder is ingeschreven in het BIG-register als verpleegkundige (alleen voor ZZP'er)
5. De zorgaanbieder heeft het KIWA keurmerk thuiszorg of HKZ-NEN Keurmerk ZZP'ers in Zorg & Welzijn (ZZP'er).
6. De zorgaanbieder heeft zich op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders gemeld en heeft – indien de Wtza dat vereist- een vergunning voor het verlenen van de zorg en voldoet aantoonbaar aan de vereisten van de Wtza.
7. De zorgaanbieder heeft aantoonbaar de meest actuele Governancecode ingevoerd (bij rechtspersonen) of kan aantonen hoe hij de governance heeft ingericht (natuurlijke personen, VOF en eenmanszaak)
8. De zorgaanbieder beschikt over een meervoudig toezicht welke is vastgelegd in de statuten én het handelsregister (bij rechtspersonen).
9. De zorgaanbieder beschikt over een samenstellings-, beoordelings- of controleverklaring met een goedkeurende strekking van een accountant over het verantwoordingsjaar 2020.
10. De zorgaanbieder werkt systematisch aan het verbeteren van de kwaliteit en borgt dit door een werkend kwaliteitssysteem dat landelijk en/of internationaal erkend is alsmede gepaard gaat met onafhankelijke toetsing (externe audit). In dit kwaliteitssysteem zijn de landelijke kwaliteitskaders geïntegreerd en wordt gewerkt aan uitkomstindicatoren conform het kwaliteitskader Wijkverpleging. De zorgaanbieder verantwoordt zich hierover in het jaardocument vóór 1 juni van het jaar volgend op het verslagjaar.
11. De zorgaanbieder is adequaat verzekerd voor bedrijfs- en beroepsaansprakelijkheid ter hoogte van het bedrag dat in de branche gebruikelijk is of heeft deze aantoonbaar per 1 januari 2022 afgesloten.
12. De zorgaanbieder voldoet aan de vereisten die gesteld zijn in de geldende Regeling transparantie zorgaanbieders van de NZa.
13. De zorgaanbieder, zijn UBO en pseudo-UBO komen niet voor op enige nationale of internationale sanctielijst, waaronder in ieder geval de Nederlandse sanctielijst en de door de Europese Unie en de Verenigde Naties gehanteerde sanctielijsten worden begrepen.
14. De (pseudo)UBO van de zorgaanbieder is bij Vektis geregistreerd.
15. De zorgaanbieder heeft geen verscherpt toezicht of bestuurlijke maatregel van de IGJ opgelegd gekregen.
16. Er is niet bij onherroepelijke en bindende rechterlijke of administratieve beslissing is vastgesteld dat de zorgaanbieder niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of sociale zekerheidspremies.
17. De zorgaanbieder verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, diens werkzaamheden zijn niet gestaakt, jegens hem geldt geen surseance van betaling of een (faillissements-)akkoord. De zorgaanbieder verkeert niet in een andere vergelijkbare toestand ingevolge een soortgelijke procedure uit hoofde van op hem van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
18. De zorgaanbieder heeft niet conform artikel 7 lid 3 en/of artikel 7 lid 4 Regeling zorgverzekering niet meegewerkt aan een onderzoek, zoals bedoeld in artikel 7 lid 4 Regeling zorgverzekering;
19. De zorgaanbieder heeft niet blijkgegeven van aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van een eerdere overeenkomst met de zorgverzekeraar waardoor dit heeft geleid tot vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst of tot schadevergoeding of andere vergelijkbare sancties.
20. De zorgaanbieder heeft voldoende bevoegde (BIG geregistreerde) en bekwame MBO- en HBOverpleegkundigen en verzorgenden (minimaal niveau 3) met een specifieke deskundigheid in dienst of huurt deze in via onderlinge dienstverlening, teneinde te allen tijde de zorg te kunnen verlenen die nodig is om aan de zorgbehoefte van de klant te kunnen voldoen, ook als deze zorg op onplanbare momenten nodig is (24/7).
21. De zorgaanbieder heeft minimaal 1 fte hbo-verpleegkundige niveau 5 op gemiddeld 55 klanten in vaste dienst. Minimaal 1 van deze hbo-verpleegkundigen is geregistreerd in het AGB-register met een eigen AGB-code en gekoppeld aan de instellings-AGB (bij instellingen) of is de eigen AGB-code (ZZP'er).
22. De zorgaanbieder heeft voor zijn verpleegkundigen en verzorgenden contactafspraken (telefoonnummers, overlegmomenten, sociale kaart) beschikbaar met zorgpartners (ziekenhuis, huisarts, apotheek), gemeenten (het sociaal domein) en zorgaanbieders in de Wlz (Wet langdurige zorg) in de regio waar de zorgaanbieder actief is ten behoeve van contact in de keten.
23. De zorgaanbieder heeft in de regio waarin hij actief is afspraken gemaakt met apothekers en huisartsen conform het rapport 'Veilige principes in de medicatieketen' (opgesteld door taskforce medicatieveiligheid care) én heeft daarnaast deze principes aantoonbaar geïmplementeerd in de eigen organisatie.
24. De zorgaanbieder geeft op zijn website aan op welke wijze de zorgaanbieder samenwerkt met mantelzorgers en de mantelzorg ondersteunt bij de zorg aan de verzekerde.
Bijlage 2 Uitvoeringseisen
Aan deze eisen moet de zorgaanbieder gedurende de looptijd van de overeenkomst voldoen. Onderstaande uitvoeringseisen worden opgenomen in de overeenkomst. Naast onderstaande uitvoeringseisen zal de overeenkomst uiteraard ook andere bepalingen bevatten zoals onder andere bepalingen over zorgverlening en declaratie- en betalingsverkeer.
1. De zorgaanbieder doet onderzoek naar klantervaringen zoals is afgesproken in het kwaliteitskader Wijkverpleging, bij het aantal klanten conform de handreiking PREM die bij haar in zorg zijn. De uitkomsten worden gebruikt voor interne verbetering van organisatie en zorg. De resultaten zijn openbaar beschikbaar voor de klant en Menzis op de eigen website.
2. Er wordt voor vaststelling van de inhoud en de omvang van de zorg aan klanten gebruik gemaakt van het normenkader voor indicatie en organiseren zoals is opgesteld door de V&VN door een (wijk) verpleegkundige met minimaal hbo-niveau.
3. De zorgaanbieder maakt gebruik van een vast team van zorgverleners bij elke klant. De grootte van het team is daarbij minder belangrijk mits het aantal zorgverleners duidelijk is afgesproken met de klant. Er is een vast aanspreekpunt beschikbaar voor elke klant en dit is vastgelegd in het zorgplan.
4. De zorgaanbieder hanteert bij iedere klant een (digitaal) zorgdossier waarin waarin de gegevens die systematisch en methodisch volgens het verpleegkundige proces zijn verzameld, worden vastgelegd. In het dossier is het verpleegkundig proces herkenbaar terug te vinden. De verpleegkundige anamnese en vastlegging van de uitkomstindicatoren conform het kwaliteitskader Wijkverpleging (belastbaarheid mantelzorger) zijn een duidelijk onderdeel van het dossier.
5. De zorgaanbieder heeft zijn zorgverlenend personeel (verpleegkundigen (HBO/MBO) en verzorgenden minimaal niveau 3) vast in dienst ingeschreven in het kwaliteitsregister V&V. Uiterlijk 1 november 2022 staat minimaal 50% van het zorgverlenend personeel (verpleegkundige (HBO/MBO) en/of verzorgenden minimaal niveau 3) -vast in dienst-, ingeschreven in het kwaliteitsregister V&V. De zorgaanbieder levert uiterlijk 1 december 2022 de meest recente jaarrapportage van het kwaliteitsregister V&V aan de zorgverzekeraar, waaruit blijkt dat deze norm gerealiseerd is. Het kwaliteitsregister V&V verzorgt een rapportage van de registratie waarvan de zorgaanbieder een kopie opstuurt naar de zorgverzekeraar. Indien de zorgaanbieder geen gebruik maakt van het kwaliteitsregister V&V maar een eigen registratiesysteem hanteert, stuurt de zorgaanbieder uiterlijk 1 december 2022 een rapportage op naar de zorgverzekeraar waaruit blijkt
dat minimaal 75% van het zorgverlenend personeel (verpleegkundige (HBO/MBO) en/of verzorgenden minimaal niveau 3) -vast in dienst-, jaarlijks wordt geschoold.
6. De zorgaanbieder hanteert een actief beleid (en kan dit als Menzis daarom verzoekt, overleggen d.m.v. aanwezig scholingsplan) voor het opleiden van verpleegkundigen. Onder meer door het screenen van het personeelsbestand op geschikte kandidaten, het opleiden van eigen personeel en het beschikbaar stellen van stageplaatsen en werkbegeleiding.
7. De zorgaanbieder heeft zich gecommitteerd aan de samenwerkingsafspraken in de regio op basis van het regioplan en de daaruit voorvloeiende afspraken. Samenwerking is in ieder geval rondom de klant opgezet met huisarts en sociaal domein en waar nodig met de Specialist Ouderengeneeskundige en het ziekenhuis.
8. De zorgaanbieder committeert zich aan de afspraken die in de regio gemaakt zijn rondom onplanbare nachtzorg en is daarmee medeverantwoordelijk voor een doelmatige inzet van zorg in de nachtelijke uren.
9. De zorgaanbieder conformeert zich aan de richtlijnen en standaarden zoals genoemd in de zorgstandaard dementie en levert of organiseert passende casemanagement Dementie. Dit wordt afgestemd met huisarts/POH-O en het sociaal domein. De zorgaanbieder sluit zich aan bij het lokale ketennetwerk.
10. De zorgaanbieders maakt het mogelijk dat hun wijkverpleegkundigen in staat zijn de samenwerking in de wijk en de regio in te vullen. Er wordt ruimte gegeven voor scholing en intervisie. Er is ruimte om contact te zoeken met andere hulpverleners in de wijk en de zorgaanbieder neemt de verantwoordelijkheid om werkafspraken te maken met onder andere gemeenten.
11. De zorgaanbieder die palliatieve zorg levert doet dit generalistisch waar het kan en specialistisch waar het moet met bevoegde en bekwame verpleegkundigen.
a. De vaststelling van de palliatief terminale fase gebeurt altijd en aantoonbaar in overleg met de (huis)arts. De zorgaanbieder maakt in het zorgplan naast de fysieke, psychische en sociale aspecten tevens zichtbaar dat de verzekerde de gewenste geestelijke/spirituele zorg wordt aangeboden en dat zij ook de naasten van de verzekerde begeleiding en nazorg biedt.
b. Daarbij participeert de zorgaanbieder actief binnen het Netwerk Palliatieve Zorg en werkt conform de afspraken die binnen het Netwerk zijn gemaakt.
c. De zorgaanbieder werkt met de Advanced Care Planning. De zorgaanbieder hanteert, indien aanwezig binnen het werkgebied, minimaal de aandachtspunten uit de LESA-richtlijnen (Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraak), maar werkt bij voorkeur via PaTz.
d. De zorgaanbieder maakt actief gebruik van mantelzorg en vrijwilligers (Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg) bij de inzet van 24 uurs toezicht.
12. Aanvullende eisen Medische Kindzorg:
a. Kinderverpleegkundige zorg wordt altijd uitgevoerd door een kinderverpleegkundige. Onder kinderverpleegkundige wordt verstaan: een verpleegkundig niveau 4 of 5/6 met kinderaantekening of een verpleegkundige die in 2021 ingeschreven staat voor de opleiding tot kinderverpleegkundige en reeds ruime ervaring heeft met het verplegen van zieke kinderen.
b. Het indiceren en organiseren van zorg buiten het ziekenhuis wordt altijd gedaan door een kinderverpleegkundige of verpleegkundig specialist.
c. Tijdens het indicatieproces, maar ook gedurende de zorg dient de zorgaanbieder structurele aandacht te hebben voor signalen van kindermishandeling en indien nodig hierop te anticiperen. Tevens moet er worden afgewogen of de omgeving waarin het kind zorg ontvangt voldoende veilig is.
d. Er wordt gebruik gemaakt van het Medisch Kindzorg Systeem waarbij de Hulpbehoeftescan kind en ouders de mogelijkheid biedt (zelfstandig) hun behoeften in kaart te brengen in alle vier de kinderleefdomeinen.
13. Aanvullende eisen specialistische verpleging:
a. De zorgaanbieder is georganiseerd in, en werkt vanuit, een technologisch thuiszorgteam, van BIG geregistreerde verpleegkundigen, dat zeven dagen per week, 24 uur per dag inzetbaar is. De zorgaanbieder heeft een adequate achterwachtregeling en een goede bereikbaarheid bij calamiteiten. Hij maakt dit aantoonbaar door aanlevering van overzicht BIGregistratienummers en aantal Fte van het TT-team.
b. De verpleegkundigen die de zorg uitvoeren zijn allen opgenomen in het kwaliteitsregister V&V.
c. De zorgaanbieder heeft, bij voorkeur in een raamovereenkomst, de werkafspraken met de ziekenhuizen vastgelegd. Deze afspraken omvatten tenminste afspraken over de inhoud en de borging van de zorg en over de informatievoorziening tussen de medisch specialist en de zorgaanbieder. De afspraken dragen bij aan de kwaliteit van de gespecialiseerde verpleging.
d. De zorgaanbieder zoekt afstemming met de huisarts en indien aanwezig de reguliere wijkverpleegkundige van de verzekerde om zorg af te stemmen en eventueel overlap van zorg of meerdere zorgverleners bij de verzekerde te voorkomen en zelfredzaamheid van de verzekerde te bevorderen.
| 0.794322
| 5,689
|
<urn:uuid:5dde23aa-f4f1-46db-a780-8dc11c02fa72>
|
Nestlé Resource Diabet
Toepassing
Resource® Diabet is een kant-en-klare, isocalorische, volledige drinkvoeding op melkbasis. De Resource® Diabet is gemaakt van complexe koolhydraten en vezels om de invloed op de bloedglucosewaarden te minimaliseren.
Productinformatie
- Beschikbaar in meerdere smaken
- Een cupje Resource® Diabet bevat 200ml
-Orale voeding is .geschikt voor personen ouder dan 3 jaar
Resource® Diabet is een dieetvoeding voor gebruik bij (risico op) ondervoeding en voor de dieetbehandeling mensen met een verstoord glucosemetabolisme (diabetes mellitus). Resource® Diabet is geschikt om als enige voedingsbron te gebruiken.
Dosering: 1-3 cupjes Resource® Diabet per dag als aanvulling op de voeding of volg de medische aanbeveling indien Resource® Diabet gebruikt wordt als enige voedingsbron.
Resource® Diabet is een dieetvoeding voor medisch gebruik en dient gebruikt te worden onder medisch toezicht.
Artikeloverzicht
| 0.964198
| 956
|
<urn:uuid:1408f21d-4c55-4de0-8d6b-2754ff8403ab>
|
COMBAT GAUZE™ XL
Combat Gauze XL (CGXL) bevat dezelfde hemostatische technologie als Combat Gauze (CG), maar bevat echter 2.7 maal meer van de werkzame stof Kaolin en is dubbel gelaagd.
De reden van het introduceren van de nieuwe CGXL versie is ontstaan vanuit de wens van het Amerikaanse leger om met een product te komen dat meer volume/massa heeft. Op basis van opgestelde rapporten na behandeling van slachtoffers bleek dat Medic's vaak 2 Combat Gauze verpakkingen aan elkaar knoopten om grote IED verwondingen op te kunnen vullen. Het grotere volume van het CGXL maakt het dus geschikter om een grotere diversiteit aan verwondingen te behandelen. Zowel CG als CGXL zijn kleiner te knippen/te scheuren wanneer minder nodig is of wanneer het behandelingen van klein diameter verwondingen betreft.
De voordelen:
* Combat Gauze XL is dubbel gelaagd hemostatisch gaas
* Geschikt voor elk formaat verwonding
* Z-fold, vacuüm en geperst verpakt
* Makkelijk mee te werken en te verwijderen in het hospitaal
* Geen exothermische werking
* Het is vouwbaar, af te scheuren en te rollen om elk denkbare verwonding te behandelen
* Voorzien van een X-ray strip
* Aanbevolen als eerste keus hemostatisch product door het "Committee on Tactical Combat Casualty Care"
* Anderhalf keer zo breed als het normale CG
Specificaties:
Geopend: 365cm x 10cm
Verpakt:
16,5cm x 12,7cm
Gewicht: 56,69 gram
Gegevens:
Product:
Combat Gauze XL (CGXL)
Artikelnummer : 447
NSN:
6510-01-600-4705
| 0.817861
| 1,457
|
<urn:uuid:0c35c8e6-f6d3-4db6-ba18-a6a8fc95822c>
|
1. Referentie
| Taal | Nederlands |
|---|---|
| ISBN | / |
| Publicatievorm | Tijdschriftartikel |
2. Abstract
Deze studie onderzoekt etnische verschillen in de verbondenheid met ouders en gedragsautonomie.
3. Trefwoorden
4. Onderzoeker
5. Onderzoeksvraag
6. Methode
7. Resultaten
8. Publicaties op basis van hetzelfde onderzoek
/
9. beleidsaanbevelingen
Nee.
10. Samenvatting
In dit artikel gaat men na of er etnische verschillen gevonden kunnen worden tussen Marokkaanse en Nederlandse jongeren wat betreft de aspecten verbondenheid met de ouders en gedragsautonomie. Het blijkt dat Marokkaanse jongeren emotioneel dichter staan bij hun ouders en een beperktere beslissingsvrijheid kennen. Bij Marokkaanse meisjes is het niet zo dat zij emotioneel dichter staan, bovendien worden zij meer autoritair en strenger behandeld dan Nederlandse meisjes. Er was echter geen sprake van een sekseverschil in gedragsautonomie binnen de Marokkaanse groep. De mate waarin jongeren zelf beslissen staat niet in verband met de kwaliteit van de relatie met de ouders. Pas wanneer er onenigheid bestaat tussen wat de ouders en de adolescent beschouwen als het persoonlijke domein van de adolescent, wordt hun relatie negatief beïnvloed.
| 0.834082
| 204
|
<urn:uuid:82153bd3-1122-4b32-a4cc-3751b0667708>
|
Krentenbaard in de elleboogplooi
Wat is krentenbaard?
Krentenbaard is een ontsteking van de huid. Je hebt last van rode vlekken en blaasjes, vaak rond de neus en mond. Het komt vooral bij kinderen voor en is erg besmettelijk.
Hoe krijg je het?
Veel mensen dragen de bacterie in hun neus of keel bij zich zonder dat ze er ziek van worden. Door hoesten, niezen of praten kun je andere mensen besmetten.
Het vocht uit de blaasjes van iemand met krentenbaard is erg besmettelijk. Als je de blaasjes aanraakt kun je via je handen of dingen die je dan weer met je handen aanraakt anderen besmetten.
Wat moet ik doen?
Krentenbaard gaat vanzelf over, maar met medicijnen gaat het sneller over en je bent dan
- Ga naar de huisarts voor behandeling. minder besmettelijk.
- Netjes hoesten en niezen. Was regelmatig je handen en maak speelgoed en knuffels schoon.
Moet ik thuisblijven?
Kinderen met krentenbaard kunnen gewoon naar school of de kinderopvang. Het kind kan anderen al hebben besmet voordat het zelf vlekjes krijgt. Thuishouden helpt dus niet om verspreiding van krentenbaard te voorkomen.
Meer informatie
Meer informatie over krentenbaard vindt u op de website van het RIVM
| 0.992925
| 2,188
|
<urn:uuid:544e2231-7e20-47d2-bb8a-a9a23ec1ec1d>
|
Training: Basic Life Support
1: Introductie:
In deze training wordt de deelnemer geleerd een Basic Life Support (reanimatie) procedure, met gebruik van de Automatische Externe Defibrillator, te starten èn te onderhouden tot en met de komst van (professionele) hulp. De training wordt gegeven volgens de actuele richtlijnen [E.R.C.].
2: Principes
U leert in deze training te handelen volgens een vast stappenplan, met als doel:
- Het op de juiste wijze starten èn onderhouden van Basic Life Support volgens de beslisboom
- Gebruik van een Automatische Externe Defibrillator
- Samen te werken met meerdere hulpverleners
3: Verdieping:
In de training staat de procedure, zoals deze wordt gebruikt in uw instelling, centraal. Vanuit deze procedure worden alle benodigde deelvaardigheden ingetraind. U leert met behulp van een vast stappenplan de procedure op te starten èn te onderhouden. U leert de opstartfase te realiseren in ca. 30 seconden. Het onderhouden van de procedure wordt gerealiseerd volgens een wederkerig stappenplan (protocol). Voorafgaand aan deze training wordt het huidig gebruikte protocol van de instelling getoetst aan de huidige richtlijnen.
Onderstaande deelvaardigheden worden na een 'quick-scan', ingetraind:
- De B.L.S. benadering: Herkenning, Alarmering, Doen en Samenwerking
- Werking en inzet van de A.E.D.
- Beslisboom B.L.S.
- Beademing (Pocket mask en/of Ballon)
- Behoud van routine tijdens procedure
- Risico momenten tijdens de procedure
- Samenwerking met overige hulpverleners
- Effectief leidinggeven & 'procesmanagement'
- Troubleshooting bij Basic Life Support
4: Toepassing:
Na het intrainen van bovenstaande vaardigheden worden in dit gedeelte alle vaardigheden met behulp van casuïstiek, aaneengesloten ingetraind. Naast de vereiste vaardigheden wordt in dit gedeelte specifiek aandacht gegeven aan effectief leiding nemen in afwachting van hulp. Deelnemers leggen in dit onderdeel een 'proeve van bekwaamheid' af.
Doelgroep:
Alle medewerkers van zorginstellingen
Duur:
Eén dagdeel (4 uren) de training kan zowel overdag of s'-avonds gevolgd worden.
Aantal deelnemers:
Het minimale aantal deelnemers voor deze training bedraagt 6 personen; het maximaal aantal deelnemers is 12 personen
Voorbereiding deelnemers:
Iedere deelnemer krijgt voorafgaand aan de training een pre-test, syllabus en een aantal voorbereidende opdrachten.
Locatie:
Deze training kan zowel worden gegeven in de onderwijsruimte van CTG, Ridderkerk, of 'incompany'. De voorkeur gaat uit naar incompany, vanwege het gebruik van 'eigen' materialen en 'eigen' werkomgeving.
Lunch/koffie/thee:
Door opdrachtgever te verzorgen (incompany) danwel door CTG BV
Toetsing:
Voor alle deelvaardigheden dient er tenminste een voldoende te worden behaald. Toetsing vindt plaats aan de hand van vaste criteria. De 'proeve van bekwaamheid' wordt aan het eind van de training afgenomen. Men verkrijgt een voldoende indien de 'proeve' met tenminste een voldoende is afgesloten.
Certificering:
De deelnemer krijgt een certificaat bij een voldoende resultaat van de 'proeve van bekwaamheid'
Registratie en accreditatie:
In aanvraag
Evaluatie:
Schriftelijk aan het einde van de bijscholing; terugrapportage aan opdrachtgever met vermelding van resultaten
Prijs:
De prijs voor deze training bedraagt: € 155,- per persoon, inclusief koffie, thee en lunch Deze training wordt gegeven onder de algemene voorwaarden van CTG BV.
Consultancy:
Ja, indien de deelnemer een 'reanimatiesituatie in real life' heeft meegemaakt
Bijzonderheden:
In deze training wordt gebruik gemaakt van een of meerdere LOTUS medewerkers
Reactie deelnemers:
"De oefeningen waren herkenbaar en zijn met de inzet van de actrice (LOTUS) erg nuttig. Goede training! In deze cursus heb ik niets gemist. De feedback die je krijgt is niet altijd even leuk, maar wel heel nuttig. De cursus was prettig en praktijkgericht. Fijn dat de trainers ervaring(en) uit de praktijk in de training verwerken. Supertraining!"
| 0.923262
| 552
|
<urn:uuid:585f6bc5-f635-49da-8860-ada79a405733>
|
Vacature PMT en Relaxatietherapie
Gezocht: Psychomotorisch therapeut.
Master in de Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie, (bij voorkeur met afstudeerrichting Geestelijke Gezondheidszorg).
We zijn op zoek naar een enthousiaste kinesitherapeut (m/v) bij voorkeur met een master revalidatiewetenschappen en kinesitherapie afstudeerrichting geestelijke gezondheidszorg. Het bezitten/starten/volgen van de PVG Relaxatietherapie is een pluspunt. Het betreft een deeltijdse betrekking (12-20u) met doorgroeimogelijkheden. Je werkt transdisciplinair samen met collega's en tevens met een collega psychomotorisch therapeut binnen de praktijk.
Groepspraktijk BLINK is een groeiende, multidisciplinaire groepspraktijk te Leuven, waar naast 7 gespecialiseerde (gedeconventioneerde) Kinesitherapeuten, ook 4 Psychologen, 2 Diëtisten, 2 Seksuologen en 1 Postpartumconsulent werkzaam zijn. De specialisaties binnen de kinesitherapie die in de praktijk worden aangeboden zijn Manuele Therapie, Sportkinesitherapie, Pelvische Reëducatie, Perinatale Kinesitherapie, relaxatietherapie en psychomotorische therapie.
We breiden ons aanbod psychomotorische therapie graag verder uit. We zoeken iemand gespecialiseerd in psychomotorische revalidatie die speciale interesse heeft in de behandeling van patiënten met chronische pijn, hyperventilatie, fibromyalgie, chronisch vermoeidheidssyndroom en psychosomatische klachten.
Wat houdt je functie in?
Je taken:
* Je beheert je eigen patiëntendossiers.
* Intake en 'front-end' revalidatie.
* Extern overleg (o.a. contact met doorverwijzers/artsen) en intern overleg (o.a. contacten met de BLINK collega's) maken inherent deel uit van je takenpakket.
Wat zijn uw talenten?
Uw ingesteldheid:
* Je bent gepassioneerd door de medische sector en de psychomotorische revalidatie, met specifieke interesse in de behandeling van psychosomatische klachten (zie boven)
*
Je denkt patient-centered.
* Je bent communicatief, vlot in omgang en overtuigend.
* Je werkt zelfstandig en bent goed georganiseerd.
* Je kan ook goed samenwerken (o.a. met je collega's, specialisten en huisartsen), kortom je bent een teamplayer.
* Je bent enthousiast, assertief, vriendelijk en punctueel.
* Je bent flexibel.
* Avondwerk (1 avond/week min.) en weekendwerk (1 zaterdag/2weken) schrikt je niet af.
Interesse? Graag motivatie en CV naar [email protected]
| 0.894259
| 220
|
<urn:uuid:deb873eb-2c61-420e-ba9c-12030fd3bca1>
|
Antwoordkaart
Ja, ik wil de Hersenstichting Nederland vanaf nu steunen door middel van mijn donateurschap en bepaal mijn jaarbijdrage op:
E
50,-
E 35,-
E
25,-
E
Mijn keus heb ik aangekruist en daarvoor ontvang ik een acceptgiro.
Ik wil graag informatie over schenkingen en nalatenschappen.
Bon invullen in blokletters s.v.p.
Breinbrekend Werk
in dieper gelegen hersenstructuren, de zogeheten orbitofrontale cortex en nucleus caudatus. Deze gebieden zijn betrokken bij het reguleren van ingewikkelde motorische gedragingen, het formuleren van langetermijnplannen en het ontwikkelen van abstracte gedachten. De verhoogde activiteit wordt weer normaal na succesvolle behandeling. Net als bij de paniekstoornis, hebben mensen met een ouder met een dwangstoornis een verhoogde kans om ook een dwangstoornis te krijgen, wat betekent dat er waarschijnlijk ook erfelijke factoren bij betrokken zijn.
Gegeneraliseerde angststoornis
Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis, ook wel piekerstoornis genoemd, zijn continu gespannen en piekeren voortdurend. Objectief gezien is er geen reden voor, maar ze zijn constant bang dat er iets vreselijks zal gebeuren. Deze angst kan zich ook lichamelijk uiten: vaak kunnen mensen met deze stoornis moeilijk in slaap komen en zijn ze schrikachtig. Hoofd- en rugpijn komen veel voor. Ook komen lichamelijke klachten voor die lijken op die bij een paniekstoornis: hartkloppingen, zweten, duizeligen kortademigheid.
Bij deze angststoornis werkt het GABA-systeem waarschijnlijk minder goed. Het systeem van deze neurotransmitter is een van de belangrijkste remmende systemen in de hersenen en vermindert zo nodig hersenactiviteit; je wordt er 'rustiger' van. Mensen met gegeneraliseerde angststoornis zijn minder gevoelig voor GABA, waardoor ze in sommige situaties sneller en heviger reageren. Verder blijkt dat stimulatie van het serotoninesysteem – door bijvoorbeeld antidepressiva – sommige mensen, zeker als ze daar al gevoelig voor zijn, angstiger maakt. Ook hier lijken erfelijke factoren weer een rol te spelen.
Behandeling
Met de juiste behandeling kan een angststoornis vaak sterk verbeteren. De behandeling kan bestaan uit medicijnen (antidepressieve of kalmerende middelen) of cognitieve gedragstherapie, of een combinatie van beide.
Cognitieve therapie gaat in op het denkpatroon van de patiënt en laat deze inzien dat het angstgevoel het gevolg is van een verkeerde interpretatie van lichamelijke verschijnselen, zoals een versnelde hartslag. Het formuleren van een meer realistischer interpretatie is een groot onderdeel van cognitieve therapie. Bij een paniekstoornis gepaard met agorafobie is gedragstherapie vaak effectief, omdat deze therapie het vermijdingsgedrag van de patiënt behandelt. Gedragstherapie bij een specifieke fobie is gericht op blootstelling van de patiënt aan het onderwerp van zijn fobie, om zo de angstklachten te verminderen.
Bij mensen met een paniekstoornis kan veelvuldig gebruik van cafeïnehoudende dranken een nieuwe aanval uitlokken. Voor alle angststoornissen geldt: van alcohol gaat (onder andere) een kalmerende werking uit en het vermindert daardoor angst, maar dat effect is slechts tijdelijk. Bovendien kan het, bij overmatig gebruik, de volgende dag alsnog een aanval veroorzaken. Mensen met een paniekstoornis kunnen daarom, als 'zelfmedicatie' beter voorzichtig zijn met het gebruik van zowel koffie als alcohol.
Bij OCS wordt ook onderzoek gedaan naar de behandeling met diepe hersenstimulatie (Deep Brain Stimulation, DBS). Hierbij worden elektroden in de hersenen geplaatst en wordt een specifiek hersengebied geremd door elektrische stimulatie. Het voordeel van DBS is dat de behandeling kan worden aangepast in de loop van de tijd. Tot nu toe is het effect bij ongeveer zeventig OCS-patiënten onderzocht. Het is nog te vroeg om een definitieve conclusie te trekken, maar de eerste resultaten met DBS zijn hoopgevend.
Tips:
* Vermoedt u een angststoornis bij uzelf of in uw omgeving? Blijf niet met de klachten rondlopen, maar ga naar de huisarts.
* Praat met uw omgeving of met lotgenoten, bijvoorbeeld via een patiëntenvereniging. Ook partners van mensen met een angst- of dwangstoornis kunnen hier hun ervaringen delen.
* Probeer uzelf af te leiden door ontspannende activiteiten te doen.
Meer informatie en lotgenotencontact
Angst, Dwang en Fobie stichting (ADF stichting) Hoofdstraat 122, 3972 LD Driebergen 0900-200 87 11 (€ 0,35 p.m.) (ma. t/m vr. 9-13.30 uur; ma. t/m do. 19-20.30 uur) www.adfstichting.nl
Nederlands Kenniscentrum Angst en Depressie
Informatie over diagnose en behandeling. www.nedkad.nl
Informatie over angst en DBS
www.amcpsychiatrie.nl
Met dank aan prof. A.J.L.M. van Balkom, hoogleraar psychiatrie aan de Vrije Universiteit en prof. D.A.J.P. Denys, hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam, die aan de totstandkoming van deze folder hebben meegewerkt.
Hersenstichting Nederland
De Hersenstichting helpt hersenaandoeningen voorkómen en genezen en wil ervoor zorgen dat patiënten een zo volwaardig mogelijk leven kunnen leiden. Dit doet zij door te investeren in wetenschappelijk hersenonderzoek, voorlichting te geven over gezonde hersenen en hersenaandoeningen, en de samenwerking te bevorderen tussen organisaties die actief zijn op hersengebied. Breinbrekend Werk!
Folders en brochures
Bij de Hersenstichting zijn de volgende uitgaven over hersen(aandoening)en verkrijgbaar:
* Folder Hersenen en voeding
* Brochure Puberhersenen in ontwikkeling
* Zorgwijzer Karakterveranderingen Kijk voor een volledig overzicht van uitgaven op www.hersenstichting.nl.
Wat kunt u doen?
U kunt de Hersenstichting steunen door donateur of collectant te worden, maar er zijn nog veel meer mogelijkheden. Kijk voor meer informatie op www.hersenstichting.nl > help mee. De Hersenstichting Nederland is in het bezit van het Keurmerk van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Het garandeert een zorgvuldige en professionele besteding van uw donatie.
Hersenstichting Nederland Postbus 191, 2501 CD Den Haag, 070-360 48 16 www.hersenstichting.nl, Giro 860
Breinbrekend Werk
Angststoornissen
Angststoornissen
Stelt u zich eens voor: de zenuwen gieren door uw keel, u heeft het gevoel flauw te vallen, of zelfs dood te gaan. De angst is zó sterk dat het een belangrijk deel van uw leven beheerst. Grote kans dat u lijdt aan een paniekstoornis. Deze folder gaat over deze en drie andere angststoornissen, en over de rol die de hersenen daarbij spelen. Verder wordt ingegaan op de behandelmogelijkheden, want met een juiste behandeling is een dergelijke stoornis over het algemeen goed te verhelpen.
Angst
Niemand kan overleven zonder angstgevoelens. Angst en de reactie daarop komen voort uit het centraal zenuwstelsel dat alle basale lichaamsfuncties als honger, dorst en ademhaling regelt. Angst wordt in verband gebracht met bepaalde neurotransmitters – stoffen die boodschappen overbrengen van de ene hersencel naar de andere – waaronder serotonine, dopamine, noradrenaline, glutamaat en gamma-aminoboterzuur (GABA). Deze stoffen maken het lichaam alert, zodat het kan 'vechten' of 'vluchten' (de 'fight or flight'-reactie). Zonder deze reflex zou het lichaam niet of te laat op gevaar reageren, wat de kans op een positieve afloop vermindert. Ook kan bij angst sprake zijn van een (al dan niet tijdelijk) teveel aan cortisol, één van de belangrijkste stresshormonen.
Verder speelt een aantal hersengebieden een belangrijke rol bij angstgevoelens. In de amygdala vindt de emotionele informatieverwerking plaats, waaronder de waarneming van gevaar en de beleving van angst. De hippocampus geeft vervolgens betekenis aan die waarneming. De waarneming kan bijvoorbeeld zijn 'er komt een hard rijdende auto op mij af', de betekenis is dan: 'gevaar!'.
Met beeldvormende technieken is aangetoond dat nog meer hersengebieden bij angst betrokken zijn: onaangename angstveroorzakende prikkels verhogen niet alleen de doorbloeding in de amygdala en hippocampus, maar ook in de voorste gyrus cingulatus en de onderste frontale gebieden. Samen vormen deze hersengebieden het limbisch systeem, het gebied waar emoties worden opgewekt.
Regelmatig terugkerende angst veroorzaakt veranderingen in de hersenen. MRI-onderzoek toont dat aan: onder invloed van chronische stress wordt de hippocampus kleiner.
Gyrus
cingulati
Onderste
frontale
gebieden
Amygdala
Hippocampus
Nucleus
caudatus
Het limbisch systeem
Angst is een zeer nuttig overlevingsmechanisme. Pas wanneer er een ongewoon sterke en/of langdurige angst ontstaat die niet in verhouding is met de prikkel of wanneer de angst ook zonder prikkel aanwezig is, en iemand er in zijn dagelijkse leven last van heeft, is er sprake van een angststoornis.
Paniekstoornis
Iemand die aan een paniekstoornis lijdt, wordt regelmatig overvallen door een korte, hevige angst. De paniek volgt op lichamelijke verschijnselen als ademnood, hartkloppingen, pijn op de borst, misselijkheid, duizeligheid en hevige transpiratie. Deze verschijnselen zijn ongevaarlijk en het gevolg van te diep in- en uitademen, maar worden door de patiënt verkeerd geïnterpreteerd: vaak denkt hij een hartaanval door te maken. De persoon heeft het gevoel de controle over zichzelf te verliezen: de angst flauw te vallen, gek te worden of dood te gaan is overweldigend.
In Nederland heeft 10% van de mensen wel eens een paniekaanval gehad. Er is echter pas sprake van een stoornis als de aanvallen regelmatig terugkeren. Veel mensen met een paniekstoornis gaan uit angst voor een volgende aanval bepaalde situaties vermijden (anticipatieangst) en sommigen ontwikkelen daarbij agorafobie (straatvrees).
Een belangrijk kenmerk van de paniekstoornis is de conditionering voor angst: iemand met een paniekstoornis 'leert' zichzelf onbewust de eerste paniekaanval steeds te herinneren. Die eerste paniekaanval is als het ware uit het niets gekomen. Elke volgende situatie die lijkt op de omstandigheden van de eerste aanval (een onbewuste associatie kan daarbij al genoeg zijn) wordt direct 'herkend' als 'gevaar', waarna een volgende aanval ontstaat. Omdat de patiënt zelf deze conditionering vaak niet doorziet, lijkt het alsof de aanvallen zonder directe aanleiding plaatsvinden, terwijl de aanleiding meestal wel aanwezig is.
Hoe een paniekstoornis biologisch gezien ontstaat, is nog niet geheel duidelijk. Waarschijnlijk gaat het om een combinatie van de conditionering voor angst, een teveel aan noradrenaline en overactiviteit van het serotoninesysteem. Verder lijken erfelijke factoren een rol te spelen: iemand met een ouder met een paniekstoornis heeft meer kans om ook een paniekstoornis te krijgen.
Fobieën
Mensen met een fobie zijn bang voor specifieke dingen, dieren of situaties. Deze angst kan samengaan met lichamelijke verschijnselen als hevig transpireren, hartkloppingen, een drukkend gevoel op de borst en paniekgevoelens. Ook al weet de persoon in kwestie dat zijn angst ongegrond is, de angst wint het bijna altijd van deze wetenschap. Heel veel mensen hebben ongegronde angsten. Er wordt echter pas van een fobie gesproken als de angst het dagelijks leven ernstig belemmert.
Er zijn twee soorten fobieën:
* Iemand met een enkelvoudige of specifieke fobie is bang voor één bepaald ding, dier of situatie. Te denken valt hierbij aan angst voor spinnen, de tandarts, hoogtevrees, maar ook angst voor bijvoorbeeld witte knoopjes of vlinders.
* Er is sprake van een sociale fobie als iemand heel bang is om dingen te doen ten overstaan van anderen. De angst om 'af te gaan' of in verlegenheid gebracht te worden is zo groot, dat sociale situaties – een presentatie houden, maar ook op bezoek gaan bij anderen – zoveel mogelijk vermeden worden. Het wordt ook wel sociale angststoornis genoemd.
Naar de biologische achtergronden van fobieën is nog nauwelijks onderzoek verricht. De sociale fobie komt biologisch gezien waarschijnlijk sterk overeen met de paniekstoornis: ook hier wordt uitgegaan van een verstoorde werking van noradrenaline en het serotoninesysteem.
Cijfers
19% van de Nederlanders heeft ooit in zijn leven last van een angststoornis. In 2003 waren dit 1,7 miljoen mensen 1 . Het komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
Percentage van mensen in Nederland dat met een angststoornis te maken krijgt 2 :
* Sociale fobie: 7,8%
* Specifieke fobie: 10,1%
* Paniekstoornis: 3,8%
* Dwangstoornis (OCS): 0,9%
* Gegeneraliseerde angststoornis: 2,3%
(Bronnen: 1 : RIVM. 2 : Hengeveld en Van Balkom (red), Leerboek Psychiatrie, 2010.)
Dwangstoornis
Een dwangstoornis wordt gekenmerkt door dwanggedachten (obsessies) en/of dwanghandelingen (compulsies). Omdat deze vaak in combinatie voorkomen, wordt ook wel gesproken van een obsessieve compulsieve stoornis (OCS). Dwanggedachten zijn heel uiteenlopend. Een voorbeeld is de steeds terugkerende gedachte van iemand dat zijn moeder een ongeluk zal krijgen. De persoon weet dat het vreemde en irrationele gedachten zijn, maar wordt bang voor de eigen gedachten die niet te onderdrukken zijn. De persoon schaamt zich voor dergelijke gedachten en gaat vaak aan zichzelf twijfelen. Om dergelijke dwanggedachten te neutraliseren en/of als 'straf', ontstaan dwanghandelingen: gedragingen of handelingen die voortdurend herhaald moeten worden, zoals continu tellen.
Bij mensen met een dwangstoornis is de hersenactiviteit verhoogd in de voorste hersenkwabben en
| 0.965514
| 204
|
<urn:uuid:4a1f60da-c941-4f40-9f83-bc02a24542b0>
|
Symbool Legenda
RAADPLEEG HANDLEIDING
LET OP
FABRIKANT
TEMPERATUURLIMIETEN
Euro Offices Building, 3e verdieping Beechavenue 127, 1119 RB Schiphol-Rijk, Nederland www.insujet.com | [email protected]
Copyright © European Pharma Group BV
27 Sept 2016 017403-NL-1.0
Naaldloos insuline toedieningsysteem
Comfort Ring informatie
* Lees alstublieft de volledige handleiding voordat u het InsuJet™ systeem voor de eerste keer gaat gebruiken.
* Bewaar de originele InsuJet™ handleiding zorgvuldig.
Een Comfort Ring gebruiken
Een Comfort Ring is een rond plastic onderdeel dat gebruikt kan worden om de druk van het spuitstuk op de huid te verminderen. Dit is met name voordelig voor relatief zachte of gevoelige injectieplekken. Plaats de Comfort Ring net voor het injecteren op het spuitstuk.
1. Let er bij het plaatsen op dat de afgeronde kant naar buiten wijst.
2. Houd de InsuJet™ vast aan de voorzijde en druk de Comfort Ring op het spuitstuk totdat het vastklikt.
OPMERKINGEN:
* · Een Comfort Ring kan meerdere keren worden gebruikt. U wordt geadviseerd om het onderdeel te vervangen wanneer de aansluiting met het spuitstuk losraakt.
* · Probeer tijdens het plaatsen van de Comfort Ring het spuitstuk niet aan te raken, om eventuele vervuiling te voorkomen.
| 0.780323
| 5,881
|
<urn:uuid:63f8227e-d9f3-456d-af00-af687af88083>
|
leven met vermoeidheid leven met vermoeidheid
omgaan met de gevolgen van een beroerte
CVA
Cerebro Vasculair Accident is de medische term voor een ongeluk in de vaten van de hersenen. In het dagelijks taalgebruik heet een CVA een beroerte, een hersenbloeding of een herseninfarct. In deze folder wordt de term beroerte gebruikt.
vermoeidheid na een beroerte vermoeidheid na een beroerte
Een beroerte heeft vaak meer gevolgen dan een scheve mond of een verlamming van arm en been. De gevolgen kunnen ook onzichtbaar zijn, zoals veranderingen in emotie, denken en doen. Een voorbeeld daarvan is vermoeidheid. Vermoeidheid kan een direct gevolg zijn van de beschadiging in de hersenen. Indirect kan vermoeidheid ook veroorzaakt worden door andere klachten die voortvloeien uit de beroerte. Vermoeidheid heeft vaak meerdere aspecten en heeft een uitwerking op lichamelijk, emotioneel en mentaal gebied.
In de eerste maanden na een beroerte gaat de meeste aandacht uit naar het herstel van de bewegingsfuncties. Dit kost vaak veel tijd en inspanning, waardoor andere klachten mogelijk wat op de achtergrond komen te staan. Veel mensen met een beroerte hebben in deze fase last van vermoeidheid. Dit lijkt in eerste instantie een logisch gevolg van de heftige periode vlak na de beroerte.
Dat de vermoeidheid ook op langere termijn blijft bestaan, wordt vaak pas echt duidelijk na verloop van tijd en kan ook voorkomen bij mensen die weinig of geen zichtbare gevolgen van de beroerte ondervinden.
Vermoeidheid kan vanaf het begin veel last veroorzaken. Zo kan het hinder geven bij het hervatten van dagelijkse bezigheden in huis en in het gezin, bij hobby's en bij werk. Altijd moe zijn kan het plezier in activiteiten verminderen.
Helaas wordt nog lang niet iedereen voorbereid op vermoeidheidsproblemen. De Nederlandse CVA-vereniging 'Samen Verder' probeert daar onder meer met deze folder iets aan te doen.
veel factoren in het spel
De onderliggende oorzaak van de vermoeidheid is meestal moeilijk te achterhalen omdat meerdere factoren van invloed kunnen zijn op het ontstaan ervan. Dit maakt het onderzoek en de behandeling van deze klacht ingewikkeld. De volgende factoren kunnen een rol spelen bij vermoeidheid na een beroerte. Deze factoren kunnen los van elkaar voorkomen, maar ook in combinatie met elkaar.
Een sombere stemming of depressie kan vermoeidheid met zich meebrengen en is een veelvoorkomend verschijnsel na een beroerte. Een depressie kan ontstaan als reactie op de ingrijpende veranderingen in het leven, maar komt vaker voor als een direct gevolg van de beschadiging in de hersenen, die bij de beroerte is ontstaan. Ook door de vermoeidheid zelf raken sommige mensen somber gestemd.
Veel mensen gebruiken dagelijks vaak meerdere medicijnen. Van sommige medicijnen is bekend dat zij als bijwerking vermoeidheid geven.
Problemen met bewegen kunnen het lastig of zelfs onmogelijk maken om te sporten, wandelen of fietsen. Het kan ook zijn dat mensen na een beroerte sneller moe zijn doordat hun conditie verminderd is.
Veel mensen hebben blijvende problemen op het gebied van geheugen, aandacht, ruimtelijk inzicht en taal (cognitieve stoornissen). Deze problemen geven hinder in het dagelijks functioneren, wat extra energie kost. Mensen kunnen na een beroerte bijvoorbeeld doodmoe zijn omdat ze het tempo van de wereld om zich heen niet bij kunnen houden. Ook het uitvoeren van activiteiten die verschillende stappen vragen, zoals koken of reizen, kan hen zeer veel energie kosten.
Door alle ingrijpende veranderingen kan het zijn dat mensen na een beroerte minder energie hebben dan voorheen. Een beroerte verstoort het evenwicht tussen de dingen die men doet en de hoeveelheid energie die men daarvoor beschikbaar heeft. Dit verstoorde evenwicht kan voor vermoeidheid zorgen.
Hoe de CVA-getroffene omgaat met de veranderde situatie hangt ook af van hoe iemand als persoon is. Mensen die het idee hebben dat ze zelf weinig grip hebben op hun gezondheid, blijken meer last te hebben van vermoeidheid in hun dagelijks functioneren.
Slecht slapen kan natuurlijk ook een oorzaak van vermoeidheid zijn. Na een beroerte komen regelmatig slaapstoornissen voor. Het slaap-waakritme kan verstoord zijn, waardoor mensen overdag slaperig zijn en 's nachts de slaap niet kunnen vatten.
moe, maar hoe nu verder?
Het kost mensen met een beroerte en hun familie vaak veel moeite om grip te krijgen op de vermoeidheid. Voor veel hulpverleners is vermoeidheid en de aanpak hiervan nog een vrij onbekend gebied. Bij de aanpak van vermoeidheid en het leren omgaan met deze klachten kunnen de volgende punten van belang zijn.
Het kan zijn dat er naast de beroerte ook andere aandoeningen meespelen. Van bijvoorbeeld hartaandoeningen, diabetes, bloedarmoede of ontstekingen is bekend dat zij vermoeidheid kunnen veroorzaken.
er is bijna niemand die begrijpt dat ik soms ineens afhaak omdat ik zo moe ben in m'n hoofd
ik word soms zo moe van mijzelf, dat hoofd raast maar door
tips voor het omgaan met vermoeidheid
Als de vermoeidheid hinder geeft in het dagelijks leven is het goed om dit met de huisarts of revalidatiearts te bespreken. De arts kan de vermoeidheid in kaart brengen door vragen te stellen, zoals: 'Wanneer is de vermoeidheid ontstaan; hoe moe bent u precies; verandert de vermoeidheid in de loop van de dag; waardoor verergeren of verminderen de klachten?'
Eventueel kan de arts met lichamelijk onderzoek of bloedonderzoek nagaan of er naast de beroerte nog andere aandoeningen spelen.
Een depressie is niet altijd even gemakkelijk vast te stellen. Omdat een depressie na een beroerte vrij veel voorkomt, is het wel belangrijk dit goed te laten onderzoeken. Bij depressieve klachten is het belangrijk om snel met een behandeling te starten, bijvoorbeeld met medicijnen en/of met psychologische begeleiding.
Arts en CVA-getroffene kunnen samen op een rijtje zetten welke medicijnen worden gebruikt en welke bijwerkingen deze hebben. Veel medicijnen zijn noodzakelijk, dus zomaar stoppen is vaak niet mogelijk. Wel kan gekeken worden of er misschien alternatieven zijn.
Bewegen en sporten – binnen de eigen mogelijkheden – is gezond. Het sterkt het lichaam en vergroot de conditie. Bovendien vermindert meer bewegen het risico op hart- en vaatziekten, waar beroerte een voorbeeld van is. Zoek in de eigen omgeving naar passende vormen van bewegen en sporten.
De CVA-vereniging in de regio en de provinciale sportloketten van NebasNsg (www.nebasnsg.nl) kunnen hierbij adviseren. Veel sporten kunnen ook in een aangepaste vorm beoefend worden.
Cognitieve stoornissen (geestelijke, emotionele en gedragsmatige gevolgen) kunnen met neuropsychologisch onderzoek in kaart gebracht worden. Met een verwijzing kan men hiervoor terecht bij de revalidatiearts in een ziekenhuis of revalidatiecentrum. Genezen van deze stoornissen is niet mogelijk. Wel kan deskundige begeleiding voor de
als ik mijn dag niet indeel met vaste rusttijden kan ik niet functioneren
CVA-getroffene en voor de mensen in haar/zijn omgeving een flinke steun in de rug zijn om te leren omgaan met de problemen en beperkingen, zoals vermoeidheid.
Regelmatig kiezen voor de dingen die men leuk vindt, levert vaak ook wat meer energie op.
Voor de CVA-getroffene is het belangrijk om niet te hoge eisen aan zichzelf te stellen, als de energie beperkt is. Het aantal dingen dat men op één dag doet, dient aangepast te worden aan de hoeveelheid energie die men heeft. Dit is erg lastig en het kost tijd om een nieuw evenwicht te vinden tussen willen en kunnen. Advies is om duidelijke keuzes te maken, niet te veel van zichzelf te vragen, prioriteiten te stellen en te proberen alleen die dingen te doen die men echt belangrijk vindt. De minder belangrijke dingen kunnen voor de dagen dat men extra energie heeft bewaard worden. Ook de regelmatige afwisseling van activiteiten met rustperioden en lichte en zware activiteiten, kan vermoeidheid voorkomen. Bij het ondernemen van een activiteit dat extra energie kost, kan men van tevoren voldoende rust nemen en het schema van de volgende dag aanpassen.
Ontspanning is erg belangrijk, bijvoorbeeld door het luisteren naar muziek of door te tekenen of te schilderen. Als oude hobby's door de beroerte niet meer mogelijk zijn, kan men op zoek gaan naar nieuwe hobby's.
Het maken van een dagindeling brengt niet alleen structuur, het spaart op den duur ook energie.
Nee durven zeggen is van groot belang.
Het combineren van werk en vermoeidheid lijkt soms een onmogelijke opgave. Daar komt nog bij dat collega's niet altijd begrijpen wat er aan de hand is. Tegelijkertijd kan werk soms juist ook energie opleveren. Het is belangrijk om problemen te bespreken met de bedrijfsarts. Misschien is het mogelijk minder te gaan werken of kan het werk anders worden ingedeeld.
Het is belangrijk dat de CVA-getroffene voelt dat hij/zij geleidelijk aan zelf weer grip krijgt op eigen leven en gezondheid. Voor de ene persoon is dit gemakkelijker dan voor de ander. Soms is het goed om dit eens nader te bekijken met psychologische begeleiding.
De vermoeidheid van de CVA-getroffene zal ook gevolgen hebben voor de eventuele partner, die daar vervolgens mee om moet leren gaan. Het is belangrijk om zich te realiseren dat de hoeveelheid energie van dag tot dag kan wisselen. De ene dag is het echt nodig om te rusten, de andere dag kan het juist nodig zijn dat de partner net even dat zetje kan geven om in beweging te komen. Het helpt als men dit zelf aan kan geven, maar ook om daar zoveel mogelijk met elkaar over te praten.
Als er thuiswonende kinderen zijn, krijgen deze ook met de vermoeidheid van de ouder te maken. De ouder kan zich daar schuldig over voelen of er vragen over hebben, zoals 'kunnen ze het wel aan?, of: 'waarmee kan ik ze allemaal belasten'? De ouder kan proberen te bekijken wat men nog wél voor de kinderen kan betekenen.
Het kan prettig zijn om contact met lotgenoten te hebben. Naast het vinden van herkenning en het delen van ervaringen, kan men van elkaar leren hoe men met de vermoeidheid omgaat.
de vermoeidheid kan mij zomaar ineens overvallen en dan voel ik me 'total loss'
de Nederlandse CVA-vereniging
samen
verder
De Nederlandse CVA-vereniging 'Samen Verder' komt op voor de belangen van mensen die zelf of in hun directe omgeving te maken hebben gehad met een beroerte.
Activiteiten van de vereniging, zowel landelijk als regionaal:
het verstrekken van informatie over de zichtbare en onzichtbare gevolgen van een beroerte
het ondersteunen van personen die een beroerte hebben gehad en de mensen in hun naaste omgeving
het bevorderen van lotgenotencontact, ook digitaal via forum op de website
het opzetten en begeleiden van CVA-bewegings- en sportgroepen.
Deze folder is gerealiseerd met medewerking van het Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde Utrecht van revalidatiecentrum De Hoogstraat, het Helmholtz Instituut in Utrecht en het iRv in Hoensbroek.
| 0.935244
| 89
|
<urn:uuid:e7667770-7340-483b-838e-0f4054267395>
|
Persbericht
UCB kondigt positieve top-line fase III-resultaten aan voor Keppra ® als adjunctieve behandeling voor aanvallen met partieel begin bij pediatrische patiënten van één maand tot minder dan vier jaar oud
Brussel, België – 20 april 2007, 7:00 AM CET – UCB kondigde vandaag positieve top-line resultaten aan van een fase III, dubbelblinde, gerandomiseerde, multicentrische, placebogecontroleerde studie voor het evalueren van de doeltreffendheid en de tolerantie van Keppra ® (levetiracetam) (20-50 mg/kg/dag) als adjunctieve behandeling van aanvallen met partieel begin bij kinderen (n=116) met leeftijden van één maand tot minder dan vier jaar. In vergelijking met de placebo bleek Keppra ® de frequentie van aanvallen met partieel begin bij pediatrische patiënten significant te verminderen, met consistente resultaten in alle gestratificeerde leeftijdsgroepen.
In een commentaar op deze resultaten zei Jesús Eric Piña-Garza, M.D., Professor of Paediatric Neurology & Director Pediatric Epilepsy Clinical Trials, Vanderbilt University, Nashville, Tennessee: "Er worden zeer weinig studies uitgevoerd voor het evalueren van de doeltreffendheid van anti-epileptische middelen bij jonge kinderen. In deze goed opgezette, gerandomiseerde studie bleek Keppra ® doeltreffender te zijn dan een placebo voor het verminderen van partiele aanvallen bij zuigelingen en jonge kinderen met behandelingsresistente epilepsie met partieel begin. Deze studie is een welkome aanwinst bij de huidige inzichten in de pediatrische epilepsie."
In deze studie vertoonde 43,1% van de met Keppra ® behandelde patiënten tijdens de evaluatieperiode (vijf dagen) tenminste een daling van 50% van de aanvalsfrequentie, vergeleken met 19,6% van de met een placebo behandelde patiënten. De meest frequente behandelingsgerelateerde bijwerkingen, die frequenter waren bij de met Keppra ® behandelde patiënten dan bij de met een placebo behandelde patiënten, waren slaperigheid en irriteerbaarheid. Vóór de behandeling vertoonden de kinderen in deze studie, ten minste twee aanvallen met partieel begin per week, ondanks behandeling met een of twee andere antiepileptische middelen. De evaluatie van de doeltreffendheid was gebaseerd op een video-EEG gedurende 48 uur, uitgevoerd bij baseline en op het einde van de evaluatieperiode, waarbij aanvallen door een centrale beoordelaar geïdentificeerd en geregistreerd werden.
Wereldwijd lijden vijftig miljoen personen aan epilepsie 2 . Epilepsie in de kinderjaren behoort tot de meest prevalente neurologische aandoeningen. De gevolgen van epilepsie op de psychologische en sociale ontwikkeling zijn complex en betreffen alle aspecten van het leven en de toekomst van het kind.
"Dit is de tweede dubbelblinde, gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie van Keppra ® bij kinderen, waardoor er nu studies van aanvallen met partieel begin zijn vanaf de kinderjaren tot op volwassen leeftijd", aldus Peter Verdru, Vice President, CNS Clinical Development, UCB. Hij vervolgt: "Deze studie werd opgezet en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de registratieoverheden. Op basis van deze positieve resultaten bij jongere patiënten met behandelingsresistente partiële aanvallen, zijn wij van plan een bijkomende autorisatie voor een nieuwe applicatie voor Keppra ® in te dienen."
Over Keppra ® in de VS 3, 4
Keppra ® in tabletformaat en orale oplossing is geïndiceerd als adjunctieve therapie voor de behandeling van partiële aanvallen bij volwassenen en kinderen van vier jaar en ouder met epilepsie, als adjunctieve therapie in de behandeling van myoclonische aanvallen bij volwassen en adolescenten (>12 jaar) met Juveniele Myoclonische Epilepsie (JME) en als adjunctieve therapie bij de behandeling voor primair gegeneraliseerde tonisch-clonische (PGTC) aanvallen bij volwassenen en kinderen van 6 jaar en ouder met Idiopathische Gegeneraliseerde Epilepsie (IGE). Het gebruik van Keppra ® in tabletformaat en orale oplossing, kan gepaard gaan met het optreden van nadelige incidenten in het centrale zenuwstelsel, waaronder slaperigheid en vermoeidheid, coördinatieproblemen, gedragsonregelmatigheden, evenals hematologische onregelmatigheden. Bij volwassenen waren de meest algemene nadelige incidenten die verband hielden met het gebruik van Keppra ® in combinatie met andere anti-epileptica, slaperigheid, asthenie, infectie en duizeligheid. Bij kinderen van 4 tot 16 jaar oud waren de meest algemene nadelige incidenten die verband hielden met het gebruik van Keppra ® in combinatie met andere anti-epileptica slaperigheid, kwetsuren door ongeval, vijandigheid, nervositeit en asthenie. Bij patiënten van 12 jaar en ouder met juvenile myoclonic epilepsy zijn de meest voorkomende bijwerkingen geassocieerd met Keppra ® in combinatie met andere AED's slaperigheid, nekpijn en faryngitis. Bij patiënten van 6 jaar en ouder met Idiopathische Gegeneraliseerde Epilepsie (IGE) met primair gegeneraliseerde tonischclonische (PGTC) aanvallen, was de meest voorkomende bijwerking voor Keppra ® in combinatie met andere AED's nasofaryngitis. Keppra ® is ook verkrijgbaar in intraveneuze vorm, als hulpbehandeling van partieel beginnende aanvallen bij volwassenen met epilepsie. Keppra ® -injecties zijn een alternatief voor patiënten als orale toediening tijdelijk niet mogelijk is. Alle eventuele bijwerkingen van Keppra ® -injecties zijn dezelfde als bij Keppra ® -tabletten en orale oplossing. Voorschrijfinformatie voor de VS is te vinden op www.keppra.com.
Over Keppra ® in Europa 5
Keppra ® is geïndiceerd in monotherapie bij de behandeling van partieel beginnende epileptische aanvallen met of zonder secundaire generalisaties bij patiënten vanaf 16 jaar waarbij onlangs epilepsie werd gediagnosticeerd; als adjunctieve therapie voor de behandeling van partiële aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen van vier jaar en ouder met epilepsie; als adjunctieve therapie bij de behandeling van myoclonische aanvallen bij volwassenen en adolescenten vanaf de leeftijd van 12 jaar met juveniele myoclonische epilepsie alsook als adjunctieve therapie bij de behandeling voor primair gegeneraliseerde tonisch-clonische (PGTC) aanvallen bij volwassenen en kinderen van 6 jaar en ouder met Idiopathische Gegeneraliseerde Epilepsie (IGE). De meeste voorkomende nadelige incidenten bij monotherapie zijn vermoeidheid en slaperigheid. Als adjunctieve therapie voor de behandeling van partiële aanvallen bij volwassenen kan Keppra ® gepaard gaan met slaperigheid, asthenie en duizeligheid. Als adjunctieve therapie voor de behandeling van partiële aanvallen bij kinderen van 4 tot 16 jaar oud waren de meest algemene nadelige incidenten slaperigheid, vijandigheid, nervositeit, emotionele instabiliteit, opwinding, anorexie, asthenie en hoofdpijn. Bij volwassenen en adolescenten met myoclonic aanvallen zijn de meest voorkomende bijwerking die geassocieerd worden met Keppra ® in combinatie met andere anti-epileptica zijn hoofdpijn en slaperigheid. Bij volwassenen en adolescenten met primair gegeneraliseerde tonisch-clonische (PGTC) aanvallen is de meest voorkomende bijwerking voor Keppra ® in combinatie met andere anti-epileptica slaperigheid. Keppra ® ook geïndiceerd voor intraveneuze toediening en is het verkrijgbaar als 100 mg/ml concentraatoplossing voor infusie. De meeste voorkomende nadelige incidenten bij intraveneus gebruik van Keppra ® zijn duizeligheid, slaperigheid en hoofdpijn. Gelieve de lokale voorschriftinformatie te raadplegen.
Over UCB
UCB (www.ucb-group.com) is een toonaangevend, wereldwijd aanwezig biofarmaceutisch bedrijf dat zich toelegt op het onderzoek, de ontwikkeling en de commercialisering van vernieuwende farmaceutica en biotechnologische producten voor aandoeningen van het centrale zenuwstelsel, allergische/respiratoire aandoeningen, immuunziekten en inflammatoire aandoeningen en de oncologie. UCB wil een toonaangevende positie bekleden in de categorieën van ernstige ziekten. UCB heeft 8.500 mensen in dienst in 40 landen. In 2006 realiseerde het bedrijf een opbrengst van 2,5 miljard euro. UCB staat genoteerd op de beurs Euronext Brussels en bezit 87.6% van Schwarz Pharma.
Voor verdere vragen kan u terecht bij:
Jean-Christophe Donck
Vice-President Corporate Communications & Investor Relations Telefoon +32.2.559.9346
Referenties
1. UCB Data on File
2. Neurological Disorders: Public Health Challenges. WHO Report 1986
3. U.S. Prescribing Information Keppra ® tablets and oral solution (24E) (available at www.Keppra.com).
4. U.S. Prescribing Information Keppra ® injection (2E) (available at www.Keppra.com).
5. Keppra ® Summary of Product Characteristics, January 2007 (available at www.emea.eu.int).
| 0.781006
| 161
|
<urn:uuid:e790edf6-7c68-40ad-a464-bc8d7a75c0c7>
|
Nieuw gen gelinkt aan mate van ernst bij ALS
EphA4 receptor nauw betrokken bij agressievere ziekte
Een internationaal team van onderzoekers, waaronder een wetenschapper van Packard, heeft een nieuw gen geïdentificeerd dat in verband staat met de mate van ernstigheid bij ALS. Wim Robberecht, een onderzoeker gefinancierd door Packard en neurowetenschapper aan de Universiteit van Leuven in België, en zijn collega's hebben ontdekt dat het blokkeren van de receptor die bekend staat als EphA4 de overlevingskans van vissen en knaagdiermodellen met ALS verhoogt. Het onderzoek, dat op 26 augustus inNature Medicinewerd gepubliceerd, heeft ook achterhaalt dat menselijke ALS‐patiënten met de meeste EphA4 receptoren het vroegst de verschijnselen begonnen te vertonen en de kortste overlevingstijd hadden.
Foto: Dr. Wim Robberecht, een onderzoeker bij Packard en neurowetenschapper aan de Universiteit van Leuven in België.
"EphA4 helpt bij het vaststellen van de mate van ernstigheid van ALS," zei Robberecht. "Wanneer iemand ALS krijgt geldt dat hoe meer hij of zij van dit eiwit uitscheidt, hoe jonger ze zullen zijn wanneer de eerste symptomen verschijnen en hoe korter de ziekte zal duren."
De meeste ALS‐patiënten krijgen de diagnose op 50 of 60‐jarige leeftijd en overlijden gemiddeld twee tot vijf jaar na de diagnose. Echter, deze gemiddelden verbergen een ruime veranderlijkheid in zowel leeftijd als begin en duur van de ziekte. Patiënten van overal ter wereld tussen de 20 en 80 jaar oud hebben de diagnose ALS ontvangen en kunnen enkele maanden tot tien jaar of zelfs langer overleven.
Door deze grote variabiliteit in de mate van ernstigheid van ALS vroeg Robberecht zich af welke eventuele genetische factoren betrokken zouden kunnen zijn in het bepalen van het begin van de ziekte en hoe lang deze duurt. De onderzoekers veranderden de expressie van meer dan 300 genen om mogelijke genetisch wijzigende factoren te identificeren in een zebravismodel met ALS. Zebravissen die genetisch gemodificeerd zijn om grote hoeveelheden van een gemuteerde versie van SOD1 uit te scheiden hebben kortere motorische zenuwcelaxonen met minder vertakkingen dan gezonde zebravissen.
Het doel van Robberecht en zijn collega's was om het gen of de genen te vinden die de gevolgen van het gemuteerde SOD1 zouden kunnen veranderen. Om dit te bereiken, gebruikten ze een type klein molecule genaamd morfolino dat zich kan binden aan een specifieke mRNA molecule. Deze verbinding voorkomt dat het gen in een eiwit verandert.
De onderzoekers onderworpen 303 verschillende genen aan een streng onderzoek met 303 morfolino's, elk specifiek verbonden aan het mRNA van dat bepaalde gen. Robberecht kon 13 genen identificeren die, wanneer ze geblokkeerd werden, de axonen in de gemuteerde SOD1 zebravis weer in de normale staat terugkeerden.
Het gen dat het meest beschermende gedrag vertoonde wanneer uitgeschakeld was Rtk2, hetgeen de zebravis equivalent is van een menselijk gen dat bekend staat als EphA4 (ephrin type‐A receptor 4). De morfolino's redden motorische zenuwcellen in een verhouding die afhankelijk was van de hoeveelheid. Meer morfolino's betekende meer belemmering van EphA4, hetgeen op zijn beurt weer leidde tot het redden van meer motorische zenuwcellen. De motorische zenuwcellen werden ook gered toen de onderzoekers een farmaceutische samenstelling gebruikten die EphA4 belemmerde.
Bij mensen werken de ephrine eiwitten en receptoren, zoals EphA4, op elkaar in om de ontwikkeling en groei van neuronen in embryo's te reguleren. Ze helpen axonen bij het vertakken en vormen van connecties met andere neuronen en helpen cellen doorheen het ontwikkelende embryo naar de juiste locatie. Onlangs zijn functies ontdekt bij volwassenen die het geleiden van de differentiatie van de stamcellen en de vorming van bloedvaten, als ook het verbeteren van de connectie tussen neuronen, helpen om beter te communiceren. Onderzoekers weten nog steeds niet welke van deze functies gerelateerd zijn aan ALS.
Vervolgens keken Robberecht en zijn collega's naar de effecten van de EphA4 equivalenten bij knaagdieren. Ze ontdekten dat het verwijderen van een EphA4 eiwit allel bij muizen met een SOD1 mutatie ertoe leidde dat de muizen langer overleefden na het vertonen van symptomen van de ziekte. Toen Robberecht de werking van de EphA4 eiwitten bij ratten met een SOD1 mutatie blokkeerde, ontdekte hij dat de dieren de ziekte pas beduidend later in hun leven begonnen te ontwikkelen.
De onderzoekers ontdekten ook dat de grote motorische zenuwcellen de meeste EphA4 mRNA bevatten (wat de EphA4 gen in een eiwit verandert) en het meest kwetsbaar waren voor degeneratie in ALS. In tegenstelling tot de kleine motorische zenuwcellen, die minder kopieën hebben van EphA4 mRNA en wiens degeneratie pas plaatsvindt tijdens de eindfase van de ziekte. Bovendien verhinderde de aanwezigheid van EphA4 de beschadigde motorische zenuwcellen van het herstimuleren van de spieren. Gezamenlijk geven deze resultaten aan dat EphA4 een belangrijke rol speelt in de degeneratie van motorische zenuwcellen.
Samen met Bob Brown, een onderzoeker bij P2ALS (een geconcentreerde samenwerking tussen Packard & Project ALS) aan de Universiteit van de Massachusetts Medical School, bekeken Robberecht en zijn collega's vervolgens naar de mogelijke rol van EphA4 in menselijke ALS‐patiënten en ontdekten ze dat patiënten met de hoogste expressie van EphA4 het meeste ernstige verloop van de ziekte vertoonden. Zij vertoonden symptomen op een eerdere leeftijd en overleden vaak sneller na de diagnose. Deze ALS‐patiënten wiens EphA4 eiwitten niet goed werkten overleefden veel langer dan patiënten met functionerende EphA4.
"EphA4 is een receptor en een receptor kan geblokkeerd worden om het ziekteverloop te wijzigen om deze minder agressief te maken," legt Robberecht uit. Volgens hem kan het vinden van een molecule dat de werking van EphA4 belemmerd een mogelijk doelwit zijn voor behandeling voor de verbetering van de levensduur van patiënten die de diagnose ALS hebben gekregen.
| 0.918028
| 1,208
|
<urn:uuid:b3bcc4f4-7a08-4050-b8d0-533a5252c1bd>
|
Medezeggenschap members WOPiT
De medezeggenschapsraad dient volgens de wet in de gelegenheid gesteld te worden om advies uit te brengen over tenminste de volgende zaken;
* Wijziging van doelstelling of grondslag
* Het aangaan van een fusie of het aangaan van een duurzame of verbreken van een samenwerking met een andere organisatie
* Opheffing, verhuizing of ingrijpende verbouwing
* Organisatiewijziging
* Inkrimping, uitbreiding of wijziging van de werkzaamheden
* Begroting en jaarrekening
* Algemeen beleid t.a.v. members
*
Beleid t.a.v. toelating en beëindigen zorgrelatie
* Systematische beheersing, verbetering en bewaking van kwaliteit
* Vaststellen en wijzigen van klachtenregelingen
| 0.796196
| 1,976
|
<urn:uuid:5e2f7984-400d-49e6-b7af-ffe4eef46f28>
|
PERINEOLOGIE
Kliniek
Hebt u last van ongewild urineverlies of stoelgangverlies?
Eén op drie vrouwen heeft een aandoe ning van de bekkenbodem. Dit hoeft geen probleem te zijn, noch te worden!
Hebt u de indruk dat u overdag of 's nachts erg vaak moet gaan plassen?
Zijn er moeilijkheden met stoelgang maken?
Voelt u een gewicht of een verzakking ter hoogte van de vagina?
Vreest of ondervindt u moeilijkheden op seksueel vlak?
Heeft u vulvaire, vaginale of anale pijn?
Bent u zwanger? Wenst u zich voor te bereiden op de bevalling ?
Hebt u problemen na de bevalling of wenst u postnatale kinesitherapie?
ER BESTAAN WEL DEGELIJK OPLOSSINGEN!
Ons multidisciplinaire team maakt tijd voor u in de perineologiekliniek. Wij maken op één plaats en op een zo kort mogelijke tijdsspanne een volledige balans op van uw aandoeningen van de bekkenbodem, om u de best mogelijke oplossingen aan te reiken.
MAAK EEN AFSPRAAK OP 02/506.70.91
In het comfortabele kader van de Perineologiekliniek op de campus Alexiens van het UMC Sint-Pieter werken al deze specialisten samen.
Afhankelijk van uw klachten, kan U één of meerdere van hen zien tijdens de raadplegingen.
Kliniekhoofd
Dr. Pastijn Ann (gynaecologe)
Gynaecologie
Dr. Maes E., Albert V., Vasseur S.
Urologie
Dr. Deneft F., Oboy G., De Oliveira T.
Intestinaal chirurg
Dr. Bortes M.
Mucosale pathologie
Dr. Albert V.
Campus Alexiens (3 e verdieping)
Cellebroersstraat 13, 1000 Brussel
Tel. : +32 (0)2 506 70 91
WIST JE DAT?
Wist u dat zwangerschap een risicofactor is voor problemen van de bekkenbodem? De organen in het vrouwelijk bekken liggen vlak naast elkaar (blaas, vagina, baarmoeder, endeldarm). Het mag U dus niet verwonderen dat een probleem in één orgaan de werking van het naburige orgaan kan beïnvloeden. Het is vaak nodig meerdere specialisten te raadplegen om een oplossing te vinden. Dat kan veel tijd en inspanning vragen.
Anesthesist gespecialiseerd in pijn
Dr. Gambassi M.
Kinesitherapie
Lefèvre P., Oosterlinck C., Bryant S., Leys L., Debaillie I., Blasco M., Lecat K., Locht S.
Psychologie
Pernias I.
Seksuologie
Vanderhoeven C.
Coördinerend vroedvrouw
Pradez T., Passau M.
MAAK EEN AFSPRAAK
📞
📧 [email protected]
02/506.70.91
www.stpierre-bru.be
| 0.990002
| 73
|
<urn:uuid:b9c1a16d-3685-43f4-9176-2c6ec7a03b2b>
|
OOK MENSEN MET EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING KUNNEN IN DE PROBLEMEN GERAKEN MET ALCOHOL OF DRUGS...
Vijf hefbomen om de handelingsverlegenheid te doorbreken
Peter DE BRUYN 1
De zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en een alcohol- of drugsprobleem is een gedeelde zorg van zowel de sector van de gehandicaptenzorg als de verslavingszorg. In de praktijk zien we evenwel dat deze zorg (nog te) weinig gemeenschappelijk gedragen wordt. De afstemming tussen voorzieningen uit beide sectoren blijft erg beperkt. Ieder doet zijn eigen ding, met de eigen methodieken en vanuit de vertrouwde opvattingen. Hier speelt geen onwil mee, wel een gebrek aan vertrouwdheid met elkaars doelgroep, werkwijze en voorzieningen.
een antwoord geven op de hulpvragen van de groeiende groep van verslaafden met een ver standelijke beperking, moeten ook hier grenzen verlegd, nieuwe inzichten binnengehaald en drempels verlaagd worden.
Een casus ter kennismaking
Gedurende een aantal jaren heb ik in vormingen gepoogd om een aantal 'basics' uit de versla vingszorg te vertalen naar het werkveld van de gehandicaptenzorg. Dit resulteerde in vijf hefbo men die we in dit artikel verder toelichten. Het is onze overtuiging – en ondertussen ook onze ervaring – dat deze hefbomen in beide richtin gen kunnen werken. Om in de verslavingszorg
Eddy meldde zich aan voor een crisisprogramma in de verslavingszorg. Dat is een programma van een zestal weken, gericht op ontwennen, motiveren en verdere indicatiestelling met ori ëntering. Hij had zelf getelefoneerd. Van op het bureau van de maatschappelijk werkster van het OCMW. Die had hem gezegd dat dit zo hoort bij een afkickcentrum, dat hij zelf initiatief moest nemen.
De medewerkster van het ontwenningscen trum, die het intakegesprek deed, schrok wel
1 De auteur is klinisch psycholoog en gedragstherapeut. Hij werkt 25 jaar in de residentiële verslavingszorg en was betrokken bij opleidingsinitiatieven rond verstandelijke beperking en verslaving bij Vibeg, Handicum, Popov, Sen Limburg en VAD. Contact: [email protected].
even. Niet van Eddy's behoorlijk verwaarloosde uiterlijk. Zij was wel wat gewend. Maar het was wel moeilijk praten met Eddy. Bij veel van haar vragen keek hij alsof hij haar niet verstond. Met moeite kon zij zijn verhaal reconstrueren.
Zij begreep dat hij naar school was gegaan in het BuSO. Eddy was er enkele jaren op internaat geweest. Hij gebruikte toen reeds cannabis. Hij was geen uitzondering. Vanaf zijn 18 jaar werd het verhaal chaotisch. Een periode van begeleid zelfstandig wonen was al vroeg mislukt. Een broer en een neef van Eddy gebruikten zijn stu dio om er te dealen. Hij kwam op straat terecht. Hij verbleef verschillende keren in onthaalcentra voor thuislozen, telkens voor een korte periode. Meestal moest hij vertrekken omdat hij betrapt werd met drugs. Andere keren bleef hij gewoon weg. De periodes tussenin verbleef hij bij ka meraden, soms ook bij familie. Als hij helemaal aan de grond zat, stuurde de familie hem naar het OCMW. Het was weer eens zo ver. Op het OCMW vond men dat er nu wel echt iets moest gebeuren. Daarom had hij zich voor een opna me moeten aanmelden.
Eddy zat er gelaten bij. De intakemedewerkster belde het OCMW. De maatschappelijk werk ster van het OCMW bevestigde aan de telefoon Eddy's verhaal in grote lijnen. Zij bevestigde ook dat Eddy inderdaad verstandelijk beperkt is.
"Als u hem al lang kent, kan u mij misschien ook helpen om wat meer zicht te krijgen op wat en hoeveel Eddy gebruikt, en sinds hoe lang," vroeg de intakemedewerkster nog.
"Ai, hierover kan ik niet zoveel zeggen. Ik ken Eddy wel, maar van drugs en zo weet ik weinig af. Ik voel me dan ook weinig op mijn gemak om het met hem daarover te hebben. Ja, ik heb hem gestuurd om hem zelf zijn verhaal eens te laten doen. Ik had trouwens ook schrik dat, wanneer ik hem op voorhand zou aanmelden, jullie hem al direct zouden weigeren. Ik had ho ren zeggen dat jullie mensen met een verstan delijke beperking eigenlijk niet opnemen, dat mensen, om bij jullie mee te kunnen, zich ver baal goed uit de slag moeten kunnen trekken. Klopt dit trouwens?"
"Wel, als we Eddy hier zouden opnemen, zal dat wel niet zo simpel zijn voor hem. Hij draait dan 24 uur op 24 mee in een groep, waar heel wat zelfredzaamheid wordt verwacht. Ik vraag mij eerlijk gezegd af of hij dit wel zal aankun nen. Zou hij niet meer baat hebben bij een am bulante begeleiding als een eerste stap in de drugshulpverlening?"
"Maar neen, mevrouw. Deze man moet direct van de straat. Een opname is echt nodig. Trou wens, klopt het dat een opname bij jullie vrijwil lig is en mensen van de ene dag op de andere kunnen vertrekken?"
"Inderdaad, wij zijn geen voorziening die men sen met of tegen hun zin bijhoudt. Eigen ver antwoordelijkheid geldt bij ons voor iedereen. En als mensen een basisregel overtreden, gaan ze eruit."
"Ai, maar kom, laten we toch niet direct het ergste denken… Jullie nemen hem toch wel op, mag ik hopen? Het is de eerste keer dat ik hem voor een opname gemotiveerd kreeg. Het is nu of nooit."
"Ik geloof best dat Eddy wel echt een opname wil. Maar verwacht toch niet alles van deze ene opname. Wij weten uit ondervinding dat moti vatie soms erg kan wisselen. Vaak moet motiva tie groeien, over verschillende opnames heen, met ups en downs."
"Als ik dat zo hoor, zijn jullie helemaal niet ze ker dat hij na die zes weken clean blijft. Maar hoe krijg ik hem dan ergens weer binnen? In
de meeste woonvormen geldt voor drugs een nultolerantie. Voorzien jullie dan toch iets voor na die zes weken?"
Cliënten die tussen wal en schip vallen en handelingsverlegenheid bij hulpver leners
Mensen zoals Eddy zijn al lang geen uitzonde ring meer. Drugs zijn veel gemakkelijker ver krijgbaar geworden voor iedereen, dus ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Onderzoek geeft aan dat sinds de vermaat schappelijking van de zorg, het vóórkomen van middelenmisbruik binnen de groep van (licht) verstandelijk gehandicapten niet meer wezen lijk verschilt van dat binnen de algemene be volking 2 . We worden ermee geconfronteerd binnen de voorzieningen voor begeleiding van personen met een handicap (VAPH) en ook bin nen de algemene welzijnszorg. Binnen deze cir cuits vindt men niet steeds gepaste antwoorden voor de problemen van middelenmisbruik en de bijhorende leefstijl en gedragsproblemen. En de drempel naar de gespecialiseerde voorzieningen in de verslavingszorg is vaak nog te hoog.
Dit betekent niet dat binnen de verslavingszorg er geen cliënten met een laag IQ zouden voor komen. Ze zijn er zeker, maar ze lopen meestal niet te koop met hun beperkingen. Sommigen slagen er beter dan Eddy in om hun beperking te camoufleren. Zij komen er dan wel terecht, maar krijgen een behandeling of hulp die onvol doende beantwoordt aan hun noden. Zij haken bijgevolg nog frequenter dan andere verslaaf den, vervroegd af.
De groep van verslaafden met een (lichte) ver standelijke beperking dreigt dus tussen wal en schip te vallen. Zij blijven een tijdlang 'beneden de waterlijn'. Hun probleem wordt, uit vrees om er geen gepast antwoord op te hebben, niet of nauwelijks ter sprake gebracht. Soms wordt het probleem zelfs niet herkend of niet in zijn ernst erkend. In elk geval bestaat een reserve om gepast op te treden, een 'handelingsverlegen heid'. In de VAPH-voorzieningen of andere wel zijnszorgvoorzieningen wordt in bochtjes rond het verslavingsprobleem gelopen. Men weet er weinig van (zoals de begeleidster van Eddy het zelf zegt) of men wil het zelfs liever niet geweten hebben. In de verslavingszorg blijft de verstandelijke beperking bij een aantal cliënten onopgemerkt en worden de problemen in het functioneren toegeschreven aan schoolse ach terstand als gevolg van het middelengebruik op jonge leeftijd of aan een gebrek aan motivatie.
Men wil het probleem zo snel mogelijk doorschuiven: het middelenmisbruik van de (licht) mentaal gehandicapte naar de verslavingszorg, de verstandelijke beperking van de verslaafde naar de gehandicaptenzorg.
Door dit doen-alsof-het-er-niet-is, wordt na gelaten om de gepaste behandeling of zorg te geven en dijt het miskende probleem ver der uit. Op het moment dat het probleem dan toch boven water komt en niet meer verder kan ontkend worden, wil men het liefst zo snel als mogelijk doorschuiven naar de andere kant: het middelenmisbruik van de (licht) mentaal gehandicapte naar de verslavingszorg, de ver standelijke beperking van de verslaafde naar de gehandicaptenzorg. Men veronderstelt dat daar de deskundigheid wel aanwezig is. Men rekent
2 Geus, R., Kwiek-de Vries, M., van der Nagel, J. en Sieben, G. (2009), Verstandelijk gehandicapten en versla vingsproblematiek. In: Rutten, R., Loth, C. en Hulshoff, H., Verslaving, Reed Business, Amsterdam.
er op dat het probleem – en de cliënt – wordt overgenomen. Men wil niet enkel een oplossing voor het probleem, men wil er ook van af. En jammer genoeg geldt hetzelfde voor de cliënt.
Van waar komt deze handelingsverle genheid?
In de verslavingszorg heeft men de zorg uitge breid naar complexe problemen van dubbeldi agnose. Vaak werkt men er met mensen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen of zware psychiatrische ziektes. Maar zelfs in settings die zich specifiek op deze problemen richten, blijft verstandelijke beperking als uitsluitingscriterium gehanteerd. Wat maakt het zo moeilijk om de hulpverlening ook aan te passen voor mensen met een verstandelijke beperking?
Professionals in de VAPH-sector voelen zich perfect in staat om te handelen op zeer uiteen lopende terreinen van het dagelijkse leven van hun cliënten. Vaak delicate onderwerpen als financies, relaties, seksualiteit… vegen zij niet onder de tafel. En op deze terreinen kan en durft men ook te interveniëren. Maar bij mis bruik van middelen en verslaving, en zeker als het gaat om illegale drugs, blijkt dit plots niet meer te lukken. Hiervoor kijkt men naar de ge specialiseerde hulpverlening; en die moet het oplossen. Hoe komt het dat al de ervaring die in deze hulpverleningssector aanwezig is, zowel rond verstandelijke beperking als rond allerlei gedragsproblemen, plots niet meer volstaat om op een bevredigende manier om te gaan met problemen in het middelengebruik?
Ongetwijfeld speelt hier een gebrek aan kennis mee, evenals het minder vertrouwd zijn met be paalde methodieken. Maar er speelt ook méér mee. Men is ook te weinig vertrouwd met de andere sector, wat vaak leidt tot een stereo tiep beeld. Soms gaat het hierbij gewoon om verouderde en onjuiste clichés (zoals 'je moet jezelf aanmelden, anders word je gezien als ongemotiveerd'), maar naast deze gemakkelijk te weerleggen clichés is er ook sprake van een heuse cultuurkloof tussen beide sectoren. In de verslavingszorg is men gewend om te gaan met deviant gedrag: het stellen en hanteren van dui delijke grenzen maakt er deel uit van de behan delcultuur. Men hecht ook veel belang aan de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt voor de keuzes die hij maakt. Dit brengt echter met zich mee dat men in deze sector zwakker staat als het erop aankomt de continuïteit van de zorg te verzekeren. (De maatschappelijk werk ster die Eddy aanmeldt is dan ook – terecht – bezorgd over wat met Eddy moet gebeuren als hij tegen advies zou vertrekken of een schorsing zou oplopen).
In de gehandicaptenzorg is vooral het omgaan met beperkingen een vertrouwd gegeven. Bij gevolg is men daar juist sterk in het verzekeren van de continuïteit van de zorg en het (steeds weer) scheppen van kansen. Wat hier haast on vermijdelijk mee samenhangt is dat men zwak ker is in het stellen van grenzen. Gekeken door de bril van de verslavingszorg, sta ik er soms versteld van hoeveel de hulpverleners verdra gen van hun drugsgebruikende, zwakbegaafde cliënten, vanuit de overtuiging dat men "koste wat het kost dit contact moet behouden, anders kan hij nergens meer terecht."
Vaak staat men argwanend tegenover elkaar omwille van de zwaktes die men aan de over kant opmerkt. Wie niet oppast, verzeilt al gauw in discussies over het eigen gelijk.
Naast deze cultuurkloof zijn er ook een aantal structurele hindernissen. Onvoldoende kennis van elkaars werkingen en procedures roepen vaak onnodige ergernissen op. Zelfs als er af spraken bestaan op instellings- of sectorniveau, is de nodige kennis van de sociale kaart en van
de doorverwijsmogelijkheden daarom nog niet steeds waar ze moet zijn, nl. bij de individuele hulpverlener. Deze blijft dan al te vaak hangen in een houding van 'de drempel is te hoog, ik krijg mijn cliënt nooit doorverwezen.' Deze at titude is weinig bevorderlijk om op zoek te gaan naar advies of ondersteuning.
Hoe doorbreken we de handelingsver legenheid?
Het doorbreken van deze handelingsverlegen heid vraagt een inspanning op meerdere vlak ken. Hieronder stellen wij vijf 'hefbomen' voor die ons kunnen helpen om vastgelopen situaties te deblokkeren.
Eerste hefboom: kennis
Kennis kan zeker bijdragen tot het doorbreken van de handelingsverlegenheid. Vooreerst is er de kennis over verslaving. Hierover bestaan meerdere theorieën en modellen. Deze hier be spreken zou ons te ver leiden. Toch wil ik hier twee elementen aanstippen die voor de werking met (licht) verstandelijk gehandicapte gebrui kers belangrijk kunnen zijn.
In de eerste plaats moet gesteld worden dat niet alle problemen met het gebruik van alcohol of drugs het etiket 'afhankelijkheid' of 'verslaving' verdienen en ook geen sterk gespecialiseerde hulp of opname voor ontwenning behoeven. Voor het zover is, is er meestal sprake van 'ex perimenteren', 'regelmatig gebruik', 'problema tische gebruik' en 'misbruik'. Problemen in deze vroegere stadia, die veel frequenter voorkomen, verdienen wél aandacht (zeker bij een kwetsba re groep als deze), maar daarom niet steeds een doorverwijzing naar een sterk gespecialiseerde setting!
Niet alle problemen met het gebruik van alcohol of drugs verdienen het etiket 'afhankelijkheid' of 'verslaving' en behoeven gespecialiseerde hulp of opname.
Ten tweede moeten we goed beseffen dat, hoe wel vele behandelingsvormen in de verslavings zorg erg verbaal zijn, de rol van bewuste denk processen in verslaving en de behandeling ervan niet mag overschat worden. De ernstige proble men in het middelengebruik, afhankelijkheid en verslaving, hebben wezenlijk te maken met con troleverlies en gewoontevorming. Bewuste re flectie, denken en taal, spelen dus niet zo'n erg grote rol, ook niet bij normaal begaafde men sen. Herstel vraagt het verwerven van nieuwe, gezonde gewoontes. Bij het uitwerken van deze nieuwe gewoontes kan reflectie helpen, maar om nieuwe gezonde gewoontes te installeren is vooral oefening en herhaling nodig. En juist rond deze vormen van leren bestaat heel wat ervaring binnen de gehandicaptenzorg!
Naast kennis over verslaving verwachten men sen ook vaak veel van kennis over de verschil lende producten. Deze kennis kan je gemak kelijk opzoeken: koepelorganisaties van de verslavingszorg bieden op hun websites zeer toegankelijke informatie aan over verschillende producten, hun werking en effecten, de risico's, signalen van gebruik… Zo zijn de website van de VAD (Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen; zie: www.vad.be of www. druglijn.be) en de website van de Nederlandse tegenhanger ervan, het Trimbosinstituut (www. trimbos.nl), zeker een bezoekje waard.
Kennis over producten en hun effecten moet bij deze doelgroep met de nodige voorzichtig heid aangewend worden: deze effecten kunnen vaak versterkt worden door bijkomende proble
matiek (zowel de verstandelijke beperking als sociaal-emotionele en psychiatrische problema tiek) of door de interactie met voorgeschreven medicatie.
Kennis kan helpen, maar zeker bij deze doel groep mag het belang van kennis, onder meer voor preventieve doelen, niet overschat wor den. Een overaanbod aan informatie kan soms zelfs contraproductief werken. Bij deze doel groep is het belangrijk zich ervan te verzekeren dat de boodschap juist begrepen wordt. Er is echter weinig informatie voor deze doelgroep aangepast. Bij het Trimbosinstituut vind je een reeks productbrochures, 'zonder flauwekul' ge noemd, speciaal opgemaakt voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. De VAD paste er twee aan de Belgische situatie aan: 'Al cohol zonder boe of bah' en 'Cannabis zonder boe of bah'. Ze zijn te vinden op de twee eerder genoemde websites.
Een belangrijke bron van kennis is ook steeds de 'ervaringskennis' van de cliënten. Door met hen te spreken over hun gebruik, komt een schat aan informatie naar boven over plaatselijke ge woontes, prijzen, milieus, kortom over hún spe cifieke gebruikerswereld.
Tweede hefboom: vaardigheden
Ook van het verwerven van vaardigheden ver wacht men veel om beter te kunnen omgaan met problemen in het gebruik van middelen. Aan drie vaardigheden wil ik hier aandacht ge ven: het bespreekbaar stellen van gebruik, het motiveren en het doorverwijzen.
(Problemen in) het middelengebruik detecte ren en ter sprake brengen is een eerste stap en een wezenlijk onderdeel van 'vroeginterven tie', het niet specialistisch tussenkomen tijdens de eerder genoemde vroege stadia van midde lenproblematiek 3 .
Bij het bespreken van alcohol- of drugsproble men is het belangrijk oprecht geïnteresseerd te zijn. Laat je niet afschrikken door het feit dat je cliënten beter vertrouwd zijn met de produc ten, het gebruikersmilieu en de gewoontes. Laat je door hen informeren over hún wereld. Je doet op deze manier zelf extra kennis op en je verhoogt het gevoel van competentie bij je cliënten. Bovendien blijf je ook uit een kat-enmuis-spel, dat ontstaat wanneer je mensen en kel maar wil betrappen.
Bespreek het gebruik van alcohol of drugs ook tijdig. Wacht niet tot het een dringend probleem is geworden. Het is goed de gewoonte te heb ben met je cliënten te spreken over hun alcoholof drugsgebruik vóór zich lastige beslissingen aandienen. Wacht ook niet tot de herinnering vervaagd is. Bespreek gebeurtenissen wanneer ze nog 'vers' zijn. Zowel bij problematische ge bruikers in het algemeen, als bij mensen met een verstandelijke beperking vervaagt de herin nering (vooral dan aan de negatieve aspecten) zeer snel!
Bij het bespreken van (problemen in) het ge bruik van alcohol en drugs, is het van belang om concreet te blijven. Verhullend en vergoe lijkend taalgebruik liggen immers in de lijn van de gewoonte, zowel van de verslaafde die de ernst van zijn alcohol- of druggebruik tracht te minimaliseren, als van de persoon met een ver standelijke beperking die tracht te verhullen wat hij moeilijk begrijpt of verwoordt. Hou je daar om bij de zeer concrete vragen als wat, waar, wanneer, met wie, hoeveel? Stel je niet tevreden
3 VAD (2007), Vroeginterventie bij riskant en / of problematisch middelengebruik. Referatenbundel van de VAD studiedag over alcohol en andere drugs, 21-11-2007.
met nietszeggende antwoorden als "genoeg, maar niet te veel", "niet echt erg", "dat valt wel mee"… Tracht samen met je cliënten een beeld te krijgen over hoeveel zij gebruiken. Registratie hoeft niet complex te zijn: veel mensen kun nen streepjes zetten, of je kan samen uitzoeken hoeveel geld werd opgedaan op een avond, hoe lang iemand op café heeft gezeten; het leeg goed van een week kan verzameld worden…
De verslaafde tracht de ernst van zijn alcohol- of druggebruik te minimalise ren, en de persoon met een verstande lijke beperking tracht te verhullen wat hij moeilijk begrijpt of verwoordt.
Bij dit alles is een open en eerlijke houding van belang: niet enkel focussen op de nadelen, ook de voordelen mogen ter sprake komen, want daarvoor gebruiken mensen net. Je kan nie mand beschermen tegen de negatieve gevolgen door ze te verzwijgen, en je hoeft dat ook niet te doen.
Dergelijke open en eerlijke houding is trouwens een ideale voedingsbodem voor een motive rende en veranderingsgerichte gespreks voering 4 . Deze manier van werken gaat uit van een visie op motivatie en verandering. Motivatie wordt niet gezien als 'alles-of-niets' of 'het is nu of nooit', zoals Eddy's begeleidster het ver woordt, maar als een proces dat loopt over ver schillende (zes) stadia, waarvan de 'actieve ver andering' er slechts één is. Hieraan gaan stappen vooraf. Vaak begint het bij externe druk, maar externe druk volstaat meestal niet. Zelfs het ge
vecht met degene die deze druk geeft, is een eerste stap in het motivationele proces, waarna iemand voor zichzelf naast de voordelen, ook de nadelen van het gebruik voor zichzelf kan beginnen te zien. De externe druk die mensen ondervinden vanuit hun omgeving, is vaak de motivatie waar je zal moeten bij aanknopen. Al is er dan nog een lange weg te gaan, waarbij je het ritme van de cliënt dient te volgen. Boven dien is motiveren een circulair gebeuren: een te rugval is niet steeds uit te sluiten. Terugvallen zijn wel een kans om (telkens) weer te beginnen, met een ervaring rijker. Motivatie groeit zo geleidelijk in een opwaartse spiraal, als een draaitrap.
De term motiverende 'gespreksvoering' hoeft niet af te schrikken, ook niet voor iemand die werkt met mensen met een verstandelijke be perking. Het gaat niet om spitsvondige manie ren van redeneren, maar het zijn vooral enkele houdingsaspecten die voorop staan. 5 Motive rende gespreksvoering is een combinatie van enerzijds empathie tonen, aansluiting maken bij wat de cliënt zelf belangrijk vindt, bij de eigen waarden van de cliënt, en anderzijds discrepan tie verhogen: de cliënt tot het inzicht, of beter nog tot de ervaring, laten komen dat hij zijn waarden door te gebruiken niet echt realiseert. Zo groeien én het probleembesef én de bereid heid om te veranderen.
Een tweede algemeen principe is het ondersteu nen van competentie en zelfwaarde: slechts wie zich de moeite waard vindt en zich competent genoeg acht, zal willen en kunnen veranderen. Een derde principe is dat weerstand niet met weerstand wordt beantwoord.
4 Verdere informatie, zowel over de achterliggende visie als over de algemene principes van de motiverende gespreksvoering is terug te vinden op het e-learning project 'het huis' op de website www.vad.be.
5 Deze visie op motivatie en verandering wordt op vele terreinen toegepast en zij werd ook vertaald naar het werkveld van personen met een verstandelijke beperking. Vb. Verschoren, B. (2009) Verslaving en verande ring. In het werkveld beschermd wonen. Eindwerk Graduaat Orthopedagogie, HOKTSP.
Bespreekbaar stellen en motiverende gespreks voering zijn ingrediënten van vroege of korte interventies, die vaak zeer effectief worden toe gepast door professionals buiten de verslavings zorg, in vroege stadia van problemen met het middelengebruik. Toch kan het soms nodig zijn om te verwijzen naar de gespecialiseerde zorg. Volgende belangrijke uitgangspunten dienen hierbij voor ogen gehouden te worden.
Verwijzen is geen einddoel of ultieme oplos sing. Het is een wel overwogen stap die men zet binnen een vaak langdurig proces, op maat van de cliënt. Een goede doorverwijzing wordt voorafgegaan door een goede voorbereiding. Een doorverwijzing blijft achteraf ook opvol ging vragen, zeker bij de doelgroep van (licht) verstandelijk gehandicapten. Met de behan delaar kunnen best goede afspraken gemaakt worden rond eventuele terugkeer en over de condities waaronder deze mogelijk is. Ook de verdere nazorg dient zorgvuldig voorbereid te worden.
Op het moment van de doorverwijzing neem je als hulpverlener zelf de zaak in handen. Maak er een gedeelde verantwoordelijkheid van, en neem de verantwoordelijkheid niet (volledig) uit handen van de cliënt. Het is belangrijk de cliënt te betrekken bij de voorbereiding en hem op voorhand duidelijke informatie te geven over de aard van de hulpverlening, over de procedures van contactname en intake die hem te wach ten staan… Uiteindelijk is het ook de cliënt zelf die in actie zal moeten komen. Je kan dit niet in zijn plaats doen, maar je kan wel interesse tonen voor de stappen die hij zet en hem on dersteunen en bekrachtigen bij de vorderingen die hij maakt.
Bij dit alles blijven de principes van de motive rende gespreksvoering gelden. Het tempo van het veranderingsproces bij de cliënt kan niet geforceerd worden. Als de doorverwijzing vast
loopt is dit (niet steeds, maar wel vaak) gevolg van het feit dat de hulpverlener te snel wil gaan, terwijl de cliënt nog niet toe is aan (deze stap van) verandering.
Derde hefboom: attitude
Het is vanuit de zorgcultuur van de gehandicap tenzorg niet steeds voor de hand liggend of ge makkelijk om op te treden bij of in te gaan tegen verslavingsgedrag. Het zal soms nodig zijn om ánders te durven denken over wanneer en hoe je iemand voor zijn eigen verantwoordelijkheid stelt. Blijf je eindeloos kansen geven of stel je grenzen? Confronteren is niet fijn en soms moeilijk.
Het is niet de bedoeling van dit artikel om te overtuigen of een principiële discussie te voeren over attitudes, maar soms zijn het juist deze at titudes en de achterliggende overtuigingen die een sterke rem leggen op de mogelijkheid om efficiënt op te treden. En dan kan het een op luchting zijn om te zien dat een andere attitude mogelijk is, en daarvoor open te staan. Het kan helpend zijn wanneer men bij zichzelf en bij anderen leert opstellingen en overtuigingen kri tisch te bevragen: niet om uit te maken welke attitude de 'juiste' is, maar wel om uit te zoeken welke attitude(verandering) de situatie vooruit kan helpen.
Vierde hefboom: steun en ruimte vanuit de eigen instelling
Belemmeringen komen niet steeds voort uit de eigen attitude of overtuiging van de individuele hulpverlener; soms missen mensen binnen hun organisatie of instelling de nodige steun of de ruimte om passend op te treden. Vaak is dit ge volg van onduidelijke of tegenstrijdige verwach tingen binnen de voorziening. Als de officiële norm is dat drugsgebruik niet mag, hoe kan
een individuele hulpverlener deze norm doen naleven, zonder dat hij het mandaat heeft om sancties te treffen? Als geweten is dat mensen gebruiken, maar de setting officieel en naar de buitenwereld drugsvrij moet zijn, wordt de marge om met cliënten open te spreken over verslaving wel erg smal. Laat de instelling bij voorbeeld de mogelijkheid dat mensen na een ontwenning terugkeren naar de setting?
Als de officiële norm is dat drugsgebruik niet mag, hoe kan een individuele hulpverlener deze norm doen naleven, zonder dat hij het mandaat heeft om sancties te treffen?
Om als hulpverlener voldoende ruimte en steun te krijgen, om met een duidelijk mandaat te kunnen optreden, is het nodig dat op verschil lende niveaus normen en regels geëxpliciteerd worden en dat ze goed op elkaar worden afge stemd. Welke normen hanteert de individuele hulpverlener voor zichzelf in het contact met cli ënten? Welke zijn de normen van de eigen leef groep, het huis of het team waar men deel van uitmaakt? Welke normen gelden in de organisa tie? Heeft de organisatie een eigen beleidsplan rond het gebruik van alcohol en drugs? En hoe is dit afgestemd op de ruimere buurt en op de algemeen maatschappelijke normen?
Vijfde hefboom: plaats binnen het hulpver leningslandschap
Iedere sector, iedere organisatie, iedere werk vorm heeft zijn eigen rol en eigen plaats in het hulpverleningslandschap. Wie zichzelf binnen dit landschap weet te situeren en ook de weg leert te vinden naar andere werkvormen, orga nisaties en hulpverleningssectoren, opent hier
door nieuwe mogelijkheden, niet alleen voor een doorverwijzing maar ook voor samenwer king. Wat kan men leren van elkaar? Bij wie kan men terecht voor advies?
Overleg en samenwerking op instellings- en sectorniveau zijn nodig, maar ook elke (indivi duele) hulpverlener kan zijn mogelijkheden om effectief te handelen uitbreiden, door ruimer te kijken dan het eigen team, de eigen organisatie, de eigen sector.
Gedeelde zorg
Bij de inleiding van dit artikel spraken wij van cliënten die tussen wal en schip dreigen te val len, die als een 'hete aardappel' dreigen heen en weer geschoven te worden tussen twee secto ren, met elk hun eigen handelingsverlegenheid. We presenteerden vervolgens vijf hefbomen, bedoeld om binnen de welzijns- en gehandicap tenzorg de handelingsverlegenheid naar alco hol- en drugsproblemen te doorbreken. De stof voor dit artikel is geput uit vormingsmomenten die zijn opgezet vanuit de vragen die leven bin nen de sector van de gehandicaptenzorg.
Zoals in de inleiding reeds aangegeven, kun nen deze vijf hefbomen mutatis mutandis ook geformuleerd worden naar de verslavingszorg. Om de daar bestaande handelingsverlegenheid naar mensen met een verstandelijke beperking te doorbreken moeten de werkers binnen de verslavingszorg ook kennis opdoen, andere vaardigheden oefenen, een aantal diep gewor telde attitudes en opvattingen kritisch bevra gen, ruimte en steun verwerven binnen hun organisaties en verbindingen uittekenen binnen het brede hulpverleningslandschap.
Deze evolutie is gelukkig ook bezig. In de voor bije vijf jaren is er meer en meer tweerichtings verkeer op gang gekomen. De brochures die
gemeenschappelijk door de VAD en een aantal vormingsorganisaties vanuit de gehandicapten sector werden uitgegeven, zijn hiervan maar één voorbeeld. (zie kaderstukje) Op steeds meer fora komen werkers uit beide sectoren elkaar tegen om van elkaars ervaring en expertise te leren. Op deze manier kan de zorg en behande ling van deze groeiende doelgroep een gedeel de, een samen gedragen zorg worden.
Middelengebruik en verstandelijke beperking
Personen met een verstandelijke beperking leven meer en meer zelfstandig in de samenleving. Hier door worden ze in toenemende mate blootgesteld aan risico's in de samenleving en daarmee ook aan middelen zoals alcohol en drugs. Wanneer mensen met een verstandelijke beperking middelen gebruiken, zijn ze extra kwetsbaar voor de negatieve gevolgen. Daarenboven is het vaak zo dat, wan neer mensen met een verstandelijke beperking middelen gebruiken, ze niet op de hoogte zijn van de risico's die dit gebruik met zich meebrengt. Deze doelgroep is extra kwetsbaar. Een aanpak op maat is dus aangewezen.
Een goed hulpmiddel daarbij is het pakket 'Alcohol & cannabis…zonder boe of bah', dat door de VAD uitgewerkt werd en dat bestaat uit twee brochures over alcohol en cannabis (Wat is het, wat doet het fysiek en mentaal, en wat zegt de wet? Tekeningen of foto's maken de informatie aanschou welijker.); beelden op A3-formaat (Jongeren zijn gevoelig voor visueel materiaal. Het werken met beelden kan het denkproces ondersteunen en deze beelden kunnen de dialoog over deze thema's op gang brengen) en begeleidende fiches, die de nodige ondersteuning en achtergrondinformatie bieden om met de brochures en de beeldenmethodiek aan de slag te gaan. 'Alcohol of cannabis… zonder boe of bah' kan individueel of in groep (bijvoorbeeld klas, leefgroep) gebruikt worden. Hoe wel het pakket uitgewerkt is op maat van jongeren met een verstandelijke beperking, is het mits enige creativiteit ook bruikbaar in het werken met volwassenen met een verstandelijke beperking.
Daarnaast gaf de VAD ook twee brochures uit om alcohol- en/of drugproblemen bespreekbaar te maken. "Middelengebruik en verstandelijke beperking voor de verslavingszorg" biedt hulpverleners uit de verslavingszorg een inkijk in de gehandicaptensector: wat is een verstandelijke beperking? Hoe kan dit interfereren met je werkrelatie? Hoe herken je personen met een verstandelijke beperking? Bij welke organisaties kan je terecht met vragen? "Verstandelijke beperking en middelengebruik voor de gehandicaptenzorg" richt zich dan weer tot mantelzorgers en begeleiders van mensen met een verstandelijke beperking. Zij krijgen in deze brochure een inkijk in de alcohol- en drugsector: wat is problematisch alcohol- en/of druggebruik? Waarom lopen bepaalde personen meer of minder risico op problemen? Welke signalen wijzen op problematisch gebruik? Bij welke organisaties uit de alcohol- en drugsector kan je terecht met vragen? Beide brochures zijn gratis te bestellen of te downloaden van de VAD-website.
Info: www.vad.be.
| 0.766545
| 963
|
<urn:uuid:c9a87f51-1b0f-4b51-a1eb-d1698d8309a2>
|
Kwaliteitsmanagement
WPC wil ondanks sterke groei haar kwaliteit op een hoog peil houden. Daarom is hier hard aan gewerkt en dat heeft als resultaat gehad dat we december 2019 een certificaat Kwaliteitsmanagement hebben gekregen:
ogelijkheid om één van de andere WPC zorgverleners in te schakelen,
sch Centrum kent een klachtenregeling. De regeling kent een drietal
1. Klachten Westerweelde Pedagogi stappen: • Allereerst kunt u met uw op deze wijze worden opgelost. • Hiernaast bestaat de m teneinde uw klacht zo go zoveel mogelijk een neutrale positie inneemt. • Mochten de bovenstaan aangesloten bij de klacht geschillenregeling van P3NL ([email protected]). Bij vragen of klachten ov gezondheidszorg ( igz.nl ) 2. Privacy en gegevensverwerking
klacht terecht bij uw eigen zorgverlener. De meeste klachten kunnen ed mogelijk af te handelen. U kunt erop rekenen dat deze zorgverlener
de mogelijkheden niet tot een oplossing leiden, dan zijn wij voor u enregeling van onze beroepsvereniging NVGzP en de
er de geleverde zorg kunt u zich ook richten tot de Inspectie voor de
Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak respecteert je privacy en al je gegevens worden vertrouwelijk behandeld. Wij leggen je graag uit hoe we dat doen. Deze
2 / 23
Privacyverklaring geldt per 28 mei 2018 en vervangt eventuele eerdere verklaringen.
1. Interne Toezichthouder
Wij hebben twee interne toezichthouders aangesteld die de verwerking van persoonsgegevens Zo iemand wordt een functionaris voor de gegevensbescherming (FG) genoemd. De FG houdt binnen de organisatie toezicht op de toepassing en naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Algemene Verordening Gegevensbescherming.Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak heeft als interne FG's aangesteld; Karin Stokvis, GZpsycholoog en Annerieke Stienstra, Neurolinguist/logopedist. De taken houden onder meer in; · toezicht houden;·
*
inventarisaties van gegevensverwerkingen maken;
meldingen van gegevensverwerkingen bijhouden;
vragen en klachten van mensen binnen en buiten onze organisatie afhandelen;
* · ·
interne regelingen ontwikkelen;
adviseren over technologie en beveiliging (privacy bij design);
input leveren bij het opstellen of aanpassen van een gedragscode.
*
2. Algemene Verordening Gegevensbescherming
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt altijd op een manier die in overeenstemming is met de eisen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening EU 2016/679, hierna AVG) en eventuele andere wet- en regelgeving daaraan stelt.
3. Algemeen
Voor het leveren van onze diensten aan klanten is het noodzakelijk dat wij persoonsgegevens verwerken. Deze gegevens verwerken wij in software van geselecteerde partners. Wij verkopen of verstrekken uw gegevens nooit aan derde partijen. We zullen uw gegevens alleen delen:
3 / 23
* Om op uw verzoek diensten te kunnen leveren.
* In geval van (juridisch) onderzoek bij illegale activiteiten, veronderstelde fraude, mogelijke bedreiging van fysieke veiligheid en welzijn van andere personen, schending van de Algemene Voorwaarden, of als Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak hierom wordt verzocht door een rechtbank.
* In geval van een overname door of samenvoeging met een ander bedrijf. In dit geval wordt u hiervan tijdig op de hoogte gesteld voordat dit aan de orde is.
4. Verwerking van persoonsgegevens van ouders en leerlingen (diagnostisch onderzoek / behandeling)
Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak verwerkt (persoons)gegevens van leerlingen en ouders. Dit is nodig in het kader van dienstverlening rondom behandeling en het afnemen van diagnostisch onderzoek in verband met leer- en gedragsvraagstukken.
a) Externe leveranciers
Voor de levering van diensten rondom diagnostiek zet Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak software en andere dienstverlening in van externe leveranciers (testuitgevers en leveranciers van methoden) om tot bevindingen en conclusies te kunnen komen over prestaties, vermogens en eigenschappen van leerlingen en om te kunnen behandelen. Onze adviezen, ondersteuning en aanpak zijn gebaseerd op de uitkomsten van deze gestandaardiseerde tests, vragenlijsten en methoden. In nagenoeg alle gevallen daarbij is het nodig om de ingevulde tests en vragenlijsten met persoonlijke informatie in te dienen bij de betreffende uitgever om de genormeerde uitslagen (die wij verwerken tot adviezen) retour te kunnen ontvangen.De betreffende externe leveranciers zijn;
* Boom test uitgevers/ · NKD/ · Q-global/ · Prosoftware
4 / 23
De bij deze externe partijen door ons aangeleverde informatie bestaat uit: Persoonsgegevens leerling (naam, geboortedatum, geslacht, groep, woonplaats)
Ingevulde antwoorden capaciteitentest en/of gedragsvragenlijsten
*
. Het aanleveren van deze informatie gaat via een beveiligde webomgeving.
De door leerlingen ingevulde oorspronkelijke vragenlijsten en tests worden door ons zo veel mogelijk digitaal bewaard in de betreffende systemen zoals aangeleverd door de leverancier, evenals eventueel door de ouders en de school ingevulde vragenlijsten over de leerling. Indien er sprake is van 'paper and pencil' afname, dan worden de antwoordbladen door ons bewaard in een speciaal voor dit doel afgesloten kast in een afgesloten ruimte.
Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak maakt zich sterk om met al haar leveranciers duidelijke afspraken te maken over vertrouwelijkheid, privacy en beveiliging – bij voorkeur vastgelegd in een verwerkersovereenkomst. Wij voeren hier actief beleid voor. In de zin van de wet zijn deze leveranciers verwerker en is Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak verwerkingsverantwoordelijke.)Door ons zelf opgestelde adviesrapportage en onderzoeksverslag
De uitslagen van de diverse test en vragenlijsten worden door ons verwerkt tot schriftelijk vastgelegde (handelings)adviezen. Deze rapportages bevatten behalve persoonsgegevens (naam, geboortedatum) ook de samenvattende uitkomsten van de diverse (deel) tests en vragenlijsten. Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak verwerkt gegevens van leerlingen en soms ouders en de school en is voor die gegevensverwerkingen verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG.
De onderzoeksverslagen worden door ons verwerkt in MS Word enbewaard op Drive. Dat is een online opslag beheerd door Google. De documenten worden op die manier bewaard op Nederlands grond- en rechtsgebied
moderne beveiligingsmethoden
en voorzien van
. Om te voorkomen dat anderen ongewenst toegang kunnen krijgen tot onze cloudopslag (bijvoorbeeld de leverancier zelf) en daar leesbare informatie aantreffen, hebben wij de documenten die op drive bewaard worden beveiligd met een wachtwoord.
Wanneer wij een onderzoeksverslagnaar de ouders en/of de school e-mailen, dan doen wij dit altijd via een met
5 / 23
wachtwoord beveiligde pdf
bijlage. In principe is dit een bij de school bekend standaard wachtwoord – maar op verzoek kun je ons als school of ouders ook een zelf gekozen wachtwoord aanleveren dat per verslag varieert. Nadat de e-mail met het (met wachtwoord beveiligde) PDF verslag is verzonden, verwijderen wij altijd direct de verzonden e-mail van onze mailserver.
Wij verstrekken, conform de NVO en de NIP beroepscode , nooit zonder toestemming van de ouders het onderzoeksverslag aan de school. De onderzoeksverslagen en de daarbij behorende ingevulde testformulieren en uitslagen worden door ons tot drie jaar na oplevering bewaard ( bewaartermijn) en daarna vernietigd, evenals de bij het onderzoek behorende achterliggende informatie (ingevulde testformulieren en vragenlijsten).
5. Verwerking van persoonsgegevens opdrachtgever (administratie en marketing)
Om bepaalde administratieve handelingen te kunnen verrichten (financiële administratie en facturatie), alsmede om je op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen, heeft Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak een aantal gegevens nodig van de opdrachtgever (veelal de school, soms ook andere instellingen of ouders). In dit kader verwerkt Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak de volgende gegevens:
* Persoonsgegevens contactpersoon (aanhef, voornaam, tussenvoegsel, achternaam, functie)
* Contactgegevens contactpersoon (e-mail, werkadres, werktelefoon)
* Contactgegevens organisatie (naam, adres, bankrekeningnummer)
Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak verwerkt gegevens van haar klanten en is voor die gegevensverwerkingen verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG.
6 / 23
6. Actief beveiligings- en privacybeleid
Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak voert een actief beveiligings- en privacybeleid. Dat naast het benoemen van een interne FG onder andere bestaat uit de volgende onderdelen;
a) Wachtwoordbeleid;
Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak verplicht haar medewerkers voor wat betreft wachtwoorden van applicaties waarin persoonsgegevens worden bewaard gebruik te maken van wachtwoorden die minimaal voldoen aan de volgende eisen; Minimaal 11 tekens· Minimaa l 2 cijfers
Minimaal 2 symbolen
* · ·
Per toepassing verschillend
Minimaal twee keer per jaar aanpassen voor wat betreft kritische systemen (geen eerdere wachtwoorden gebruiken).
Vanuit het privacy- en beveiligingsoverleg is een lijst met kritische systemen voorhanden waarop periodiek bevraagd en gecontroleerd wordt tijdens de veilgheids- en privacy instructie. Dit betreft in ieder geval alle systemen waarin persoonsgegevens verwerkt worden.
b) Toegangsbeleid – wordt nog nader uitgewerkt.
c) verklaring omtrent gedrag – wordt nog nader uitgewerkt
d) periodiek (eens per jaar) doornemen met en ondertekenen door medewerker van'verklarin g bewustzijn privacy en beveiliging persoonsgegevens
'. Wordt nog nader uitgewerkt.
e) Periodiek (eens per jaar)overleg privacy en beveiliging aan de hand van plan, do, check
7 / 23
en act cyclus. Verbetervoorstellen, implementatie. Deelnemers aan het overleg zijn de directeur van Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak en alle medewerkers van Westerweelde Pedagogisch Centrum/ De Inspraak Diagnostiek. Notulen, actiepunten en evaluaties worden vastgelegd en bewaard.
f) Gediplomeerde werknemers die actief werken aan hun bekwaamheid, ook op het gebied van bewustzijn van en ontwikkelingen op het gebied van privacy en beveiliging.
BIJLAGE: PROTOCOL DATALEKKEN
De AVG bepaalt dat datalekken direct, binnen 72 uur, gemeld moeten worden aan de Autoriteit Persoonsgegevens ('AP'), tenzijhet onwaarschijnlijk is dat het datalek leidt tot een hoog risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. Daarnaast moet het datalek ook aan de betrokkenen gemeld worden indien het waarschijnlijk een groot risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen met zich meebrengt.
Aan de beantwoording van de vraag moet een zorgvuldige (belangen)afweging voorafgaan. Hierbij is bijvoorbeeld de aard en de omvang van de persoonsgegevens die gelekt zijn van belang. Als er bijzondere persoonsgegevens, zoals gegevens over gezondheid, gelekt zijn, dan is de melding meestal noodzakelijk.
Dit protocol datalekken is bedoeld als hulpmiddel voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een datalek en of deze gemeld moet worden.
1: Wat is een datalek?
8 / 23
Er is sprake van een datalek als er een inbreuk in verband met persoonsgegevens heeft plaatsgevonden. Alleen een dreiging of een tekortkoming in de beveiliging is niet voldoende; er moeten daadwerkelijk persoonsgegevens gelekt zijn.
Onder een datalek verstaat de AP persoonsgegevens die gelekt of vernietigd zijn als gevolg van een beveiligingsincident. Bij het lek zijn persoonsgegevens blootgesteld aan verlies of onrechtmatige verwerking. Bij verlies zijn de persoonsgegevens er niet meer. Onder onrechtmatige verwerking vallen bijvoorbeeld onbevoegde kennisneming, wijziging, aantasting of de verstrekking daarvan.
Voorbeelden van inbreuken in verband met persoonsgegevens kunnen zijn:
- kwijtraken van een USB -stick
- diefstal van een laptop
- inbraak door een hacker
- persoonsgegevens per ongeluk gepubliceerd
- hacking, mailware of fishing
- persoonsgegevens aan verkeerde persoon verstuurd
- calamiteiten zoals brand in een datacentrum
9 / 23
2: Contactpersoon aanwijzen
De organisatie moet een eigen contactpersoon aanwijzen aan wie eventuele datalekken gemeld moeten worden. Dit kan bijvoorbeeld een bestuurslid of de Functionaris Gegevensbescherming zijn. (hierna: ‘Contactpersoon”)
3: Informeren medewerkers
Medewerkers binnen de organisatie dienen zich er van bewust te zijn dat als er sprake is van een datalek, zij dit datalek direct (diezelfde dag nog) moeten melden bij de aangewezen Contactpersoon, zodat deze tijdig het datalek kan melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Zij dienen bekend te zijn met het in dit protocol opgenomen stappenplan.
4: Uitvoeren van het stappenplan Datalekken
De binnen de organisatie aangewezen Contactpersoon draagt zorg voor de invoering en naleving van het hieronder opgenomen stappenplan Datalekken. Indien er een datalek optreedt dienen de stappen in het stappenplan Datalekken doorlopen te worden.
STAPPENPLAN DATALEKKEN
Processtappen
Activiteit
-
-
-
-
-
-
Verantwoordelijke persoon
1. Er wordt een (mogelijk) datalek ontdekt
Maak direct intern melding van (mogelijke) datalek
Informeer de verantwoordelijke Contactpersoon
Medewerker die het ontdekt
2. Beoordeel het datalek
Onderzoek het beveiligingsincident
Onderzoek of er persoonsgegevens verloren zijn gegaan of onr
Beoordeel wie of welke afdelingen binnen de organisatie hierbij
Beoordeel of er een verwerker betrokken is bij het incident. Zo j
Aangewezen contactpersoon: Karin
-
-
-
-
-
-
-
-
3. Bestrijdt het datalek
Stop het datalek als het nog kan
Neem andere maatregelen om het datalek en de daaruit voortvl
Leg de acties van de genomen maatregelen vast in het dossier
Aangewezen contactpersoon
4.Vaststellen impact datalek
Onderzoek het datalek en de gevolgen daarvan
Onderzoek de aard van de gegevens die gelekt zijn. Bijv. gezon
Onderzoek de omvang van de gelekte gegevens
Beoordeel welke impact het lek kan hebben op de betrokken pe
Stel vast wat de nadelige gevolgen kunnen zijn
Aangewezen contactpersoon
Functionaris Gegevensbescherming
5. Vaststellen Meld en Herstelaanpak
Bepaal aanpak/informeren AP
Bepaal aanpak/informeren betrokkenen
Bepaal acties voor nazorg betrokkenen
Bepaal acties voor belang van de organisatie
Bepaal acties voor verbetering beveiliging
Aangewezen contactpersoon
Functionaris Gegevensbescherming
-
-
-
-
-
-
6. Melden AP*
Indien besloten wordt om AP te informeren dan moet dat binnen
Melding via de website van het AP
Van tevoren kan het Meldformulier Datalekken gebruikt worden
Aangewezen contactpersoon
Functionaris Gegevensbescherming
7. Melden betrokkenen**
Melding via bijvoorbeeld brief
Meedelen wat er is gebeurd, welke persoonsgegevens getroffen
Informeren over de maatregelen die de organisatie neemt en die
Aangewezen contactpersoon
Functionaris Gegevensbescherming
-
-
-
-
8. Uitvoeren herstelwerkzaamheden
Herstel het datalek
Verbeteren van de beveiliging
Lever nazorg aan de betrokkenen
Aangewezen contactpersoon
9. Optimaliseer het beveiligings- en het Datalek proces
Registreer, evalueer en verbeter de beveiliging en het proces in
Aangewezen contactpersoon
Functionaris Gegevensbescherming
* Melding aan de Autoriteit persoonsgegevens kan alleen achterwege blijven indienhet onwaarschijnlijk is dat het datalek leidt tot een hoog risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. Of hiervan sprake is hangt mede af van de aard en omvang van de gelekte
persoonsgegevens. Indien bijvoorbeeld uitsluitend de adresgegevens zijn gelekt van een kleine groep betrokkenen, dan is het onwaarschijnlijk dat er sprake is van een hoog risico. Dat is wellicht anders indien de adresgegevens in combinatie met het lidmaatschap van de patiënten of cliëntenorganisatie zijn gelekt. Het lidmaatschap van de organisatie kan gezien worden als een gevoelig gegeven en de leden van de organisatie kunnen wellicht behoren tot een kwetsbare groep, die extra bescherming nodig heeft. Bij de afweging van het risico voor de rechten en vrijheden van de betrokken zal altijd de Functionaris Gegevensbescherming betrokken moeten worden.
** Indien het datalek waarschijnlijk een groot risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen veroorzaakt, moet het datalek ook aan de betrokkenen gemeld worden. Het risico zal bijvoorbeeld moeten worden beoordeeld aan de hand van de aard en de hoeveelheid van de gelekte gegevens. Als er persoonsgegevens van gevoelige aard (bijv. gezondheidsgegevens) gelekt zijn, zal het lek in ieder geval gemeld moeten worden aan de betrokkenen. Bij de afweging van het risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen zal altijd de Functionaris Gegevensbescherming betrokken moeten worden.
Het kan gebeuren dat het datalek optreedt bij de verwerker. De organisatie is en blijft (als verwerkingsverantwoordelijke) altijd verantwoordelijk voor het datalek bij de verwerker. In dat geval moet dus hetzelfde stappenplan worden afgewerkt. De verwerker zal bij de stappen betrokken moeten worden.
Via de verwerkersovereenkomst moet afgedwongen worden dat de verwerker eventuele datalekken terstond (binnen 24 uur) meldt bij de organisatie en de organisatie helpt bij het beoordelen of er gemeld moet worden en de afwikkeling van het datalek. Belangrijk is dat de verwerker niet buiten de organisatie om een datalek meldt bij de Autoriteit Persoonsgegevens. De verwerker moet verder alle redelijke instructies van de organisatie opvolgen.
3. Overige Regelgeving
Voor meer info zie: https://hulpgids.nl/recht/wettelijke-regelingen
Iedere burger - maar een zorgprofessional met name - in Nederland heeft een zorgplicht. Dit houdt in dat je de plicht tot zorgen voor het kind hebt. Aan de ene kant de plicht tot zorgen voor het kind en aan de andere kant de privacywetgeving in de vorm van de Wet bescherming Persoonsgegevens. Dat betekent dat je niet zomaar gegevens zonder toestemming mag geven aan derden.
Dit heet een conflict van belangen. Bij een conflict van belangen wegen wij zorgvuldig de belangen die in het geding zijn af.
Dat doe je door het protocol te volgen en door alle stappen die je zet, schriftelijk te vermelden in het dossier.
Zorgplicht en Meldcode
In de wet op de Jeugdzorg is ook de meldplicht opgenomen:
Wanneer wij merken dat er signalen zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling, zullen wij als eerste proberen dit te bespreking in samenwerking met het gezin op te lossen. Wanneer er gevaar blijft, melden wij de signalen aan een gespecialiseerde instantie, zoals Veilig Thuis (www.veiligthuis.nl). Het is voor scholen en instellingen verplicht om een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te hebben.
Wanneer een medewerker van een instelling het vermoeden heeft dat een medewerker van dezelfde instelling zich schuldig maakt aan grensoverschrijdend gedrag tegen kinderen moet hij dit direct melden bij zijn leidinggevende.
In de Wet op de jeugdzorg (2005) is hetmeldrecht vastgesteld. Dit betekent dat je wettelijk het recht hebt een melding te doen en daarbij ook alle relevante gegevens over te dragen aan het Veilig Thuis.
Het belang van het kind gaat hierbij vóór het belang van de privacy van het gezin.
Meer informatie op www.rijksoverheid.nl . Hier vindt u ook informatie over de vijf stappen van de meldcode en het afwegingskader dat met ingang van 1 januari 2019 verplicht is. Onze medewerkers zijn allemaal bekend met het afwegingskader.
Wet bescherming persoonsgegevens
In de wet bescherming persoonsgegevens zijn de regels vastgelegd voor het registreren, gebruiken en bewaren van persoonsgegevens. Een persoonsregistratie is een verzameling gegevens, ingericht volgens een bepaald systeem. De dossiervorming binnen WPC is een dergelijk systeem. WPC mag alleen die gegevens vastleggen, die voor het doel, zorgverlening, van belang zijn. De wet geeft aan dat u het recht heeft uw gegevens in te zien en, op verzoek, in afschrift te verkrijgen. Ook heeft u het recht op correctie of verwijdering van uw gegevens. Website: www.rijksoverheid.nl .
WGBO
De wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WBGO) geeft aan dat u opdrachtgever bent tot het verlenen van zorg. Uw plicht is de zorgverlener zo volledig mogelijk op de hoogte te stellen van uw problematiek, zodat deze zijn deskundigheid maximaal kan inzetten. Een andere plicht is het betalen van uw zorgverlener. De zorgverlener heeft het recht om verzoeken te weigeren, als deze zich niet verhouden met de huidige professionele standaard. Als cliënt heeft u recht op informatie, in begrijpelijke taal, heeft u inzagerecht in uw dossier, evenals het recht om formele stukken als intakeverslagen en huisartsenbrieven op verzoek in kopie te ontvangen. U heeft het recht op bescherming van uw privacy. Voor behandeling is uw toestemming vereist. Voor ingrijpende behandelingen moet deze toestemming expliciet worden gevraagd. Voor minder ingrijpende behandelingen kent de wet de stilzwijgende toestemming.
Kwaliteitswet
De kwaliteitswet beschrijft de plicht van de zorgverlener om verantwoorde zorg te leveren en garant te staan voor goede dienstverlening. Doeltreffendheid, doelmatigheid en cliëntgerichtheid van zorg zijn belangrijke doelen.
WPC gebruikt, waar mogelijk, behandelwijzen die de wetenschappelijke toets kunnen weerstaan, zoals werkzame protocollen, standaarden, de GGZ richtlijnen en best practice methodieken. De afspraken en het behandelplan worden weergegeven in een behandelovereenkomst. De kwaliteit van zorg wordt bewaakt door bijscholing en het gebruik van een intern kwaliteitssysteem. Hierbij gelden de richtlijnen zoals beschreven door de verschillende beroepsverenigingen als handleiding. Voor- en nametingen van het therapieverloop, intervisie en visitatie door een beroepsvereniging zijn kwaliteitsinstrumenten.
WPC zorgverleners hebben regelmatig intercollegiale toetsing in de vorm van intervisie en supervisie.
BIG
De wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) bevat regels voor zorgverlening. Er is een grote overlap met de kwaliteitswet. De BIG wetgeving richt zich op de bevordering van de kwaliteit van zorgverlening en de bescherming van de positie en rechten van de cliënt. Deroepstitel Gezondheidszorgpsycholoog wordt door deze wet beschermd. Deze titel mag alleen gevoerd worden, als aan eisen van bekwaamheid en bevoegdheid is voldaan.
Voor de vastgelegde beroepen is er een tuchtrechtspraak, waarin de zorgvuldigheid van zorg en goede beroepsuitoefening, kan worden getoetst.
Website: rijksoverheid.nl
Beroepscode NVO
De orthopedagogen en Orthopedagoog Generalisten binnen WPC zijn lid van de Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen (NVO). Zij voeren hun beroep dan ook uit volgens de beroepscode NVO.
In de beroepscode van de NVO is het samenstel van richtlijnen vervat aan de hand waarvan academisch geschoolde pedagogen en onderwijskundigen, die lid zijn van de vereniging, hun professionele handelen dienen vorm te geven. De code is daarmee een neerslag van kwalitatieve en morele of ethische dimensies, die aan de beroepsuitoefening van de beroepsgroep ten grondslag liggen en voor een groot deel ook al in wetgeving zijn vastgelegd. De code bevat zowel concrete regels, aan de hand waarvan het gedrag van NVO-leden beoordeeld kan worden, als algemene uitgangspunten, waarin de geest van 'de goede beroepsuitoefening' is samengevat.
Het doel van de beroepscode is het garanderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Cliënten weten zich bij het aangaan van een professionele relatie met NVO-pedagogen of onderwijskundigen verzekerd van ondersteuning, of advisering, die aan eisen van kwaliteit voldoet. De beroepsgroep weet de professionele kwaliteit van de leden van de vereniging door de code gewaarborgd, en dus beschermd.
Indien cliënten zich door het handelen van NVO-leden benadeeld voelen, of anderszins ernstige kritiek hebben op de beroepsuitoefening van NVO-pedagogen of onderwijskundigen, kunnen zij het handelen laten toetsen aan de beroepscode. De code heeft daarmee de functie van 'klachtrecht', gericht op genoegdoening van cliënten. De code heeft daarnaast ook de functie van 'tuchtrecht', gericht op het waarborgen van de kwaliteit van het functioneren van de beroepsgroep. Met dat laatste doel voor ogen kunnen ook andere leden van de beroepsvereniging, en andere belanghebbenden, het gedrag van collega-leden laten toetsen.
Naast deze code kent de NVO ook protocollen en richtlijnen. Deze protocollen en richtlijnen dienen gezien te worden als een verbijzondering van de beroepscode, gericht op specifieke, in de protocollen en/of richtlijnen nader aangeduide, werkvelden of omstandigheden waar pedagogen en onderwijskundigen deskundig in zijn.
Website: beroepscode van de NVO
Voor meer informatie kunt u kijken op de website: NVO .nl
Keurmerk NKD
WPC beschikt over een keurmerk van het Kwaliteitsintituut dyslexie. www.nkd.nl.
| 0.872084
| 10,612
|
<urn:uuid:c94cc5ba-85aa-4ce1-b7a0-cf8045503e60>
|
Voorzorgsmaatregelen i.v.m. voorkoming van de verspreiding van COVID-19
De slipjacht is een sportbeoefening op een sportlocatie in de buitenlucht. Coronatoegangsbewijzen zullen dan ook niet gecontroleerd worden. Hieronder staan de voorzorgsmaatregelen die de organisatie van de slipjacht treft ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus. Opgemerkt zij dat de horeca voorafgaand en na afloop van de slipjacht geen onderdeel vormen van de slipjachten dat voor de horeca speciale regels gelden die buiten het bereik van de slipjacht vallen.
Communicatie
1. Omwonenden worden vooraf over de slipjacht geïnformeerd via verschillende kanalen. Informatie over de coronamaatregelen tijdens de slipjacht kan geraadpleegd worden op de website van de KNJV.
De sportlocatie
2. De locatie is een niet-afgesloten locatie. Bezoekers van de locatie worden voorafgaand aan en tijdens de slipjacht geïnformeerd over de geldende coronamaatregelen.
3. Voorafgaand aan en tijdens de slipjacht worden hygiënemaatregelen getroffen. Deze maatregelen bestaan onder andere uit het verstrekken van informatie over het wassen/desinfecteren van de handen en een hoest/nies instructie. Tevens zullen dispensers met desinfectiemiddel beschikbaar zijn.
4. Loopstromen zijn gescheiden om de 1,5 meter afstand te kunnen bewaren.
De voorzorgsmaatregelen
5. Er vindt een registratie van de deelnemers plaats.
6. Deelnemers aan de slipjacht dienen overal 1,5 meter afstand van elkaar te bewaren, tenzij zij tot hetzelfde huishouden behoren.
7. Was regelmatig de handen met water en zeep, en desinfecteer regelmatig de handen gedurende in ieder geval 30 seconden.
8. Hoest en nies zoveel mogelijk in de elleboog.
9. Gebruik papieren zakdoekjes in plaats van stoffen zakdoeken.
10. Vermijd zoveel mogelijk fysiek contact met andere sporters.
Toelichting op de voorzorgsmaatregelen
Zoals op 04-11-2021 bekend is geworden, ziet het kabinet af van de verplichte controle op het coronatoegangsbewijs bij (amateur) sport in de buitenlucht. Gezien er sprake is van sportbeoefening in de buitenlucht worden coronatoegangsbewijzen dan ook niet gecontroleerd.
De organisatie neemt verschillende voorzorgsmaatregelen om zo verspreiding van het coronavirus tijdens het sporten te voorkomen. Zo zijn de door de organisatie genomen voorzorgsmaatregelen te allen tijden via onder andere de website van de organisatie (KNJV.com) te raadplegen.
De organisatie informeert deelnemers voorafgaand aan de slipjacht over hygiënemaatregelen die bezoekers in acht dienen te nemen, om zo verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Ook tijdens de slipjacht zullen deelnemers geïnformeerd worden over deze hygiënemaatregelen. Onder deze maatregelen valt het verstrekken van informatie over het wassen van de handen met water en zeep en het desinfecteren van de handen. Tevens is een hoest- en niesinstructie onderdeel van de hygiënemaatregelen.
Gezien de omvang van het terrein waarop de slipjacht plaatsvindt is het mogelijk om loopstromen gescheiden te houden, waardoor de 1,5 meter afstand gewaarborgd kan worden. Deelnemers aan de slipjacht dienen dan ook in overeenstemming met de geldende coronamaatregelen 1,5 meter afstand van elkaar te houden, tenzij zij tot hetzelfde huishouden behoren.
| 0.758702
| 7,746
|
<urn:uuid:c016b1b7-42e2-4f61-ba7a-a8295afd17a5>
|
Feiten en cijfers
Arbeidsmarkt kraamzorg 2020
Aantal kraamverzorgenden
Tussen 2018 en 2020 is het totaal aantal geregistreerde kraamverzorgenden licht afgenomen met een percentage van 1,9%. Het aantal ZZP-ers is naar verhouding gestegen met 1,3%.
Gemiddelde leeftijd zeer licht gestegen
In 2020 is landelijk de gemiddelde leeftijd van kraamverzorgenden 44,8 jaar. In 2018 was dit 44,4 jaar. Landelijk neemt het aandeel kraamverzorgenden <20 en tussen 20-25 jaar toe met 2,6%. Het aandeel 60 jaar of ouder is ook toegenomen met 1,2%
Aantal FTE stabiel
Het totaal aantal FTE is in 2020 stabiel ten opzichte van 2018.
Vanaf 2019 t/m 2020 hebben 1.580 nieuwe kraamverzorgenden zich ingeschreven bij het KCKZ
In diezelfde periode hebben1.940 kraamverzorgenden hun dossiers beëindigd.
Arbeidsverhouding naar leeftijd
% van totaal aantal kraamverzorgenden
Het prognosemodel laat zien: Ontwikkeling t/m 2024
Geboortecijfer
Pensioen
Naar verwachting zijn er t/m 2024 138,6 fte meer nodig om de groei in het geboortecijfer op te vangen. Jaarlijks zijn dit gemiddeld 58 kraamverzorgenden.
Naar verwachting gaan er t/m 2024 circa 265 kraamverzorgenden met pensioen. Dit zijn circa 159 fte die moeten worden vervangen. Jaarlijks zijn dit gemiddeld 66 kraamverzorgenden.
Kraamver-
+ 265
zorgenden
T/m 2024 worden jaarlijks 181.700 aantal geboortes verwacht.
Kraamverzorgenden werken 21,6 uur (60%) per week
NB. Dit is een gemiddelde, het aantal uren dat kraamverzorgenden werken per week wisselt.
Kraamverzorgenden zijn tussen 2018 en 2020 gemiddeld 1% meer gaan werken. Dat is bijna een half uur (0,4 uur) per week meer.
Instroom naar leeftijd
% van totaal aantal kraamverzorgenden
Aan de slag met strategische arbeidsmarktplanning?! Kraamzorgorganisaties kunnen samen met hun KSV aan de slag met regionale arbeidsmarktplanning, gebaseerd op het ontwikkelde prognosemodel. Kraamzorgorganisaties kunnen namens het KSV regionale gegevens opvragen (o.b.v. Coropgebied) bij Bo Geboortezorg.
Bronnen:
Peildatum: januari 2021
Toelichting: Feiten en cijfers Arbeidsmarkt kraamzorg
Aantal kraamverzorgenden in loondienst
In de kraamzorg zijn begin 2020 8.946 kraamverzorgenden werkzaam. Ten opzichte van 2018 zijn dit 172 kaamverzorgenden minder. Daar staat tegenover dat de kraamverzorgenden iets meer zijn gaan werken. In totaal in FTE is dit in 2020 5.368 FTE. Dit aantal is stabiel ten opzichte van het aantal FTE in 2018, namelijk 5.380. De lichte toename in de gemiddelde deeltijdfactor is een ontwikkeling die zich in de kraamzorg nu een aantal jaren doorzet; in 2018 (21,2 uur) werkten kraamverzorgenden bijna 2 uur meer ten opzichte van 2015 (19,5 uur). Als de sector deze ontwikkeling kan versnellen dan kan de deeltijdfactor in 2025 meer dan 24 uur bedragen. Het aantal kraamverzorgenden met een vast contract is nagenoeg stabiel. In de groep kraamverzorgenden met een flexibel contract (0-uren en min-max) is een lichte daling te zien. 0-uren contracten worden in de cao kraamzorg zo veel mogelijk uitgesloten. De daling komt overeen met de landelijke trend. Volgens het CBS nam in 2020 het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie (een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week) op landelijk niveau af met 10,5%. Aantal zelfstandige kraamverzorgenden
Het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) nam in de sector kraamzorg tussen 2018 en 2020 toe met 103 zzp-ers. De verhouding tussen het aantal zzp-ers ten opzichte van kraamverzorgenden in loondienst neemt toe met 1,3%. In alle sectoren nam in 2020, net als in de voorafgaande jaren, het aantal zzp-ers toe. Zzp-ers werken landelijk gezien niet en masse in de zorg, maar veelal in de specialistische zakelijke dienstverlening, de cultuur, recreatie en overige diensten, de bouwnijverheid en de landbouw 1 .
Conclusie: In 2020 is in 5.368 FTE beschikbaar, dit aantal staat nagenoeg gelijk aan FTE in 2018. Het aantal kraamverzorgenden met een vast contract blijft redelijk stabiel, aantal kraamverzorgenden met een flexibel contract neemt af en het aantal zzp'ers neemt toe.
Leeftijd
Over de afgelopen twee jaar is een lichte toename in de gemiddelde leeftijd van kraamverzorgenden op landelijk niveau. Regionaal zijn in de sector verschillen te zien. Bijvoorbeeld: in het corop-gebied 'Delfzijl en omgeving' daalt de gemiddelde leeftijd met 5 jaar. In Zuidwest Drenthe stijgt de gemiddelde leeftijd met 4,5 jaar. In 2020 is landelijk de gemiddelde leeftijd van werknemers in de branche zorg en welzijn breed 42,1 jaar. Ten opzichte van dit gemiddelde ligt de gemiddelde leeftijd in 2020 in de kraamzorg hoger, namelijk 44,8 jaar. T.o.v. 2018 is de gemiddelde leeftijd in de kraamzorg redelijk stabiel gebleven, toen was de gemiddelde leeftijd 44,4 jaar. De grootste groep kraamverzorgenden blijft de kraamverzorgenden in de leeftijdscategorie 45-60 jaar. De landelijke arbeidsdeelname van álle werkende 55- tot 65 jarigen is in de afgelopen jaren gestegen. In 2010 was het netto arbeidspercentage van deze groep 53,2% en in 2020 71%. 2 Deel van deze stijging is te wijden aan de groep vrouwen uit deze leeftijdscategorie; in de periode 2010-2020 steeg de netto arbeidsparticipatie in deze groep van 42,8% naar 62,6%. 3 Het CBS geeft ook aan dat de arbeidsparticipatie van 65 tot 75 jarigen is toegenomen. In 2010 was dit 9,1% en in 2020 14,0%. De toename van het aantal werkende 55 plussers is voor een deel toe te schrijven aan de toenemende vergrijzing. Er zijn steeds meer mensen van 55 jaar. Ook het afschaffen van de VUT- en prepensioenregelingen en het verschuiven van de AOW gerechtigde leeftijd zijn een factor. Ouderen werken hierdoor tot op hogere leeftijd door, waardoor de arbeidsparticipatie toeneemt. Ook in de kraamzorg is dit terug
1 https://www.cbs.nl/nl-nl/faq/zzp/wat-voor-werk-doen-zzp-ers-
2 https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/82309NED/table?dl=31E7F
3 https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-arbeidsmarkt/werkenden/arbeidsparticipatie-naar-leeftijd-en-geslacht
te zien. De groep kraamverzorgenden van 60 jaar of ouder is t.o.v. 2018 toegenomen met een aantal van 69. In de kraamzorg is 27,3% van de medewerkers 55 jaar of ouder. Dit percentage ligt iets lager dan het percentage dat te zien is in de sector VVT (29%).
Bij de jongere leeftijdsgroepen (< 20-25 jaar) nam de arbeidsparticipatie in de kraamzorg ook toe. In 2018 waren dit er 399 en in 2020 595. Dit is een stijging van maar liefst 49% in die leeftijdsgroep. Het landelijk aandeel van deze groep is gestegen met 2,6%. Een hele mooie ontwikkeling waar de sector kraamzorg trots op mag zijn. Deze ontwikkeling is mogelijk toe te schrijven aan het aantal kraamverzorgenden wat opgeleid wordt in de sector. In 2020 hebben 776 kraamverzorgenden hun diploma behaald.
Conclusie: de gemiddelde leeftijd van de kraamverzorgenden is redelijk stabiel. Het aantal kraamverzorgenden is toegenomen bij zowel de groep 'ouderen' als 'jongeren'.
Gemiddeld dienstverband
Kraamverzorgenden werken gemiddeld 60%, 21,6 uur per week. Tussen 2018 en 2020 zijn de kraamverzorgenden 0,4 uur per week meer gaan werken. T.o.v. 2015 is dit een stijging van ruim 2 uur. Deze aanhoudende stijging is een goede ontwikkeling gezien de meeste vrouwen in de zorg deeltijd werken. In de kraamzorgsector zetten we een stap in de goede richting en liggen er nog grote kansen.! Volgens stichting Het Potentieel Pakken (HPP) is er meer ruimte om soortgelijke contracten in de zorg uit te breiden. Handvaten die hiervoor gebruikt kunnen worden staan in het rapport 'Het potentieel pakken in de zorg'. 4 Eén van de suggesties is een goed gesprek tussen werkgever en werknemer over mogelijkheden en wensen m.b.t. contract uitbreiding. Zo laat het rapport zien dat 23% van de zorgmedewerkers die deeltijd werkt al aangeeft het liefst een groter contract te willen van gemiddeld 6 uur per week meer. Andere suggesties zijn 'rooster booster', duidelijkheid creëren over roosters bij grotere contracten en belemmeringen in het rooster proces wegnemen. En 'wist je dat', inzichtelijk maken van de mogelijkheden voor beloning, roostering en flexibiliteit. In de kraamzorg is een complicerende factor dat werkgever en werknemer nooit precies weten wanneer de kraamverzorgende start met haar werkzaamheden, ze voor de start van de werkzaamheden op wacht staat en een 'kraambed' gemiddeld 8 dagen lang is. Het op 'wacht' staan betekent dat de kraamverzorgende beschikbaar is om bij een eerste oproep een bevalling of verzorging te verrichten. Een kraambed duurt veelal 8 dagen. Afhankelijk van de roostersystematiek binnen de kraamzorgorganisatie kunnen kraamverzorgenden 8 dagen achter elkaar werken. 5 De ene week kan een kraamverzorgende fulltime werken en de andere week volledig vrij zijn. Zo komen zij gemiddeld uit op 21,6 uur per week. In de sector zijn kraamzorgorganisaties zijn steeds meer op zoek naar innovatieve manieren van werken. Zo wordt er gezocht naar passende, innovatieve roostersystemen en worden ook zogenaamde partuspoules ingezet om aan te sluiten bij de wensen en deskundigheid van de werknemers en werkgevers. Om op landelijk niveau gebruik te maken van partuspoules is Bo momenteel bezig met een onderzoek naar dit instrument. Door middel van een pilot wordt onderzocht of regionale partuspoules een oplossing zijn voor de onregelmatige werktijden en werkdruk.
Voor wat betreft het gemiddelde dienstverband zijn op regionaal niveau verschillen te zien. De hoogste gemiddelde deeltijdfactor hebben de kraamverzorgenden in Agglomeratie 's–Gravenhage (64%). Kraamverzorgenden werken gemiddeld het minst aantal uren in Agglomeratie Haarlem (52%). Nagenoeg alle kraamverzorgenden werken in deeltijd. Kraamverzorgenden werken vaker in deeltijd dan de gemiddelde Nederlandse vrouw. In alle sectoren wordt 50% van de banen in deeltijd vervuld in 2020. In de zorg is drie kwart van de banen een deeltijdbaan.
Conclusie: Het gemiddeld aantal uren dat kraamverzorgenden werken is licht toegenomen en daar liggen nog meer kansen om te zorgen dat er meer arbeidsuren beschikbaar zijn in de kraamzorgsector!
4 Het Potentieel Pakken (HPP), De kansen rondom grotere deeltijdbanen in de zorg – februari 2020. Raadpleegbaar via: https://www.hetpotentieelpakken.nl/kansen-in-de-zorg-februari-2020/.
5 De minimumomvang van de kraamzorg bedraagt gerekend vanaf de dag van de geboorte van het kind 24 uur, hierbij is de partusassistentie niet meegerekend en het maximum aantal uren kraamzorg is 80 uur verdeeld over 10 dagen, hierbij maakt partusassistentie onderdeel uit van het totaal aantal uren kraamzorg (Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg).
Mobiliteit
Het aantal nieuwe inschrijvingen bij het KCKZ in de periode 2019 t/m 2020 betreft 1.580. In 2020 waren dit 776 inschrijvingen. Bo is initiatiefnemer van de Stichting Geboortezorg Academie. De Geboortezorg Academie heeft als doel een eenduidige en kwalitatief hoogwaardige opleiding en scholing te bieden aan (toekomstige) kraamverzorgenden gebaseerd op de nieuwe CZO opleidingseisen kraamverzorgende. Het opleiden van kraamverzorgenden aan de Geboortezorg Academie heeft bijgedragen aan het aantal nieuwe inschrijvingen.
De landelijke instroom in de sector zorg en welzijn was begin 2020 1.400 lager dan begin jaar 2019. 6 Volgens het CBS is dit verschil volledig toe te schrijven aan vermindering van het aantal herintreders. Begin 2020 kwamen er ruim 3.000 herintreders minder de sector zorg en welzijn binnen.
Tegenover de nieuwe inschrijvingen zijn er in de periode 2019 t/m 2020 1.940 kraamverzorgenden die zich bij het KCKZ hebben uitschreven: dus of in een andere zorgsector zijn gaan werken of de sector zorg en welzijn hebben verlaten. In 2020 waren dit er 1.321. Landelijk uitstroomonderzoek Zorg en Welzijn van Regioplus geeft een beeld van de uitstroom in de sector zorg en welzijn breed. Dit onderzoek toont aan dat 39% van de werknemers in de sector zorg en welzijn de werkgever binnen twee jaar verlaat. Dit zijn vaak geen nieuwe instromers in de sector: meer dan 50% van dit aantal heeft meer dan 10 jaar werkervaring in de sector Zorg & Welzijn, en 70% meer dan 5 jaar. De meeste zorgprofessionals die uitstromen blijven in de sector werkzaam; 40% blijft werkzaam in de zelfde branche en 35% blijft werkzaam in een andere branche. Daarnaast verlaat 10% de sector zorg en welzijn.
Redenen waarom medewerknemers hun werkgever verlaten zijn o.a. uitdaging in de werkzaamheden, loopbaanmogelijkheden, manier van werken/aansturing leidinggevende, inhoud werk/type cliënten, werkdruk en werktijden. Voor VVT zijn de twee belangrijkste vertrekredenen manier van werken/aansturing leidinggevende (18,2% van de gevallen) en werksfeer/samenwerking (18% van de gevallen). Ook is werkdruk een van de belangrijkste vertrekredenen met 12%. Verbeterpunten die oudmedewerkers gaven aan hun werkgever in de branche VVT is bij 13,8% werkdruk verminderen geweest. 26,4% gaven aan dat het tijd was voor iets anders. Voor werkgevers in de kraamzorg sector is het goed om inzicht te hebben in waarom kraamverzorgenden de sector uitstromen. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld door middel van een exitgesprek hier inzicht in. Binnen Bo ontvangen wij signalen dat kraamverzorgenden aangeven dat ze een hoge werkdruk ervaren o.a. omdat ze te maken hebben met de wachtdiensten als gevolg van de onplanbaarheid van (de start) van het werk, ziekteverzuim en zwaardere gezinnen. Om hiervoor een oplossing te vinden verricht Bo onderzoek naar partuspoules als mogelijk effectief instrument om de werkdruk onder kraamverzorgenden te verlagen. De Arbobalans 2020 toont aan dat de gezondheidszorg de meeste werkdruk ervaart en dat in de zorg de kans voor het optreden van beroepsziektes het hoogst is. Dit draagt naast factoren als vergrijzing, bij aan uitstroom van medewerkers uit de sector zorg en welzijn.
Conclusie: Er is redelijk veel animo om in de sector kraamzorg te werken, aan de andere kant stroomt hetzelfde aantal ook de kraamzorgsector uit. Er liggen voldoende kansen om kraamverzorgenden te behouden voor de sector.
Prognose
In het prognosemodel is uitgegaan van een gemiddelde zorgduur bij een kraamgezin van 39,9 uur. Totale prognose is dat ongeveer 1.350 kraamverzorgenden nodig zijn per jaar. Jaarlijks stroomt hiervan al een groot deel in dankzij de kraamverzorgenden die door de kraamzorgwerkgevers opgeleid worden, in 2020 zijn dit er 776. Door
6 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/35/kleinere-groei-aantal-werknemers-zorg-en-welzijn-in-eerste-kwartaal-2020
daarnaast de realisatie van minder uitstroom, dus het vasthouden van de kraamverzorgenden én het aanbieden van grotere contracten hoeven geen 1.350 kraamverzorgenden opgeleid te worden.
Het aantal geboorten stijgt op landelijk niveau. Regionale prognose CBS verwacht voor de periode 2020-2024 een totaal aan 908.500 geboortes. Dit is jaarlijks gemiddeld 181.700 geboortes. Hierbij moet ook gelet worden op de verschillen in de regio's. Zo daalt in regio Zuidoost Drenthe het aantal geboorten en is de grootste groei te zien in regio Oost-Zuid Holland.
Om de landelijke stijging van het aantal geboorten op te vangen en de uitstroom omdat medewerkers de pensioengerechtigde leeftijd bereiken op te vangen, zijn er respectievelijk 231 en 265 kraamverzorgenden (138,6 fte en 159 fte) nodig voor de komende vier jaar. In andere woorden zijn dit de aantallen die de extra instroombehoefte voor de komende jaren weergeven.
Conclusie
Het aantal FTE in de kraamzorg is stabiel. Dit komt omdat kraamverzorgenden tussen 2018 en 2020 bijna een half uur per week meer zijn gaan werken. In aantal zijn er iets minder kraamverzorgenden in de sector werkzaam.
De gemiddelde leeftijd van alle kraamverzorgenden is toegenomen met 0,4 jaar naar 44,8 jaar. De grootste groep kraamverzorgenden is de groep in de leeftijd van 50-55 jaar (1139 kraamverzorgenden). Daarnaast trekt de groep <20-25 aan met nu 595 kraamverzorgenden (196 meer dan in 2018) dat is een stijging van maar liefst 49% in die groep. Eén van de uitdagingen is om de groep jongeren te blijven trekken én ze vast te houden.
In 2019 en 2020 hebben 1940 kraamverzorgenden zich bij het KCKZ uitgeschreven. Het aantal nieuwe inschrijvingen in die periode betreft 1.580. Het prognosemodel laat zien dat er ongeveer 1350 kraamverzorgenden per jaar nodig zijn in de sector. Daarvan wordt al een groot deel opgeleid in de sector, ongeveer 800 kraamverzorgenden per jaar.
Per jaar moeten dus 1350 Kraamverzorgenden de sector instromen om een stabiele arbeidsmarkt te creëren. Hierbij is rekening gehouden dat +/- 66 kraamverzorgenden per jaar uitstromen i.v.m. pensioen en 58 kraamverzorgenden nodig zijn om de groei in de verwachtte geboortes op te vangen.
Per jaar worden +/- 800 kraamverzorgenden opgeleid. Dat betekent dat de uitdaging zit in 1350-800= 550 kraamzorgprofessionals. Deze uitdaging vraagt om een multidisciplinaire aanpak die bestaat uit:
- opleiden van kraamverzorgenden
- vasthouden van personeel
- creëren van grotere contracten.
De uitdagingen voor de kraamzorgsector zijn om minimaal op hetzelfde niveau als in 2020 op te blijven leiden, waarbij een stap extra nóg beter is en meer zekerheid biedt. Daarnaast is veel winst te behalen in het vasthouden van de kraamzorgprofessionals voor de sector kraamzorg, dus zorgen voor minder uitstroom. Ook is er veel potentie in het verhogen van de arbeidscontracten van de kraamverzorgenden met enkele uren.
Tips en tops
In het geval dat alle kraamverzorgende 24 uur werken, is dat 5.994 FTE. Dat zou 626 FTE meer t.o.v. 2020 zijn.
7 In Zorg & Welzijn geeft 23% van de zorgmedewerkers die deeltijd werkt aan een groter contract te willen (gemiddeld 6 uur meer)
8 Vertrekkers gaan meestal meer verdienen, maar dat is voor minder dan 20% een belangrijk motief.
9 Een goede werkgever houdt zijn personeel vast door oprechte aandacht, verbinding, ontwikkelingskansen en goed leiderschap.
.
Op de website van actieleernetwerk krijgen thema's zoals 'arbeidsinnovatie', 'beperken uitstroom', 'gezond werken', en 'meer uren werken' veel aandacht. Hier treft u onder andere voorbeelden van 'meer uren werken'. Zie https://www.actieleernetwerk.nl/over-actie-leer-netwerk/themas/.
NB. Regionaal zijn de prognoses verschillend. Het is aan de Kraamzorgsamenwerkingsverbanden (KSV) om met de cijfers uit prognosemodel op regionaal niveau aan de slag te gaan. Met behulp van de tool kan Bo de te verwachten uitstroom per KSV in beeld brengen. Daarnaast geeft de tool inzicht in de effecten van de ontwikkeling van het geboortecijfer in de regio op de behoefte aan kraamverzorgenden. Tezamen geven ze een beeld van de totale behoefte aan nieuwe kraamverzorgenden. En daarmee aan de uitdaging waar de sector voor staat. Aan de hand van de cijfers uit deze tool blijkt dat er regionale verschillen zitten in de prognoses per regio en aantal geboorten per regio. Bo vindt het belangrijk om in de verschillende regio's aan de slag te gaan en binnen de regio samen te komen tot een concrete en pragmatische aanpak van de huidige en te verwachten personele behoefte. Kraamzorgorganisaties kunnen met het kraamzorgsamenwerkingsverband (KSV) aan de slag met regionale arbeidsmarktplanning gebaseerd op het ontwikkelde prognosemodel.
7 Het Potentieel Pakken (HPP), Rapport 'De kansen rondom grotere deeltijdbanen in de zorg' 02/20. https://www.hetpotentieelpakken.nl/kansen-in-de-zorg-februari-2020/
8 https://www.pfzw.nl/content/dam/pfzw/web/sociale-partners/00-09-2018-waarom-vertrekken-medewerkers-uit-de-zorg.pdf
9 ALN. Inspiratiemagazine thema Beperken uitstroom. https://www.actieleernetwerk.nl/over-actie-leer-netwerk/themas/beperken-uitstroom/
| 0.868296
| 110
|
<urn:uuid:3548379e-557c-4c55-88bd-a3d5fdf336c3>
|
Bewust ademen: observeren
Bewust ademen is een ingang om onze balans te hervinden en behouden. Wanneer je het even niet meer weet, overspoeld wordt door emoties of gedachten, ga dan terug naar de basis, je ademhaling.
Observeren en adembewustzijn vergroten.
Uitgangshouding: kleermakerszit of op een stoel. Ontspannen en gemakkelijk
Observeer de aard van je adem en stel jezelf de volgende vragen. Deze zijn neutraal en je hoeft er geen oordeel over te hebben.
- door de neus of door de mond?, vloeiend of met pauzes
- snel, oppervlakkig of langzaam en diep
- te zien en te voelen of bijna niet?
- hoorbaar of stil
- regelmatig of onregelmatig
Buik – flank - borstadem
Ervaar het verschil tussen de buik, flank en borstadem en welke spiergroepen er worden gebruikt.
Buikadem
Berust vooral op de werking van het middenrif, de platte parachutevormige spier die zich aan de borstplaat bevindt (onderkant van de ribben) en de borst van de buikholte scheidt.
- Sssss-klank maken op de uitademing
Adem in – en plaats het puntje van je tong tegen de onderkant van je tanden, kiezen zacht op elkaar. Adem uit – en maak een sssss-klank die zolang duurt als de uitademing. Voel hoe de buikspieren meer in werking treden. Houd je voorhoofd ontspannen.
Tip: gebruik eventueel je hand op je buik als steunpunt. Tijdens de inademing je hand zoveel mogelijk naar buiten duwen. De borstkas is bij deze oefening gefixeerd zodat het accent van de adem op het middenrif komt te liggen (buikadem en middenrifspier).
- Inademend – strek armen maximaal boven het hoofd, handen in elkaar gevouwen met palmen naar beneden. Uitademen – in rustig tempo, niet forceren en voelen waar de adem heengaat (buik). *Borstkas is in opgeheven stand waardoor niet volledig uitgeademd kan worden.
- Einde oefening – op uitademing eerst de schouders en dan armen (middenrif) rustig en bewust naar beneden brengen. Daarna de rest.
Nu is er nog een deel van de adem in de longen aanwezig omdat bij het begin van de oefening volledig ingeademd werd en tijdens de oefening alleen de buikademhaling werd toegepast. Hierdoor werk dus alleen het onderste deel van de longen.
Bewust ademen: observeren
- Duw nu na een uitademing de bovenarmen stevig tegen de flanken (zijkant ribbenkast) aan en kruis de bovenarmen over de borst. Adem in deze stand nu rustig en richt je aandacht op de buikadem.
Tip: span de onderbuikspieren bij deze oefeningen iets aan. Dit helpt bij het ervaren van de buikadem en je traint ook nog eens je buikspieren. Deze oefeningen kunnen zowel zittend (rechte rug) als liggend worden gedaan.
Flankadem
- Plaats handen stevig in de zij (ter hoogte van onderste ribben). Duim richting rug en vingers richting buik/voorkant.
- Probeer nu – na een diepe uitademing, waarbij alle buikspieren goed aangespannen worden – om inademend de handen zijwaarts weg te duwen.
- Laat de handen dan uitademend weer teruggaan en doe dit met kore ademstootjes, anders gaat de borst teveel meedoen.
Tip: Dit kan ook liggend worden gedaan zowel zijwaarts als op je rug. !De buikspieren moeten aangespannen blijven tijdens deze flankadem-oefeningen.
1. zijwaarts liggend met de knieën opgetrokken en de hand ter controle op de naar bovenkeerde flank.
2. lig plat op je rug met je knieën opgetrokken, de voeten parallel aan elkaar en plat op de grond en de handen in je zij. Door deze houding kun je de buikspieren ook beter aanspannen en de werking van de flankadem sterker ervaren.
Borstadem
Om de borstadem te ervaren dien je te voorkomen dat de buik en flanken meedoen.
- Duw na een diepe uitademing – buikspieren goed aangespannen - de bovenarmen tegen de zijkant van de borstkas en leg de onderarmen over het bovenbuikgebied (vlak onder de ribbenboog). Adem nu door en voel waar je adem komt te zitten.
De longtoppen worden nu niet volledig gevuld om dat de schouders hiervoor iets naar achter moeten zitten. (merk het verschil met buik/flank).
- Rust: ga nu liggen of zitten en laat je lichaam weer zijn normale ritme aannemen. Observeer je adem en hoe dit gaat.
Door ademoefeningen afzonderlijk te doen en ook (yoga)houdingen toe te passen, komen de ademspieren weer tot hun volle werking. De longen kunnen zich dan weer helemaal ontplooien wat weer ten goede komt van het lichaam. De natuur zal zelf het ademtype en ritme bepalen want dat is verschillende per persoon. Dat is afhankelijk van lichaamsbouw, je werk en leefstijl enz.
* Deze oefeningen zijn samengesteld uit verschillende bronnen. Aan deze oefeningen kunnen geen gezondheidsclaims worden ontleend. Consulteer in geval van twijfel eerst een arts.
| 0.907708
| 378
|
<urn:uuid:02e8bafe-9df2-49aa-bf19-6d42d37cc38c>
|
Laura Waem
Professionele functie:
- Adjunct apotheker bij apotheek S&H Pharma
Start- en einddatum van het mandaat: sinds 30 maart 2023
Specialisatie binnen ICES: topsport
Korte (relevante) biografie:
Laura Waem, voormalig Olympisch turnster, nam in 2016 deel aan de Olympische Spelen in Rio de Janeiro. Na haar 11 jaar lange carrière in de topsportstructuur, besliste ze om in december 2017 een punt te zetten achter haar sportieve carrière. Laura studeerde in 2022 af als apotheker in de Master of Science in Geneesmiddelenontwikkeling aan de Universiteit van Gent. Sinds augustus 2022 is ze werkzaam als apotheker en zet ze zich als Vice voorzitter in voor de Atletencommissie van het BOIC.
Zie ook: linkedin.com/in/laurawaem
| 0.962198
| 116
|
<urn:uuid:d16e6d1c-871e-4522-8c74-c69034e1227e>
|
Alarmnummers
Alarmnummer nationaal 112
Politie (geen spoed) 0900 8844
Huisartsenpraktijk De Glazen Linde
Lindengracht 35 -- Opmeer tel. 0226 - 351215
Huisartsenpraktijk Hoogwoud - Opmeer
Raadhuisstraat 5 -- Hoogwoud tel. 0226 - 351114
Huisartsenpraktijk De Hooge Boom
Burg. Hoogenboomlaan 9 – Hoogwoud tel. 0226 - 358838
Centrale Huisartsenpost West-Friesland
Maelsonstraat 5 Hoorn
Tel. 0229 297800
Verzorgt weekenddiensten en nachtdiensten (na 17.00 uur).
| 0.945525
| 3,595
|
<urn:uuid:473923a7-ceba-4a56-a6e6-fa435e827d15>
|
Goedgekeurd kwaliteitsstatuut ggz – vrijgevestigden
Per 1 januari 2017 zijn alle aanbieders van 'geneeskundige ggz', dat wil zeggen generalistische basisggz en gespecialiseerde ggz binnen de Zorgverzekeringswet, verplicht een kwaliteitsstatuut openbaar te maken. Dit betreft een goedgekeurd kwaliteitsstatuut.
I. Algemene informatie
1. Gegevens ggz-aanbieder
Naam regiebehandelaar: Margo Versteijne
BIG-registraties: 19059086925
Overige kwalificaties: systeemtherapeut
Basisopleiding: orthopedagogiek
AGB-code persoonlijk: 94010284
Praktijk informatie 1
Naam praktijk: Psychologie praktijk Margo Versteijne
E-mailadres: [email protected]
KvK nummer: 51125080
Website: www.margoversteijne.nl
AGB-code praktijk: 94058420
2. Werkzaam in:
de generalistische basis-ggz
3. Aandachtsgebieden
Patiënten kunnen met de volgende problematiek in mijn praktijk terecht (zoals aandachtsgebieden, type klachten, behandelvorm):
Ook vindt er partnerrelatietherapie of gezinsbehandeling plaats als er autisme speelt in de relatie of het gezin.
In de praktijk kunnen cliënten terecht met (een vermoeden van) een vorm van autisme. Ook vindt er behandeling plaats van de comorbiditeit en kunnen ook systeemleden van mensen met autisme voor eigen problematiek terecht.
Daarnaast worden er kinderen met ontwikkelings- en/of gedragsproblemen behandeld.
4. Samenstelling van de praktijk
Aan mijn praktijk zijn de volgende zorg verlenende medewerkers verbonden (namen en BIGregistraties van regiebehandelaren):
Medewerker 1
Naam: Margo Versteijne
BIG-registratienummer: 19059086925
5. Professioneel netwerk
5a. Ik maak gebruik van een professioneel netwerk waaronder:
Huisartsenpraktijk(en)
Collegapsychologen en -psychotherapeuten
5b. Ik werk in mijn professioneel netwerk het meest, frequent, samen met (naam/namen en indien van toepassing BIG-registratie(s)):
Drs. M.L.A. Keulen, psychotherapeut, 99049664416 en klinisch psycholoog, 79049664425
M. Wisman MSc, GZ psycholoog, 39923100725
Drs. A. Hoes-Mercx, psychotherapeut, 09044021816 en GZ psycholoog, 99044021825
huisartsenpraktijk de Nes
5c. Ik maak in de volgende situaties gebruik van dat professionele netwerk, tenzij de patiënt daarvoor geen toestemming geeft:
op- en afschaling, medicatie,
intervisie, consultatie en samenwerking op het gebied van diagnostiek en behandeling
5d. Patiënten kunnen gedurende avond/nacht/weekend/crises terecht bij (mijzelf, huisartsenpraktijk/post, spoedeisende eerste hulp, ggz-crisisdienst):
Bij crises kunnen mensen altijd telefonisch contact opnemen; indien de praktijk niet bereikbaar is, kunnen mensen terecht bij de huisartsenpost en de crisisdienst.
Voor kinderen en jeugdigen is tijdens kantooruren ook de bureaudienst van Triversum bereikbaar.
5e. Heeft u specifieke afspraken met een ggz-crisisdienst, HAP of SEH?
Nee, omdat: er geen crisesgevoelige cliënten in behandeling genomen worden en het daardoor met de algemene afspraken afdoende geregeld is. Indien een cliënt die al in behandeling is crisesgevoelig wordt, dan worden individuele afspraken gemaakt.
6. Contracten met zorgverzekeraars en de vergoeding van verzekerde zorg
Heeft u een contract met de zorgverzekeraar?
Ja
Geeft u aan waar uw lijst met gecontracteerde verzekeraars vindbaar is
Link(s) naar lijst met zorgverzekeraars: http://www.margoversteijne.nl/?page_id=42
7. Behandeltarieven:
Ik heb de tarieven die ik hanteer gepubliceerd op mijn website of in mijn praktijk.
Ik heb het tarief voor zelfbetalers gepubliceerd op mijn website of in mijn praktijk.
Ik heb het tarief overig (zorg)product voor niet-verzekerde zorg het OZP-tarief gepubliceerd op mijn website of in mijn praktijk.
Ik hanteer voorwaarden en een tarief voor no-show: gepubliceerd op mijn website of in mijn praktijk.
De behandeltarieven, OZP-tarief en eventueel no-show voorwaarden en no-show tarief zijn hier te vinden:
Link naar website met de behandeltarieven, OZP-tarief, en eventueel no-show voorwaarden en noshow tarief: http://www.margoversteijne.nl/?page_id=42
8. Kwaliteitswaarborg
Ik voldoe aan de volgende kwaliteitseisen, voortvloeiend uit mijn beroepsregistratie, specialisme of branche/beroepsvereniging(aanvinken wat van toepassing is:
Visitatie
Intervisie
Bij- en nascholing
Link naar website: http://www.margoversteijne.nl/?page_id=46
De beroepscode van mijn beroepsvereniging
9. Klachten- en geschillenregeling
9a. Mijn patiënten kunnen met klachten over mij of mijn behandeling terecht bij mij of bij (naam en contactgegevens klachtenfunctionaris):
De praktijk heeft zich verbonden aan de klachtenregeling van de LVVP:
LVVP-klachtenfunctionaris van Klacht&Company, bereikbaar per mail via [email protected], per telefoon (088) 2341606 of per aangetekende post via postbus 3106, 2601 DC Delft
Betreft de klacht de behandeling van een kind/jongere dan kunt u zich richten tot een vertrouwenspersoon van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), bereikbaar per mail via [email protected] of per telefoon (088) 5551000
Link naar website:
https://www.lvvp.info/voor-clienten/hoe-te-handelen-bijklachten-over-de-behandelaar/
9b. Mijn patiënten kunnen met geschillen over mij of mijn behandeling terecht bij
Naam geschilleninstantie vermelden waarbij u bent aangesloten:
De Geschillencommissie Zorg in Den Haag
Link naar website:
https://www.degeschillencommissiezorg.nl/clienten/zorgcommissies/vrijgevestigde-ggz-praktijken/
10. Regeling bij vakantie en calamiteiten
10a. Patiënten kunnen tijdens mijn afwezigheid gedurende vakantie en ziekte terecht bij
Naam vervangend behandelaar:
W. Keulen
A. Hoes-Mercx,
10b. Ik heb overdracht geregeld en vastgelegd in geval mijn praktijk plotseling sluit wegens overlijden of andere calamiteiten:
Ja
II. Het behandelproces - het traject dat de patiënt in mijn praktijk doorloopt
11. Wachttijd voor intake en behandeling
Patiënten vinden informatie over wachttijden voor intake en behandeling via deze link of document (en kunnen deze telefonisch opvragen). De informatie is gerangschikt naar generalistische basis-ggz en/of gespecialiseerde ggz, en -in geval van een contract- per zorgverzekeraar, en -indien van toepassing- per diagnose.
Link naar wachttijden voor intake en behandeling: www.margoversteijne.nl/
12. Aanmelding en intake
12a. De aanmeldprocedure is in mijn praktijk als volgt geregeld (zoals: wie ontvangt de telefonische aanmelding, wie doet de intake, hoe verloopt de communicatie met de patiënt):
De cliënt meldt zich per telefoon of mail aan, of de cliënt wordt aangemeld via de verwijzer.
Zij neemt contact op met de cliënt (brief, mail, telefoon, afhankelijk van de ontvangen gegevens), bespreekt de wachttijd (indien van toepassing), vraagt om gegevens zodat een dossier aangemaakt kan worden en nodigt uit voor de intake.
Alle aanmeldingen komen binnen bij Margo Versteijne.
Na een telefonische afspraak wordt een bevestigingsmail gestuurd.
12b. Ik verwijs de patiënt terug naar de verwijzer –indien mogelijk met een passend advies- indien mijn praktijk geen passend aanbod heeft op de zorgvraag van de patiënt (zoals een ander werkterrein of een behandelaar met een andere specifieke deskundigheid):
Ja
13. Diagnostiek
13a. De diagnose voor de behandeling wordt in mijn praktijk gesteld door
Naam: Margo Versteijne
Generalistische basis ggz:
Kwalificatie Omschrijving
9401
gz-psycholoog, 1e lijn
Gespecialiseerde ggz:
Geen
13b. Zijn er andere betrokkenen bij het diagnostisch proces, zo ja in welke rol?:
Nee
14. Behandeling
14a. Het behandelplan wordt in mijn praktijk in samenspraak met de patiënt opgesteld door
Naam: Margo Versteijne
Generalistische basis ggz:
Kwalificatie Omschrijving
9401
gz-psycholoog, 1e lijn
Gespecialiseerde ggz:
Geen
14b. Het aanspreekpunt voor de patiënt tijdens de behandeling is
Naam: Margo Versteijne
Generalistische basis ggz:
Kwalificatie Omschrijving
9401
gz-psycholoog, 1e lijn
Gespecialiseerde ggz:
Geen
14c. De patiënt/cliënt is geïnformeerd over degene die het aanspreekpunt is tijdens de behandeling (naam en functie van de betreffende persoon zijn bekend bij de patiënt/cliënt):
Ja
14d. Bij langer durende behandeling (> 12 weken) stuur ik een afschrift van het behandelplan als brief naar de huisarts (of andere verwijzer), tenzij de patiënt daarvoor geen toestemming geeft: Ja
14e. Ik draag zorg voor goede communicatie met de patiënt en –indien van toepassing en met toestemming van de patiënt- diens naasten, over het beloop van de behandeling. Ik doe dat als volgt:
Na diagnostiek krijgt de cliënt en bij toestemming van de cliënt ook de naaste een uitgebreid verslag van de diagnostiek met de diagnose. De huisarts ontvangt, als de cliënt daar toestemming voor geeft, een kort verslag met een kopie van het grote verslag.
Wanneer het traject of het jaar om is en de behandeling nog vervolg behoeft, wordt er mondeling met de cliënt en de betrokken systeemleden geëvalueerd en daarna gaat er een tussenevaluatie naar huisarts en/of wijkteam.
Bij start van de behandeling is er een behandelplan.
Aan het eind van de behandeling wordt er met de cliënt en betrokken systeemleden geëvalueerd en gaat er een eindverslag naar huisarts en/of wijkteam.
14f. De voortgang van de behandeling wordt in mijn praktijk als volgt gemonitord (zoals voortgangsbespreking behandelplan, evaluatie, vragenlijsten, ROM):
Er is sprake van (tussen en eind) evaluaties met de cliënt (zie vraag 14 e).
Zowel bij aanvang van de behandeling, als bij de tussenevaluatie en aan het eind van de behandeling wordt de cliënt gevraagd vragenlijsten voor de ROM in te vullen.
14g. Ik heb een kopie van de overeenkomst met de Stichting Vrijgevestigden ROMmen (SVR) voor aanlevering van ROM-gegevens aan de Stichting Benchmark ggz (SBG):
N.v.t.
14h. Ik evalueer periodiek en tijdig met de patiënt (en eventueel zijn naasten) de voortgang, doelmatigheid en effectiviteit van de behandeling. Als standaardperiode hanteer ik hiervoor: De duur van het traject of een jaar.
14i. Ik meet de tevredenheid van mijn patiënten op de volgende manier:
In een evaluatiegesprek en door middel van de ROM (momenten staan hierboven beschreven).
15. Afsluiting/nazorg
15a. Ik bespreek met de patiënt (en eventueel zijn naasten) de resultaten van de behandeling en de mogelijke vervolgstappen:
Ja
15b. De verwijzer wordt hiervan in kennis gesteld middels een afrondingsbrief, tenzij de patiënt hiertegen bezwaar maakt:
Ja
15c. Als een vervolgbehandeling nodig is, geef ik hierover gericht advies aan de verwijzer. Ik informeer de vervolgbehandelaar waar nodig over het verloop van de behandeling en de behaalde resultaten voorzien van het vervolgadvies, tenzij de patiënt hier bezwaar tegen maakt:
Ja
16. Omgang met patientgegevens
16a. Ik vraag om toestemming van de patient bij het delen van gegevens met niet bij de behandeling betrokken professionals: Ja
16b. In situaties waarin het beroepsgeheim mogelijk doorbroken wordt, gebruik ik de daartoe geldende richtlijnen van de beroepsgroep, waaronder de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (bij conflict van plichten, vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld), het stappenplan materiële controle en ik vraag het controleplan op bij de zorgverzekeraar (bij materiële controle):
Ja
16c. Ik gebruik de privacyverklaring als de patiënt zijn diagnose niet kenbaar wil maken aan zijn zorgverzekeraar/DIS:
Ja
III. Ondertekening
Naam: Margo Versteijne
Plaats: Schagen
Datum: 11-03-2019
Ik verklaar dat ik me houd aan de wettelijke kaders van mijn beroepsuitoefening, handel conform het model kwaliteitsstatuut en dat ik dit kwaliteitsstatuut naar waarheid heb ingevuld:
Ja
| 0.958259
| 271
|
<urn:uuid:4a5fd7b6-cb82-4b7f-94fb-7690f0d18b0b>
|
Huiswerkoefeningen op video
De 117 oude (vanaf 2006) en 24 nieuwe (vanaf 2021)
Uit 'Egmond DL, Schuitemaker R. Extremiteiten (+ wervelkolom), voor de fysiotherapeut, kinesitherapeut en manueeltherapeut’, 12
de druk, BSL Houten 2019 – Hoofdstuk 18
De geel gearceerde (27) oefeningen zijn op 8 december 2020 geactualiseerd
De groen gearceerde (24) oefeningen zijn nieuw en sinds 1 januari 2021 te zien:
* in de online versie van Extremiteiten (12 de druk)
* en vanaf 1 juni 2021 op huiswerkoefeningen.nl (MijnZorgApp)
* op de fysiopraktijkwebsite van Schuitemaker en van Schaik: www.fysio.net – 'huiswerkfilmpjes'
Oefening 1: 'ochtendritueel' (basisoefening)
Oefening 1a: 'ochtendritueel' (voor jongeren)
Oefening 1b: 'pretzel' – 30 secondenstretch - vervolg van het ochtendritueel voor jongeren Oefening 1c: 'wokkel' – bekkenbodemoefening
Oefening 2a: 'circumductiebeweging' in combinatie met squatoefening (kinetische keten)
Oefening 2b: 'deviatiebeweging' in combinatie met squatoefening (kinetische keten)
Oefening 3: 'deviatiebeweging in combinatie met schuttershouding (kinetische keten)
Oefening 4: 'circumductiebeweging' in combinatie met schuttershouding (kinetische keten)
Oefening 5: 'bodyscan' - ontspannings- en concentratieoefening
Oefening 6: 'reset'-oefening (concentratie- en balansoefening) in stand
Oefening 6a. afroloefening nek en romp in stand via de muur
Oefening 7: 'stretch-en-slide'-oefening neuraal en duraal weefsel (onbelast) – neurodynamica (n. ischiadicus)
----------
Oefening 8a-1.'banaan' – dynamische stretchoefening lange bindweefselsystemen lateraal bij de muur Oefening 8a-2. 'banaan' - excentrische rek (fase 3 circumductie conform Oefening 31)
Oefening 8b: dynamische stretchoefening - lange bindweefselsystemen dorsaal met en zonder XCO-trainer
Oefening 8c: 'lunge' - dynamische stretchoefening - lange bindweefselsystemen ventraal met en zonder XCO
Oefening 8d: anteflexieoefening aan de muur met een opgevouwen handdoek (of skippybal)
Oefening 9: buikspieroefening met nadruk op de rechte buikspieren (m. rectus abdominis)
Oefening 10: buikspieroefening met nadruk op de schuine buikspieren (m. obliquus abdominis)
Oefening 11: dynamische buikspieroefening met nadruk op de schuine buikspieren (m. obliquus abdominis)
Oefening 11a: serie dynamische buikspieroefeningen van licht (duur) naar zwaar (kracht)
Oefening 12: excentrische stretchoefening met katrol en dubbel vergrendelde schoudergordel ('koeien melken')
Oefening 12a: 'preacher stretch' – extensie wervelkolom met dubbele vergrendeling schoudergordel
Oefening 12b: 'deuropening oefening' – excentrisch strekken borstspieren met extensie van de wervelkolom vanuit CPP schouder en gesloten kinetische keten
Oefening 13: 'tractie-steunoefening' - extensieoefening met lichte distractie - nadruk op de lumbale wervelkolom
Oefening 14: romprotatie met XCO-trainer - dynamische stretchoefening
Oefening 14a: rotatieoefening nek en romp in stand
Oefening 14b: 'helicopter'- rotatieoefening voor de romp in zit
Oefening 15: 'dynamische squatoefening' (met bouncing) met nadruk op de lumbale wervelkolom
Oefening 16: functionele oefeningen voor de wervelkolom, het bekken en de heupen in kruiphouding
Oefening 16a: 'superman' + proprioceptief oefenen romp en extremiteiten in kruiphouding
Oefening 16b: 'catpaws'
Oefening 16c: 'kwispeloefening'
Oefening 16d: kruiphouding met horizontale abductie swing
Oefening 16e: ligsteun op knieën met horizontale abductie swing
Oefening 16f: ligsteun met horizontale abductie swing
Oefening 17: de 'stofzuigeroefening' - voor de wervelkolom en schoudergordel in kruiphouding
Oefening 17a - 'stofzuigeroefening' met 2 accenten (in kruiphouding)
Oefening 17b: 'laterale stretchóefening' vanuit de 'Mekkahouding'
Oefening 18: 'zeehond' - extensieoefening voor de lumbale wervelkolom in buikligging (te combineren met de 'stofzuigeroefening'
Oefening 18a: 'front body line drill' – in buikligging
Oefening 18b: 'reversed snowangel' - omgekeerde sneeuwengel – in buikligging
Oefening 19: 'molenwiek' - dynamische stretchoefening voor romp, heupen en schoudergordel
Oefening 20: scapulothoracaal bewegen in stand (gesloten keten)
Oefening 21: scapulothoracaal bewegen in kruiphouding (coördinatie-'stofzuigeroefening')
------------
Oefening 22: katrol - instructiefilmpje - vervaardiging en bevestiging katrolsysteempje
Oefening 23: katroloefening – 'gecentreerde' anteflexie-elevatie in zit (excentrisch en co-contractie)
Oefening 23a: katroloefening - horizontale abductie
Oefening 23b: katroloefening - anteflexie met scaptie
Oefening 23c: 'roeioefening met katrol'
Oefening 23d: 'pendeloefening' met katrol (bij hoge reactiviteit)
Oefening 24: 'circumductiebeweging' met katrol in zit (coördinatie)
Oefening 25: 'deviatiebeweging' met katrol in zit (coördinatie)
Oefening 26: 'stenvers-oefening' - katroloefening - strekken bovenste lichaamshelft - met nadruk op de CTO
Oefening 26a: 'stenvers'oefening - unilaterale strekoefening schoudergordel zonder katrol
Oefening 27: strekken van de lange bindweefselplaten met katrol - nadruk op verloop n. radialis
Oefening 28: strekken van de lange bindweefselplaten met katrol - nadruk op verloop n. medianus
Oefening 29: strekken van de lange bindweefselplaten met katrol in schredestand (veel controle)- nadruk op verloop n. ulnaris
Oefening 29a: strekken van de lange bindweefselplaten met katrol en voeten naast elkaar (minder controle) – N. Ulnaris
-----------
Oefening 30: 'circumductiebeweging'
Oefening 30a: 'circumductiebeweging' update
Oefening 30b: 'circumductiebeweging' met 1 kg halters
Oefening 30c: 'circumductiebeweging' met halters in rugligging
Oefening 30d: 'circumductiebeweging' zijaanzicht
Oefening 31: 'circumductiebeweging' - 'inslijpen' van fase 1 t/m 5
Oefening 32: 'deviatiebeweging'
Oefening 32a: 'deviatiebeweging' (update)
Oefening 32b: 'deviatiebeweging' met 1 kg halters
Oefening 33: 'deviatiebeweging' - 'inslijpen' van fase I t/m V
Oefening 34: 'endo- en exorotatieoefening' - extensie romp en retractie van de schoudergordel in stand
Oefening 34a: 'endo- en exorotatieoefening' (update)
Oefening 34b: 'endo-en exorotatieoefening' met 1 kg halters
Oefening 34c: 'hand to wall' oefening
Oefening 35: 'circumductie- en deviatiebeweging met XCO-running' - 'inslijpen' van 4 fases
------------
Oefening 36: 'kwalitatieve looptraining' (trippling) op de plaats
Oefening 36a: 'voorwaartse moonwalk'- hakken tenenloop
Oefening 36b: 'struisvogel'
Oefening 37: 'hoepeloefening' - dynamische stretchoefening voor romp en heupen
Oefening 38: 'schaatsoefening' - balansoefening met steun van 25% belast tot 100% belast
Oefening 39: 'schaatsoefening' – stabiliserende balansoefening
Oefening 39a: 'superman oefening' – balans en kinetische ketenoefening in stand
Oefening 39b – 'voeten wassen' - balansoefening op 1 been (voeten wassen onder de douche)
Oefening 40: 'squatoefening' – 'bouncing' met dynamische extensie wervelkolom
Oefening 40a: 'squatroutine' met excentrische adductorenrek van de bovenbenen en romprotatie
Oefening 41: 'lunge' - dynamische stretchoefening ventrale heupbuigers (iliopsoas) – schuttershoudingmet steun
Oefening 41a: 'lunge-oefening' – met 1 voet op de bank - uitleg Drehmannteken heupartrose
Oefening 41b: '30 seconden stretch' voor de dorsale bindweefselplaten
Oefening 41c - 'voetenveegoefening' – dynamisch strekken ventrale bindweefselplaten heup en knie
Oefening 41d - excentrisch strekken patellapees en rectus femoris in buikligging met elastiek
Oefening 42: 'trippling met steun’ – in stand en ligsteun + 'toloefening' voor de enkel
Oefening 42a: excentrische kuitspieroefening op de traptrede bij lage reactiviteit
Oefening 42b: excentrische kuitspieroefening op de traptrede bij hoge reactiviteit
Oefening 42 c: Rekoefening voor lange en korte kuitspieren in stand met steun
Oefening 43: 'stoeprandoefening' (dynamische stretchoefening dorsale bindweefselplaten)
-----------
Oefening 44: 'slinger- en zwaaioefening' voor de armen en schoudergordel (met 'bouncing')
Oefening 44a: 'pendeloefening' schouder in stand (bij hoge reactiviteit)
Oefening 44b: 'buig-strek-pro-supinatieoefening' met 1 kg halters in stand
Oefening 45: 'heupwiegoefening'
Oefening 46: 'heupuitdraaioefening'
Oefening 47: 'ligsteunoefening in stand'- lichte vorm van push ups (scapulothoracale coördinatie)
-----------
Oefening 48: excentrische abductorenoefening (m. supraspinatus) zonder halters in stand
```
Oefening 48a: excentrische abductorenoefening (m. supraspinatus) in zijligging Oefening 48b: excentrische abductorenoefening (m. supraspinatus) in rugligging Oefening 48c: excentrische abductorenoefening (m. supraspinatus) vanuit 45°zithouding Oefening 48d: anteflexieoefening (gecentreerd) zonder en met 1 kg halters in rugligging Oefening 48e: horizontale abductieoefening (gecentreerd) zonder en met halters in rugligging Oefening 49: excentrische abductorenoefening (m. supraspinatus) met 1 kg halters in stand -----------Oefening 50: excentrische endorotatorenoefening (m. subscapularis) met oefenelastiek Oefening 51: excentrische exorotatorenoefening (m. supraspinatus, infraspinatus, teres minor) met oefenelastiek Oefening 51a: endo- en exorotatieoefening met oefenelastiek en geabduceerde gestrekte arm Oefening 52: 'bear hug' - fase 1 en 2 circumductie inslijpen met oefenelastiek bij wandrek Oefening 52a: anteflexieoefening met oefenelastiek onder abductorenspanning (reductietest) Oefening 52b: 'schepoefening' – met oefenelastiek onder abductiespanning Oefening 52c: 'anteflexieoefening' met oefenelastiek vanuit supinatie onderarmen Oefening 52d: 'anteflexieoefening' met oefenelastiek onder abductiespanning vanuit pronatie onderarmen Oefening 52e: 'anteflexieoefening' met oefenelastiek onder abductiespanning met uitstappen en oefenelastiek om de middel (kinetische keten) Oefening 53: 'werpbeweging' - CPP oefening met oefenelastiek enkelhandig (excentrisch) Oefening 54: 'werpbeweging' - CPP oefening met oefenelastiek dubbelhandig - excentrisch Oefening 55: 'roeioefening met oefenelastiek' ----------Oefening 56: n. medianus - strekken van de lange bindweefselplaten - neurodynamica Oefening 56a: n. medianus – uitleg concept van de bindweefselplaten Oefening 56b – 'buig-strekoefening' elleboog, pro- en supinatie onderarmen, flexie-extensie pols en vingers Oefening 56c - 'pitcherstretch' tegen de muur - excentrisch strekken + neurodynamica (n. medianus) Oefening 57: n. radialis - strekken van de lange bindweefselplaten - neurodynamica Oefening 57a: n. radialis – uitleg concept van de bindweefselplaten Oefening 57b: 'tennisarmoefening'- excentrisch rekken va het aan de N. Radialis gerelateerde diepe en oppervlakkige bindweefsel Oefening 58: n. ulnaris - strekken van de lange bindweefselplaten - neurodynamica Oefening 58a: n. ulnaris - uitleg concept van de bindweefselplaten Oefening 59: 'sleepers-stretch' - zijligging -----------Oefening 60: elleboogkrukkentraining - pas op de plaats 3 puntsgang Oefening 61: elleboogkrukkentraining - 3 puntsgang Oefening 62: elleboogkrukkentraining - kruisgang Oefening 63: elleboogkrukkentraining - trap op Oefening 64: elleboogkrukkentraining - trap af Oefening 64a: elleboogkrukkentraining – keren, 3punts-, kruis-, zijwaartse gang bij de 'bungelbank' (BIBOprotocol) -----------Oefening 65: 'dynamische squat' - core stability oefening Oefening 66: - 'isometrische quadricepsoefening' (hier: op een 'bungelbank') Oefening 67: 'bungelen' - rustmoment tijdens graded activity programma Oefening 68: 'side bridge' - romp- en schouderstabiliteit Oefening 69: 'squats in combinatie met fase 1 en 2 circumductie' – kinetische keten Oefening 70: 'hamstring curl' - excentrische oefening voor de hamstrings in knieënstand
```
| 0.913706
| 272
|
<urn:uuid:7e12eb9a-4126-420e-909e-d2143b4d30ab>
|
Het regiobestuur Noord-Holland van de Nederlandse Vereniging voor Autisme organiseert i.s.m. Psychologie Praktijk Margo Versteijne een themadag over
'Partners van mensen met autisme' Thema: Kijk naar/op jezelf
vrijdag 26 juni 2015
Je bent partner van iemand met (vermoedelijk) autisme: Welke rol speelt het autisme in je gezin? Wat zegt het over jezelf als je kiest voor een partner met autisme? Kan het iets te maken hebben met het gezin waarin je zelf bent opgegroeid of staat dat er los van? Hoe ga je nu verder, hoe kan je jezelf sterker maken en hoe beïnvloedt de buitenwereld jou?
Allemaal vragen waar Margo Versteijne, GZ-psycholoog/gezins- en relatietherapeut (www.margoversteijne.nl), een antwoord op probeert te geven, samen met jou. Een dag met veel informatie en praktische tips, maar we vragen je zelf ook mee te denken en te praten.
Er is ruim gelegenheid om vragen te stellen - vooraf in te sturen of op de dag zelf (anoniem) te stellen/in te leveren in de pauzes - en om lotgenoten te ontmoeten.
Plaats: Hotel De Rijper Eilanden, Zuiddijk 2a, De Rijp (met OV bus 301 vanuit
Purmerend, met bus 123 vanuit Alkmaar)
Tijd: 10.00-15.00 uur (inloop/registratie 9.30-10.00 uur)
'Gooi- en smijthoek' om 9.30 uur open
Entree: 25 euro p.p. (inclusief lunch/koffie/thee), ook voor standhouders
Contant, liefst gepast, te voldoen bij binnenkomst
Voor wie?: partners van mensen met autisme, hulpverleners, medewerkers WMO-
loketten, sociale wijkteams en iedereen die in dit onderwerp geïnteresseerd
is
Aanmelden/informatie:
aanmelding verplicht, via [email protected]
of 0299-657590
In de pauzes kunt u de informatiemarkt in de hal van het hotel bezoeken. Deze markt staat in het teken van 'wellness'.
Er is ook een gratis zgn. 'gooi- en smijthoek', verzorgd door eVe Mozaïk (www.evemozaiek.nl). Hier kun je (liefst zelf meegebracht) serviesgoed, beschreven met je grootste ergernissen, heerlijk stuksmijten: dat lucht heerlijk op! Deze smijthoek is geopend van 9.30-10.00 uur en tijdens de lunch van 12.00-13.30 uur.
Wilt u een tafel op de informatiemarkt reserveren (kosten 19 euro p.p. incl. koffie/thee/lunch), neemt u dan zo snel mogelijk contact op met de organisatie.
U kunt zich aanmelden voor onze digitale regionieuwsbrief via [email protected]: zo blijft u op de hoogte van onze activiteiten, maar ook van ander nieuws over autisme in de regio. Op Facebook zijn wij te vinden als NVA Noord-Holland.
| 0.821874
| 110
|
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.